Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
In onze Vlaamsche gewesten (onder pseudoniem W.G.E. Walter) (1877)

Informatie terzijde

Titelpagina van In onze Vlaamsche gewesten (onder pseudoniem W.G.E. Walter)
Afbeelding van In onze Vlaamsche gewesten (onder pseudoniem W.G.E. Walter)Toon afbeelding van titelpagina van In onze Vlaamsche gewesten (onder pseudoniem W.G.E. Walter)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.74 MB)

Scans (187.66 MB)

ebook (2.96 MB)

XML (0.21 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

schetsen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

In onze Vlaamsche gewesten (onder pseudoniem W.G.E. Walter)

(1877)–Virginie Loveling–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 30]
[p. 30]

VII.

De geestelijke hijgde soms naar zijnen adem, en drukte de hand op het hart, als wilde hij de al te felle kloppingen er van tegenhouden. Zijn bezoeker bemerkte het met zekere bekommernis, doch waagde het niet hem hierover te ondervragen. Thans hadden de beide mannen plaats genomen in het prieël aan het uiteinde van den tuin, waar eenige late clematitentrossen nog eenen zoeten geur in het ronde verspreidden.

‘Zie,’ zei de pastoor naar de vroolijke kindergroep wijzend, ‘zie, hoe het vermaak den mensch noodzakelijk is. Mijnheer,’ hervatte hij zich ineens tot zijnen bezoeker wendend, ‘denkt gij niet met mij, dat levensgenot en vreugde hoofdvereischten zijn, welke al te zeer in onze gestichten ontbreken?’

Mijnheer Sandrie was hoe langer hoe meer verbaasd: dit klonk ook zoo onverwacht uit den

[pagina 31]
[p. 31]

mond van eenen pastoor voor hem, die de katholijke geestelijken in het algemeen voor levensdompers en vreugdeverstoorders hield.

Hij knikte toestemmend en luisterde.

‘De zucht naar vermaak,’ vervolgde de andere, ‘is den mensch ingeboren; wie geen edel vermaak kent, zoekt er onedel: afwisseling is dus eene noodzakelijkheid, wil men moedeloosheid en verveling ontgaan. En ik vraag het u, wat afwisseling kennen de rampzaligen, die in een gesticht zitten? Zonder hoop kan de mensch niet leven, en welke hoop hebben zij? Gunt men hun wel ooit genoegen, en komt het daardoor niet, dat ze gewoonlijk in eene stompzinnige gevoelloosheid vervallen, welke aan vertwijfeling grenst? Neen, neen,’ ging hij met overtuiging voort ‘het brood des lichaams is niet voldoende, wij allen, arm of rijk, oud of jong, hebben evenzeer behoefte aan het brood der ziel, en daarom tracht ik, voor zooveel het mij mogelijk is, dit aan onze armen te verschaffen.’

Hoe vreemd keek Mijnheer Sandrie op!

‘Och,’ ging de pastoor voort’ hoe menige menschenvriend vindt men niet, die zijn fortuin

[pagina 32]
[p. 32]

of een deel er van tot de stoffelijke welvaart der behoeftigen aanwendt. Hij heeft recht op aller dankbaarheid; maar zeg mij, of iemand daar waar armhuizen en hospitalen reeds bestaan, niet wel deed in zijn testament aan te stippen, dat de gift, die hij doet, niet tot het gewoon onderhoud der ongelukkigen, maar tot hun genoegen moet worden aangewend? Geeft hij zonder die voorwaarde, dan zijn het veel meer de schatplichtigen der gemeente, welke hij ontlast, dan de armen, die hij bijstaat. Gij zult mij zeggen, daar waar het noodige nog ontbreekt, kan geene spraak van overvloed zijn, ja wel dat kan in zekere mate, en hoeveel meer genot verschaft niet soms eene eenvoudige beuzelarij dan eene eerste noodzakelijkheid? Ik zou willen’ zei hij, ‘dat ik rijk ware, om het inkomen van mijn vermogen het zij tot een feestmaal, een reisje, eene gelduitdeeling op gestelde tijden, of om het even wat, voor de armen van ons weezenhuis - dat tevens tot hospitaal en oudemannenhuis dient - te gebruiken. Dat zouden dagen zijn, waarnaar zij verlangend zouden uitzien; aan elk hunner, zou ik het genoegen van zijnen leeftijd verschaffen, en die hoop, die verwachting,

[pagina 33]
[p. 33]

die vreugde zou hun het ellendig bestaan draaglijk maken.’

Mijnheer Sandrie was over deze oprecht menschlievende woorden ontroerd en opgetogen. Hoe merkwaardig was het, dat aan dezen verlichten vrijdenker, welke sinds jaren naar het beste middel uitzag om zijn fortuin tot nut zijner medebroeders te doen dienen, door eenen nederigen, katholieken priester in eens de weg daartoe gewezen werd! Ja, dàt was het wat hij zocht, en deze oplossing alleen, van alles wat hij reeds uitgedacht had, bevredigde zijn hart.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken