Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
In onze Vlaamsche gewesten (onder pseudoniem W.G.E. Walter) (1877)

Informatie terzijde

Titelpagina van In onze Vlaamsche gewesten (onder pseudoniem W.G.E. Walter)
Afbeelding van In onze Vlaamsche gewesten (onder pseudoniem W.G.E. Walter)Toon afbeelding van titelpagina van In onze Vlaamsche gewesten (onder pseudoniem W.G.E. Walter)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.74 MB)

Scans (187.66 MB)

ebook (2.96 MB)

XML (0.21 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

schetsen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

In onze Vlaamsche gewesten (onder pseudoniem W.G.E. Walter)

(1877)–Virginie Loveling–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

XXXIV.

Mijnheer Victor had na zijne nederlaag voor het notariaat het dorp verlaten. Van de Maatschappij van Zang en Rhetorica bestonden geene andere sporen meer dan de hier en daar gescheurde schermen, welke op den hooizolder van het Gemeentehuis verborgen zaten, en de gespotte gordijn met den verbleekten lauwertak en de woorden Voor Kunst en Vaderland, waarin de ratten een gat gegeten hadden, en die de kleine Pol soms onbemerkt van zijne ouders uit

[pagina 144]
[p. 144]

de verdufte kas der achterkamer haalde om ze aan zijne makkers te laten zien.

Wat de bibliotheek betreft, eertijds in het schoollokaal gevestigd - want de Maatschappij bezat eenige boeken en tijdschriften, welke in eenen kartonnen omslag van het eene lid aan het andere rondgegeven werden - de pastoor had ze onderzocht, en menig boek er uit genomen en mede naar huis gedragen om het te verbranden, zei hij. De overige waren er gebleven: Meester Aloïs liet ze daar onaangeroerd staan, onwetend aan wie ze behoorden, nu de Maatschappij ontbonden was.

Op korte jaren was het dorp als omgekeerd. ‘Hooge diensten begonnen er in menigte te komen, en vele veranderingen en eertijds aldaar ongekende ceremoniën werden in de kerk ingevoerd. De douairière Pijpeling van Diependale had bij haar overlijden eenen met goud geborduurden kazuifel en een prachtig zilveren wierookvat aan de kerk geschonken.

De Gemeenteraad, door dên onvermoeibaren herder aangestuwd, vroeg aan den Staat eene toelage voor het vergrooten en verfraaien van

[pagina 145]
[p. 145]

het huis Gods, het leggen van eenen nieuwen vloer, en het plaatsen eener marmeren doopvont. Mijnheer de Pastoor wenschte er eene nieuwe communiebank bij te voegen, en had te dien einde bij al de ingezetenen eene omhaling ten huize gedaan, en Trientje had met Louiseken Verwee zich gereedelijk gelast insgelijks eene ronde daarvoor in al de omliggende dorpen te doen.

‘Wel, wel, wel!’ sprak de pastoor van Zompelgem met bewondering tot zijne meid, telkens hij van Crocke kwam, ‘wel, wel, wel!’ - hij was niet zeer vindingrijk in het afwisselen zijner uitdrukkingen - ‘Wat is dat daar veranderd, wat is dat daar veranderd! Gij zult zien,’ had hij er de laatste maal met eene opwelling van afgunst bijgevoegd, ‘dat Crocke Zompelgem nog achteruit steken zal.’

De congreganisten hadden ook bij middel van persoonlijke bijdragen eene schitterende kroon laten maken, welke bij Trientje berustende was, en dienen moest bij de begrafenis der afgestorvene jonge dochters.

De pastoor wreef zich de handen van voldoe-

[pagina 146]
[p. 146]

ning: hij was kloeker geworden, zijn aangezicht had in breedte gewonnen en droeg eene uitdrukking van opgeruimdheid en zelftevredenheid, en zijne kleur was hooger, dan toen hij te Crocke aankwam.

Thans met de Pinksterdagen was eene groote bedevaart van al de afdeelingen van Franciscus Xaverius uit al de dorpen en stedekens van het bisdom naar de grot van Lourdes te Oostakker bij Gent ingericht. Zij was op den Maandag gesteld. Crocke zou niet ten achteren blijven: de pastoor was er bij zijne overheden en collega's niet weinig fier op met zulk een talrijk bataillon mannen in den stoet te verschijnen. Ontzaglijk was de toeloop bedevaartgangers en nieuwsgierigen.

Het weder was schoon, en alles scheen goed afgeloopen te zijn, als de gebeden prevelende pelgrims, welke terugkeerend de stad doortrekken moesten, om zich weder naar hunne haardsteden te begeven, in de nabijheid der voormalige Dampoort onder de hen afwachtende menigte een vijandig onthaal vonden. Men beweert, dat hunne houding dreigend geworden was, en zij uitdagende blikken op het Gentsche volk wierpen; - wat er

[pagina 147]
[p. 147]

ook van zij, zij werden door de aangehitste Liberalen, welke in deze betooging een politiek doel meenden te ontdekken, aangerand en uitgescholden. Priesters werden beleedigd en mishandeld, en de vaandels der genootschappen aan stukken gescheurd; een man viel dood onder het volk: volgens de bewering der Katholieken door eenen stokslag op het hoofd getroffen, volgens het verslag der wetsgeneesheeren echter aan eenen zonnesteek bezweken. De woeling was onbeschrijflijk: er ontstond eene algemeene verwarring en vlucht.

Het genootschap der Xaverianen van Crocke telde onder de meest mishandelden; de pastoor was zijnen hoed kwijt en moest blootshoofds naar huis keeren. Den koster was een pand van zijnen jas afgerukt, en zijne brilglazen uitgeslagen. Hunne banier hing aan flarden, en de schaft was in twee gebroken; - met een woord, heel de schaar, die 's morgens zoo moedig en ijvervol opgetrokken was, keerde, met de schemering, ontdaan en onthavend huiswaarts, en menig Xaveriaan zwoer bij hoog en laag, dat hij nooit meer aan dergelijke bedevaart deel nemen zou.

[pagina 148]
[p. 148]

De huisgenooten der mishandelden weenden bij het verhaal of balden met wraakgevoel de vuist naar de afwezige aanranders. Degenen, die geen deel aan deze betooging genomen hadden, verlustigden zich bij het aanhooren van deze ongevallen, die zij eene welverdiende straf noemden, en haat en partijgeest kwamen meer en meer in gisting en verdeelden de harten van hen, welke tot dan toe in vrede en vriendschap hadden geleefd.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken