Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Madeleine (1897)

Informatie terzijde

Titelpagina van Madeleine
Afbeelding van MadeleineToon afbeelding van titelpagina van Madeleine

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.92 MB)

ebook (3.07 MB)

XML (0.29 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Madeleine

(1897)–Virginie Loveling–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 43]
[p. 43]

XII.

Des anderdaagsmorgens waren zij al vroeg op den dijk: Adelar, Suzanne en het kind. Hij kon niet begrijpen, zeide hij, hoe zij geene baden genomen hadden gedurende de week: het grootste genoegen, dat men aan de zee smaken kan, en zoo verfrisschend en gezond. Suzanne had er niet aan gedacht: nu Adelar daar was, wilde zij het gaarne doen. ‘Zult gij niet bang zijn voor het water?’ vroeg zij aan Madeleine.

‘Bang!’ lachte Adelar met gemaakte overtuiging, ‘wat denkt gij wel, dat zulk een groote meid nog bang zou wezen!’

Neen, Madeleine was niet bang, beweerde zij.

Zij staarden uit de hoogte op de talrijke, in de zee gevoerde witte karretjes, en de menigvuldige baders: de hoofden alleen dergenen, die zich het diepst in het water waagden, wiegelden zichtbaar op de golven; terwijl anderen, naderbij, met hun blooten hals en armen en hun rood- of blauw- en witgestreept costuum, voor elke aankomende baar opsprongen, dat het schuim hoog over hen opsloeg; sommigen alleen, anderen getweeën of talrijker elkaar bij de hand houdend. Afzichtelijke badvrouwen, met eene donkere wollen pij om de vormlooze massa harer leden, met bruingeroosterde aangezichten en blinkende roode beenen stonden of zaten in groepjes, dicht bij de

[pagina 44]
[p. 44]

kraam, waar de costumen werden uitgeleend, en spraken in een oorkwetsenden tongval met vleierijen de voorbijgangsters aan: ‘Een bad nemen, madametje? Het water is zoo goed vandaag, madametje, zal ik er u in leiden, madametje?’ Suzanne haastte zich weg uit haar bereik.

Wat scheen de zee haar heden schoon! Hoe gaarne zag zij de visschers aan met hun breedgeranden hoed, hun eerlijk oog, allen dezelfde kalme, trouwhartige uitdrukking op het aangezicht dragend; de verre garnaalvangers met hun schepnet in de hand en den korf op den rug tot aan de heupen in het water. Wat stelde zij thans belang in de vreemdelingen! Hoe vermakelijk was het om hen, die reeds een bad genomen hadden, uit hunne koets te zien komen, de heeren met den hoed in de hand om het hoofd te laten drogen, de dames met de haren op den rug. Sommigen met vlechten zoo lang en overvloedig, dat men zich te recht mocht afvragen, of op een menschenhoofd wel plaats kon zijn voor zulk een haarbosch. Anderen zonder eenige aanspraak of in den waan iets schoons ten toon te stellen met korte, dunne, aan de uiteinden nog verdunnende lokken, welke nauw tot over den nek hingen, en die den grooten witten handdoek, uit voorzorg op rug en schouders uitgespreid, voorzeker niet behoefden. Allen in morgenkleedij met slepende rokken, vooruitspringende hoeden, opvliegende linten, worstelend tegen den wind; woelende

[pagina 45]
[p. 45]

kinderen; witgeschorte dienstmeiden; gewemel, genot, - genot, waar men het oog mocht wenden en over dit alles de schitterende Augustuszonne! O, ja, de zee was wel schoon, het verblijf aldaar wel hartverkwikkend! zei Suzanne nu, en Adelar was insgelijks verrukt en deed voortgaande, zijn badcostuum onder den eenen arm houdend, Madeleine met de vrije hand opspringen. Het was verwonderlijk, hoevele lieden Suzanne hier reeds van aanzien en bij name kende: zij wees hem de voorbijwandelenden op den dijk: ‘Adelar, gene oude heer met zijne hooge schouders en zijne roset van decoratiën is een russische diplomaat. Zie, gindsch komt de erfprins van Pruisen met zijn aide de camp; Adelar, Adelar, och gauw, zie omhoog die schoone dame met al hare kanten: ik weet niet, wie zij is, alle dagen draagt zij een ander toilet, zij trekt ieders oogen aan;’ en ‘och, kijk eens: daar komt zij weder aangereden in haar wagentje, het arme meisje, zij ziet zoo bleek en schijnt zoo zachtaardig; zij is lam, Adelar, het is het kind van een onzer ministers, twintig jaar, heeft men mij gezegd.’ Dan werden hem anderen getoond, hetzij om iets merkwaardigs in hun uiterlijk, hetzij om hunne in het oog vallende manieren.

‘Gij kent hier reeds iedereen,’ bemerkte Adelar. ‘Gij zijt zoo vroolijk vandaag, Suzanne.’

‘En nicht Charlotte zegt immer, dat mama niet spreekt en treurig is,’ maakte Madeleine de opmerking.

[pagina 46]
[p. 46]

‘Och, nicht Charlotte! Gelukkig dat ik haar ten minste eens los ben, zij verveelt mij!’ zei Suzanne, die steeds deze zoo hoffelijk en voorkomend bejegende, en Madeleine zette groote oogen open: aldus leert een kind de wereld kennen, waarin het bestemd is te leven, en van jongs af den schijn van de waarheid onderscheiden.

Maar de vreugd van Suzanne was kort van duur, want ginder daagde reeds nicht Charlotte op, van tusschen de badkarretjes uitkomend met Pierre nevens haar. Zij scheen wat wrevelig. Waarom had men haar aan haar kamers niet afgehaald? vroeg zij teleurgesteld. Zij was reeds een uur op zoek naar hen, had het staketsel bezocht, heel den dijk op- en neergewandeld en vond hen nu hier. Dit laatste klonk ook als een verwijt. Hare luim verbeterde niet, toen zij bemerkte, dat hare verwanten gereed stonden om in een badkoetsje te stappen: ‘Wat zonderlinge gril in zee te willen!’

Nochtans, daar zij niet bereid schenen uit ontzag voor haar van hun plan af te zien, veranderde zij van standpunt: het was wellicht vermakelijk; zij had nooit zeebaden beproefd, voor Pierre moest zij het niet laten, volstrekt niet, de dokter had haar deze zelfs aangeprezen voor hem.

‘Welaan,’ sprak Adelar met verborgen ongeduld, doch eenigszins gejaagd, ‘haast u dan, neem een costuum voor u en den kleine, gij kunt een koetsje

[pagina 47]
[p. 47]

zoeken, ik trek in dit,’ en meteenen had hij reeds het deurtje er van ter zijde geschoven, ‘Suzanne, gij kunt met Madeleine in deze hiernevens gaan, ik zal u aan het trapjen afhalen.’

Dit geschiedde. Madeleine verheugde zich over de nieuwheid van het vermaak. Zij sidderde alreeds zenuwachtig onder het ontkleeden bij het denkbeeld aan het koude water. Zij gaf geen acht op de vermaning harer pleegmoeder, haar kleedje over het hoofd uit te doen, omdat de planken op den bodem nat waren, en liet het met een hoek in het kuipje zoetwater vallen, dat gereed stond om na het bad het zeezand van de voeten te wasschen.

‘Gij zorgeloos kind,’ verweet haar Suzanne zacht.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken