Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Madeleine (1897)

Informatie terzijde

Titelpagina van Madeleine
Afbeelding van MadeleineToon afbeelding van titelpagina van Madeleine

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.92 MB)

ebook (3.07 MB)

XML (0.29 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Madeleine

(1897)–Virginie Loveling–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

XXVI.

Van de eene zijde had Madeleine liever hare vrijheid behouden, van een anderen kant was er hare ijdelheid door gestreeld, eene dienstmeid achter zich te hebben. Sommige kinderen werden zelfs met koets en paard afgehaald, en, de geest der gelijkheid aldaar onder dat jong geslacht evenmin als elders heerschend, zoo werden degenen, welke alleen kwamen en gingen, het minst geschat.

Om acht uren 's morgens stond voor de eerste maal de jonge Zoé gereed in de gang en achtte het haar plicht verlegen te glimlachen, toen Adelar de trappen afdaalde; hij lette niet op haar en ging in de eetzaal.

Op dit oogenblik hield een vrachtwagen van den spoorweg voor de deur stil. Er werd een pakje afgegeven en een quitantie aangeboden. De meid bracht beide binnen. Suzanne tastte in haar zak. Waar mocht hare portemonnaie gebleven zijn? Wellicht boven in haar andere peignoir: ‘Marie, ga eens zien,’ maar Madeleine was haar reeds vooruit en de trappen op. Vlug had zij de kleederen doorgevoeld en de portemonnaie uit een der zakken gehaald, die geopend en er een goudstuk uit genomen, dat zij in haar eigen

[pagina 90]
[p. 90]

zak verborg. Zij deed dit behendig en omziende: zoo handelt een jong, geleerd aapje, dat in eene kermistent de tafel dienend, ter sluiks - zijn aard volgend - eene greep in het hem toevertrouwde mandje doet. Nu kwam zij zingend de trappen afgeloopen. Dit alles was zoo snel geschied, dat de tijd daartoe, indien iemand het vermoed had, schier te kort zou geschenen hebben.

Suzanne opende haar geldbuidel, zij zocht er in, zij vond niet wat zij zocht, zij werd zenuwachtig en spreidde den inhoud op de tafel uit:

‘Ik ben toch zeker, dat ik er een stuk van tien franken in gehad heb,’ sprak zij tot zich zelve, en dan ondervragend, ‘zou ik het uitgegeven hebben? neen, ik had er gisteren avond twee, en het eene heeft de koetsier mij gewisseld, die ons naar huis heeft gebracht...’ Zij kon maar niet begrijpen, waar het gebleven was.

‘Stak het tusschen uwe centen wellicht?’ vroeg Adelar, die zijn pakje - een in prachtband gebonden boek behelzend - geopend en in het eerste niet geluisterd had.

‘Ja.’

‘Het is altijd gevaarlijk,’ merkte hij op, het boek doorbladerend, ‘goud bij koper te steken, gij zult het voor een cent hebben uitgegeven.’

Madeleine kuste hem en hare moeder ten afscheid, groette hare geleidster niet, maar gaf ze hare schooltasch te dragen: zij bloeide als een frissche stokroos

[pagina 91]
[p. 91]

en maakte een opvallend contrast met de veel kleinere, tengere Zoé.

Op de straat ging zij eenige schreden vooruit en bekreunde zich niet om hare gezellin. Deze bemerkte, dat hare jonge juffrouw door eene zwierige, aan hare jaren niet eigen, onbeschroomde houding aller aandacht tot zich trok, wellicht uit hoofde harer uitstekende blonde, golvende lokken, en - dit kon zij niet zien - harer drieste blikken ook. Het arme kind, dat zich ten onrechte met hare meesteres vergeleek, onderging, zonder het bepaald te weten, een indruk van vernedering: het scheen haar eene stoute daad zoo schoon te wezen in tegenwoordigheid van anderen, die het niet waren, evenals er iets onbeschaamds moet liggen in het ten toon spreiden van weelde in de oogen der arme misdeelden dezer aarde.

In het hoekhuis aan de brug stond op de eerste verdieping, over het balkon geleund, een jong officier met een sigaar. Hij scheen naar Madeleine uit te zien, richtte zich op, en toen zij voorbijkwam, groette hij haar, licht buigend, volgens soldatengebruik met de hand aan het hoofd.

Zoé nam waar, dat juffrouw Madeleine, die onwillekeurig bij het naderen haar stap had verhaast, als iemand, die verlegen wordt, soms doet, ook als in scherts - doch zeer vluchtig - de hand aan de slapen bracht en naar hem opzag.

Wat verder aan den hoek stond een lange, blonde

[pagina 92]
[p. 92]

knaap. Hij trad op haar toe en zij praatten een tijdlang, waarna een: ‘Tot van middag,’ gefluisterd werd en elk zijn weg ging.

Madeleine trok een banketbakkerswinkel binnen, gevolgd door Zoé, die tijdens haar gesprek met Pierre - want hij was het geweest - zich bescheiden op een afstand gehouden had. Zij kocht het een en ander en legde een goudstuk op de toonbank. Dit gewisseld zijnde, stopte zij Zoé, buiten gekomen, een frank in de hand met de aanbeveling: ‘Niet te zeggen aan mama, dat ik tegen iemand gesproken heb, of ergens binnen ben geweest.’

Hare geleidster glimlachte beduidensvol; de beiden waren het reeds eens.

Des middags draalde Pierre nogmaals met zijne boeken onder den arm aan den hoek der straat, en een kort onderhoud werd aangeknoopt. In het huis aan de brug stond dezelfde jonge officier ook weder met een sigaar in den mond, en dezelfde groet werd van weerskanten schertsend herhaald.

Tehuis vroeg Suzanne, die bevel gegeven had aan de meid het modenaaistertje een oogenblik te laten wachten, terwijl Madeleine reeds binnen was, of de jonge juffrouw rechtstreeks haar weg vervolgd had. Zij had er een hekel aan haar kind aldus te doen bespieden en werd schaamrood bij dit onderzoek, maar er bestond geen ander middel om tot de waarheid te komen, meende zij.

[pagina 93]
[p. 93]

‘Madame, wij zijn altijd recht door gegaan,’ was het antwoord van Zoé, die zeer onschuldig verwonderd opzag, als kon zij het doel dezer vraag niet begrijpen.

‘En heeft zij tegen niemand gesproken?’

‘Neen, madame, tegen niemand.’ De toon was trouwhartig en Suzanne gerustgesteld.

‘Maar zijt gij zeker, dat het meisje waarheid spreekt?’ vroeg Adelar, zich later op den dag met haar daarover onderhoudend, want nu was het zoover gekomen, dat de echtelieden het elkander bekenden, dat Madeleine ondeugend was.

‘O ja,’ bevestigde zij, ‘Adelar, er is iets, waarin men zich niet bedriegt: woorden kunnen u misleiden, maar de toon en de oogopslag spreken waarheid; haar toon en haar oogopslag waren oprecht. Neen, neen,’ hernam zij stil, doch met meer nadruk en half de wimpers sluitend, als zag zij het nog in hare verbeelding, ‘neen, ik bedrieg mij niet...’

En toch bedroog zij zich: een valsch mensch kan evengoed als een rechtzinnige den toon der waarheid aannemen, als hij overtuigd is, dat geene dubbelhartigheid bij hem wordt verondersteld.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken