Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Madeleine (1897)

Informatie terzijde

Titelpagina van Madeleine
Afbeelding van MadeleineToon afbeelding van titelpagina van Madeleine

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.92 MB)

ebook (3.07 MB)

XML (0.29 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Madeleine

(1897)–Virginie Loveling–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

XXXI.

Pierre had geld, hij was vrijgevig: hij stak eene fijne sigaar op, nam een kaartje eerste klasse en stapte in den trein. Hij legde het pakje en zijn stok boven zijn hoofd in het netwerk en leunde uit het open venstertje, naar de voorbijgaande reizigers starend, fier op het groot verguld 1, dat onder hem op het portier prijkte. Tot zijne spijt ontwaarde hij niemand van zijne kennis. Toen de trein zich in beweging had gezet en de wachter om zijn kaartje kwam, stak hij achteloos, zonder den man aan te zien, zijn duim en wijsvinger in zijn vestzakje, waar hij meende het coupon maar enkel uit te moeten te nemen; doch het was er niet; hij tastte in zijne andere zakken, langs achteren en op zijde; hij vond het evenmin; hij stond op, keek in het netwerk, voelde onder de kussens van de rugbank, maar te vergeefs. Intusschen zocht de treinwachter op den grond en hief het tapijt op: nergens was het te ontwaren. ‘Gij zult het bij het instijgen verloren hebben, mijnheer,’ zei de man.

‘Wel mogelijk,’ antwoordde Pierre, ‘geef mij een ander, indien gij er hebt,’ voegde hij er bij, zich

[pagina 110]
[p. 110]

onverschillig toonend, want in den grond ergerde het hem toch.

Hij kreeg er een en reikte den wachter tot betaling een klein goudstuk. Terwijl deze nu in zijn geld zocht om hem weer te geven, weet ik niet, of de knaap wellicht vermoedde, dat het niet voornaam stond dit aan te nemen, althans: ‘Laat maar,’ zei hij, eene afwijzende beweging met de hand makende.

Pierre was enkel zelden alleen op reis, en nooit in Brussel geweest. Hij voelde zich echter dadelijk als tehuis in de hoofdstad: dat grooter gewoel en gerij, die hoogere, schoone huizen, het prachtigere in alles dan waaraan hij gewoon was, verblijdden zijn oog en wekten hem op. Van nature was hij daarenboven niet bedeesd. Hij nam een open rijtuig en gaf aan den koetsier het adres van het pensionaat op. Daar gekomen, kreeg deze bevel op hem te wachten met het gespan. Pierre werd in eene groote, tamelijk naakte spreekkamer geleid.

Hij vroeg naar juffrouw Madeleine Vonk.

Het duurde een geruimen tijd aleer er iemand verscheen. Hij was inwendig zeer fier op zijn romantische daad en zat met trotschen glimlach rond te kijken.

‘Die domme nonnen, ik ga ze eens recht om den tuin leiden,’ spotte hij.

Eindelijk kraakte dof eene deur in de gang, de zijne werd spoedig daarna geopend en hij stond op om naar Madeleine te ijlen, toen eene bejaarde non

[pagina 111]
[p. 111]

verscheen: zij was groot, zeer geel van aangezicht, met zwarte wenkbrauwen en droeg een blauwen bril; haar neusje was scherp, haar lippen dun. Zij boog, vroeg wien zij de eer had te spreken, en de knaap begreep, dat hij onwellevend had gehandeld door zijn kaartje niet af te geven.

Zij zaten recht over elkander.

Pierre, een weinig van zijn stuk gebracht, herstelde zich echter nog al spoedig, maar hij bleef toch in zekere mate bevangen: deze vrouw met haar zelfbeheerschend voorkomen, haar witten doek, die haar voorhoofd, en een deel van haar aangezicht bedekte, en met hare blinde brilglazen, dof en schaliëachtig als de platte, glanslooze diamantsteenen van sommige boerinnekruizen, boezemde hem ontzag in.

Hij vroeg weder om juffrouw Madeleine Vonk te zien, en daar de non, op nader bescheid wachtend, een verlegenmakend stilzwijgen bewaarde, voegde hij er bij, dat hij haar neef, en door hare ouders met eene boodschap gezonden was, tevens het op zijne knieën liggend pakje aanduidend.

‘Zeer goed, mijnheer,’ klonk het langzaam, terwijl de non opstond, ‘ik zal het aan juffrouw Vonk overhandigen.’

Dit had de knaap niet verwacht.

‘Madame, kan ik haar zelve niet spreken?’ vroeg hij.

‘Het reglement verbiedt zulks op dagen, die er niet voor zijn bepaald.’

[pagina 112]
[p. 112]

‘Een enkel oogenblik,’ bad Pierre, die nog hoopte zijn verzoek te zien inwilligen.

‘Onmogelijk, mijnheer,’ luidde het ijskoud en onverbiddelijk, ‘doch ik zal mij belasten met alle boodschappen, welke mijnheer belieft aan juffrouw Vonk over te brengen,’ en meteen stak zij de hand naar het pakje uit.

In deze omstandigheden had Pierre het liever niet afgegeven, doch hij kon niet meer terugwijken. Hij raakte in de war.

‘Ik had nochtans aan hare ouders, aan oom en tante, vast beloofd hun rechtstreeks nieuws van haar mede te deelen. Zij zullen ontevreden zijn,’ bracht hij aarzelend uit. Hij gevoelde zich vernederd en gansch linksch en onthutst op dit oogenblik.

‘Dit kunt gij, mijnheer, gelief de ouders der juffrouw te berichten, dat zij zeer welvarend is.’

Er was niets aan te doen, de knaap verliet de zaal door de non gevolgd en wreekte zich naar hij meende, door haar niet te groeten bij het heengaan.

De koetsier haastte zich het portier van het wachtend rijtuig te openen; ware hij een menschenkenner geweest, of had hij zich de moeite gegeven de houding van den jongeling gade te slaan, dan zou hij opgemerkt hebben, welk groot verschil dat kort bezoek in hem had teweeggebracht: zoo driest en zelfvertrouwend hij het rijtuig was uitgestapt, zoo ter neergeslagen en als vernietigd stapte hij er weder in,

[pagina 113]
[p. 113]

en op de vraag ‘waarheen?’ had hij nauwelijks den moed te antwoorden: ‘Om het even, de stad rond.’

Geen wonder! in zijne onwetende verwaandheid had hij gehoopt, dat het hem gelukken zou, als neef van Madeleine het meisje te mogen uithalen, en heel den dag met haar in Brussel rond te rijden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken