Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Een revolverschot (1911)

Informatie terzijde

Titelpagina van Een revolverschot
Afbeelding van Een revolverschotToon afbeelding van titelpagina van Een revolverschot

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.84 MB)

ebook (2.87 MB)

XML (0.30 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Een revolverschot

(1911)–Virginie Loveling–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

IX.

Georgine, overweldigd van jeugd en bloedrijke gezondheid, had behoefte aan veel slaap. Het was dan nog niet heel laat in den avond, toen zij in een zetel ingesluimerd was. Marie had een dikken sjaal moederlijk over haar gelegd. De huishoudster, een getrouwde vrouw, die 's avonds vertrok, was heen, Luc Hancq naar zijn kamer. Heel de woning lag in rust.

[pagina 41]
[p. 41]

Marie waakte, nu en dan steunde de zieke of vroeg iets en zij antwoordde, bestendig op dien omzichtigen, half-fluisterenden toon aan den nacht en de omgeving van een krankenbed eigen. Mevrouw Hancq kreeg dorst en hare verpleegster was radeloos: onmogelijk het hoofd der neerliggende op te heffen, zonder dat deze een gesmoorden kreet van pijn slaakte, en zelve angstig bad om elke nieuwe poging op te geven. Den drank met een lepel in den mond te gieten, was reeds vruchteloos beproefd: het grootste deel van 't vocht stroomde er nevens of in den hals.

Wat nu gedaan?

De liefde is vindingrijk, zoo ook het medelijden. Dáar had zij het gevonden, Marie!

Gauw stond ze op, na een teeken, dat tot vertrouwvol geduld aanmaande, gedaan te hebben, nam ze de lamp en ging naar de in duisternis gedompelde woonkamer.

Daar stond de armstoel, daar lagen 't nog open muziek-boek en al de intieme papieren van Luc Hancq met zijn inktpot er tusschen. Marie keek rond: het was een ruime plaats, met hoogen schoorsteenmantel, met een biezen mat en eikehouten stoelen; een mooie plaats, die huiselijk had kunnen wezen; maar toch, hoe koud, hoe ongerieflijk ingericht! Niets dat aan welstand of genot deed denken... Er lag iets in de koele strengheid van dat huisraad, volkomen in verband met het weinig bij elkander passende der bewoners, of beter gezegd, als het ware al het onbehagelijke hunner aaneenketening, het gebrek aan harmonie van hun karakters, van hun leeftijd en hun uiterlijk verpersoonlijkend.

[pagina 42]
[p. 42]

En zij staarde roerloos voor zich heen. Een visioen van wat die kamer had kunnen zijn, doemde voor het oog haars geestes op: de leelijke groene jaloezieën, die het uitzicht op den boomgaard benamen, weg, door sierlijk gedrapeerde, blij-gebloemde cretonne-gordijnen met fronsels vervangen; ander behangpapier zonder die harde, bruine herbergkleur; een tapijt in stede dier versleten rieten mat, tusschen welker reten de voet onbehagelijk schoot, aan welker slordig rechtstaande sprieten de zoom van 't kleed haperde; een spiegel hier - dat is iets zoo gezelligs een spiegel, het wordt een tweede persoon, voor wie alleen is, het verlevendigt en verdubbelt schier het vertrek; de bronzen pendule eens duchtig in al de oneffenheden van het lijstwerk uitgeborsteld en ze doen gaan. O, het laatste geld er desnoods aan verteerd om ze niet meer aldus te zien met hare wijzers tot wanhoopwekkenden stilstand gedoemd! Een groote rieten bloemenkorf aan ieder venster, met weelderige, altijd groene bladeren en rankend kruid...

Zou 't hier niet heel anders wezen? Dat was een schoone kamer, schooner dan welkdanige uit haar eigen huis. Dit was ook overigens gansch boven 't hare verkiesbaar: hooger gewelfd, luchtiger, zonniger en... dat kerkhof, waarop de blik altijd viel, ten minste, aan den anderen kant der straat, niet meer zoo onmiddellijk nabij... een huis om gelukkig in te zijn, een huis om menschen elkander lief te hebben, een huis om kinderen luidruchtig in te spelen... Daar in 't hoekje, voor de schrijftafel uit den trok der deuren, ware juist een geschikte plaats voor een wieg... En Marie schrok op, als had zij een

[pagina 43]
[p. 43]

gerucht achter zich gehoord, ofschoon alles doodstil was in de woning. Schuw zag zij om, als had iemand ze daar betrapt, dingen afspiedend, die haar niet raakten, misbruik makend van het in haar gesteld vertrouwen.

Zij had geen blik op de brieven of de papieren geslagen, en toch kwam haar tegenwoordigheid alleen haar nu als een onbescheidenheid voor.

Met welk doel was zij hier binnengetreden?

Och, hoe zonderling waren hare gedachten afgedwaald!...

Zij wist het heusch niet meer en drukte, de oogleden sluitend, een vragenden vinger op haar voorhoofd...

Ha! daar had zij het!

En alle nevelige, dwaze mijmeringen met een rassche beweging der hand, alsof het iets tastbaars geweest ware, van zich verwijderend, nam zij het neergestelde lampje weder op en ging lichtend rond, zoekend op kast en vensterbord en schoorsteenblad.

Het duurde enkel kort, voordat ze vond, wat ze begeerde: een nieuwe, lange pijp, zooals zij er Luc Hancq meer dan eens had zien rooken.

Zij sloeg den kop tegen den hoek der tafel af, weer verschrikkend bij het korte klopje, luisterend of het niemand had gewekt.

Neen.

En nu was het dat de kranke het zinrijke der uitvinding bewonderen en waardeeren moest: Marie liet haar bij middel van den pijpsteel den drank opslorpen, een welkome, gretig genoten laving, zonder dat de nek pijnlijk moest opgelicht worden. Beiden lachten elkander aan in den diepen nacht, de eene dankbaar verkwikt, de andere

[pagina 44]
[p. 44]

fier over de veelvoudigheid harer hulpbronnen bij ziekenverpleging; menschlievend ontroerd door den troost, dien ze aanbracht en toch verlustigd door het koddige van het redmiddel zelf.

Georgine sliep onbezorgd met luide regelmatige ademhaling.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken