Der lijden vreucht

(1649)–Judith Lubbers– rechtenstatus


[Heyligh drievuldigh Een]
Liedeken op de Wyse: Hoe soet is d'Eenicheyt. HEyligh drievuldigh Een, Maeckt my in u gemeen, Wilt mijn Geest heel verclaren, Door 't Goddelijck aenschijn Wilt mijn ziele bewaren, Van al het quaet fenijn.
[pagina 24]
2. Regeert my naer uw' sin, En smelt my in uw' min, Doet het na u behagen, Als ghy my gracy doet, Lyd' ick sonder klaghen Met een vrolijck gemoet. 3. Al ist van binnen strijt, Van buyten vol verwijt, Vw' goetheyt kant soo voegen, Datmen te vreden is, En hebt sijn genoegen, In licht en duysternis. 4. Soo langh ick int lichaem, Leef, ben ick niet bequaem, Om u, Heer, te aenschouwen, Voor dat ghy my ontbint, Van des lichaems benouwen, En rekent my uw' Kint. 5. Want soo langh men hier leeft, 't Een of't ander aenkleeft, d' Ervarentheyt doet leeren, Een mensch die eerst begint, Meynt hy salt alles weeren, Doch het is niet als wint. 6. Want sonder JesU kracht, Leyt de Mensch in onmacht, 't Sijn JesU eygen woorden, Sonder my kunt ghy niet, Och of die het aenhoorden, Wisten wat het bediet. Liefd' verwint.