Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Peel omnibus (1969)

Informatie terzijde

Titelpagina van Peel omnibus
Afbeelding van Peel omnibusToon afbeelding van titelpagina van Peel omnibus

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.46 MB)

Scans (21.45 MB)

ebook (3.17 MB)

XML (1.12 MB)

tekstbestand






Editeur

Toon Kortooms



Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Peel omnibus

(1969)–H.H.J. Maas–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

13

‘Sakkerloot, Marie, gij hebt u goed gehouden, dat moet ik zeggen!’

‘Dag Jan, maar gij toch ook.’

Vrouw Van der Poorten kwam neven de aanbouw en liep juist bij Jan uit. Het eerste ogenblik stonden ze elkaar zonder te spreken aan te kijken, verwonderd elkander zó te zien, onbewust van hun zwijging. Zonder er zich rekenschap van te geven, zagen zij met van verbazing sprekende blikken, dat het in hun gedachten gevormde beeld niet geleek.

‘Ge bent niks veranderd, Marie! Nog net een meid van twintig jaar.’

‘Och, loop heen! Al meteen aan het plagen.’

Met even-opglinstering van haar ogen zag ze hem aan.

‘Nee, 't is waar! Ge bent niet veel veranderd in die jaren.’

‘Maar gij bent helemaal veranderd. Ik zou u haast niet meer gekend hebben. Ge waart nog maar zo'n jongen, toen ge bij ons kwaamt. En nou een kerel als een boom met een opgekrulde zwarte knevel. Ge trekt zeker al achter de meisjes aan!’

Een plagerig gelach hing om haar lippen en tintelde in haar ogen.

‘Nee, bent ge gek! Ik durf niet,’ deed hij onnozel.

‘Nou, dat denk ik! Gij zult verlegen zijn? Dat gaat er bij de soldaten af.’

‘En hoe maakt Mien het? Goed? Dat is zeker ook al een hele meid geworden?’

‘O jee, ja, die praat ook al meer van vrijen dan van wat anders!’

‘Ik zal dezer dagen eens een keer komen kijken.’

‘Dat is goed. Dat moet ge maar eens gauw doen.’

‘En hoe is het met de baas, Van der Poorten? Nog altijd monter?’

‘Nee, dat is al zo wat. Die begint hard te verslijten. Van harte wel ge-

[pagina 72]
[p. 72]

zond. Hij kan goed eten, maar hij weet zo niks meer. Hij takelt zo af.’

‘Zo! Ja, hij wordt ook al oud.’

Jan meende iets spottends in haar stem te horen. Hij geloofde niet, dat 't zo erg met hem was. Ze zei 't ergens om. Ze was de ouwe moe, dat wist ie. Daarom wilde ze hem maar oud maken. Onbewust liet hij zijn blikken vaster op haar rusten. Wat was ze nog een knappe jonge vrouw. Te jong voor zo'n kerel als Van der Poorten. Zij las zijn denken en zijn twijfel in zijn ogen.

‘Ja, ja, het is niet veel meer met hem. Hij is op. Versleten werk. Maar denk ook eens, hij is veel ouder dan ik. Ik heb wat voor hem in het flesje moeten halen. Altijd maar klare jenever.’

‘Ik zeg immers ook, ge bent nog net een jonge meid. Ge kijkt zeker al eens rond naar een andere als Van der Poorten eens sterft?’ (Toen met een knipoog) ‘Komt de Rooie van de wethouder nog wel eens?’

‘Gelooft ge ook al aan dat gepraat?’

‘Nee, moet ge zeggen. Bestrijd het maar niet. Ik weet er immers alles van. Hij heeft het me zelf verteld.’

‘De Rooie is een zwetser, Jan. Wat een bouw toch, hè? Ik moest toch ook eens komen kijken. Ik had er nog niks van gezien. Maar het is verschrikkelijk. Wat een gedoe! Men zou zeggen, wat doen ze er toch mee.’

‘Als het klaar is, zetten ze het hele ding vol jonge meiden en dan kan iedereen maar uitzoeken!’

‘Kunt ge begrijpen, Jantje. Dat zoudt ge willen. Wel naar kijken, maar aankomen niet, hè?’

‘Die hebben het net zo graag als anderen!’

‘Daar weet gij ook niks van.’

‘Of ik het weet! En anders zal ik het de Rooie wel eens vragen.’

‘Och Jan, schei toch uit! En dan komt er ook nog een hoge muur om, nietwaar?’

‘Ja, dat er geen onraad binnen komen kan. Dan zitten die arme vogeltjes gevangen net als vogeltjes in de kooi!’

‘En het ergste is nog... niks dan vrouwtjes!’ Met een even opklaterend gelach antwoordde zij, terwijl een flitsing uit haar ogen in de zijne schoot.

‘O, gij heks, gij zoudt er mannetjes in willen hebben als gij erin waart, hè?’

‘Ik? Ik niet! Hoe komt ge daar nou bij? Maar nou moet ik gaan. Wanneer komt ge dan eens, Jan?’

‘Dezer dagen!’

‘Och, dat doet ge toch niet. De hei zal wel te min zijn.’

Er lag een vraging in haar ogen, waardoor Jan zich onbewust geprikkeld voelde, haar twijfel, die hij toch wist, maar alleen in haar woorden te zijn, weg te verzekeren.

[pagina 73]
[p. 73]

‘Maar ik kom zeker! Zo zeker als ik hier sta!’

‘Ik geloof het niet, voordat ik het zie.’

‘Nou, dan zult ge het zien. Maar wat zal de Rooie dan wel zeggen?’

‘Och, die Rooie heeft er niks mee te maken. Maar ziet ge wel, dat ge al terugtrekt!’

‘Nee, nee, ik doe wat ik zeg.’

Marie ging.

‘Ge moet nog maar eens vaker komen kijken!’ riep hij haar nog na.

Dat is nou nog eens wat, dacht hij onder zijn werk. Een verdomd flinke meid nog en voor een beetje niet bang. 't Is anders ook een dooie boel op zo'n dorp. Men weet er met z'n eigen geen weg. De Rooie is nog zo mis niet geweest. Sinds was zijn denken vaak bij haar. En eer hij 't zelf wist, gloeide een sterk verlangen naar haar in hem op.

Een paar dagen later kwam vrouw Van der Poorten er weer langs. Jan zag haar al in de verte. Begroette haar toen met druk-doening in zijn stem:

‘Ha, Marie, bent gij het? Komt ge nog eens kijken? Dat doet me plezier.’

‘Ja? Ge maakt me wat wijs! Ge zult wel weten wie ge liever ziet.’

‘Niemand liever dan u, Marie. Toen ge ginder aankwam, dacht ik al, wat voor een mooi meidje is dat toch?’

‘Bent ge gek! Ge verwachtte uw meid zeker?’

‘Ik kan er geen krijgen, Marie. Weet gij zo niks voor mij?’

‘Zat! Zo'n knappe jonge vent, nietwaar!’

‘Zo wil ik het horen. Dat zeggen ze nog niet elke dag.’

‘Waar hebt ge uw meid zitten, Jan?’

‘Ik zeg immers, dat ik er geen heb! Toen ik u aan zag komen, dacht ik al: die meid vraag ik! Dat is een knap ding!’

‘Och, gij lult maar wat. Ik meende dat ge eens zoudt komen. Dat hebt ge ook niet gedaan.’

‘Nee, nog niet, maar ik kom zeker. Ik heb nog geen tijd gehad.’

‘We zullen eens zien of ge woord houdt. Zondag is het kermis in de Kraaienhoek, hè?’

‘O ja, dat is waar ook. Daar moet ge zeker heen, niet?’

‘Ik? Nee, ik niet. De baas en Mien gaan erheen. Ik mag alleen thuis blijven, de hele dag.’

‘Dan zal ik u wat gezelschap komen houden.’

‘Gij zult wel weten wie ge liever gezelschap houdt!’

‘Nee, ik kom zeker. Is het goed?’

‘Ja, maar dan ook zeker doen, hoor, Jan!’

 

Hun blikken gloeiden elkander tegen. Jan voelde een siddering door zijn lijf trekken. Toen knikte hij ‘ja’.

En Marie verliet hem vlug.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken