Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Peel omnibus (1969)

Informatie terzijde

Titelpagina van Peel omnibus
Afbeelding van Peel omnibusToon afbeelding van titelpagina van Peel omnibus

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.46 MB)

Scans (21.45 MB)

ebook (3.17 MB)

XML (1.12 MB)

tekstbestand






Editeur

Toon Kortooms



Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Peel omnibus

(1969)–H.H.J. Maas–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 240]
[p. 240]

Tweede boek
1

Toen koortste plotseling het opwindende vooruitzicht van veel geld verdienen door alle Peeldorpen.

Een paar vreemde veenmaatschappijen zochten nieuw exploitatieterrein. Nadat men eerst troepjes van enige heren over de grauwe Peelvlakte verkennend had zien ronddwalen, verscheidene keren, waren onderhandelingen met de gemeentebesturen begonnen, om de Peel te kopen.

De dorpelingen hadden nietbegrijpend de verschijning van die heren aangestaard. Wat zouden die daar komen zoeken? 't Leek hun iets geheimzinnigs toe, dat zeker wel niets goeds voorspellen zou. Oorlog misschien? Ja, dat zou wel kunnen.

‘Oorlog moet er komen,’ besliste een oud mannetje. ‘Zonder oorlog kan het niet meer. Het zijn slechte tijden. Met oorlog komt er verandering. Dan is er weer geld te verdienen.’

En breed haalde hij op van de jaren zeventig.

Dat was nog 'ns een tijd geweest!

De dorpelingen schaarden zich om hem heen, de nieuwsgierigheid dik op de domme gezichten. Als hij vertelde, hoe enorm rijk sommigen toen geworden waren, dan glansde de begeerte ook eens zo'n vlotte tijden te kunnen meeleven, in hun ogen op. Hij deed wonderlijke verhalen over smokkelen, en in ruwe storm-nachten met karren vol zilvergeld naar huis rijen, achtervolgd door vreemde soldaten, terwijl de voerlui met het geladen geweer op de karren zaten. Over alles ging het heen, over sloten en akkers, als spoken, en wie in de weg kwam, werd neergeschoten. Daar en daar zaten man, vrouw en kinderen hele nachten geld te tellen, met voorschoten vol droegen ze het aan en weer weg.

Hijgend van spanning luisterden zijn toehoorders naar zijn vreemde fantasieën. Hij noemde namen van boeren, die nog leefden en hun geld in die ‘zeventiger jaren’ gekregen hadden. Maar toch kwam niemand op de gedachte eens te onderzoeken of het wel kón zijn, zoals dat oude mannetje vertelde. Zonder dat enige twijfel in hun denken oprees, sponnen zij die verhalen nog uit en verlustigden zich in de mogelijkheid, dat er weer eens zulke jaren zouden komen.

Die bejaarde man leefde in een omsluiering van geheimzinnig alles-weten, waarvoor iedereen wat bevreesd was. Hij zat in een klein huisje met zijn vrouw, die men zelden te zien kreeg. Ze liep op een stokje, en was in jaren nauwelijks meer buiten de deur geweest. 't Was er alles even vreemd. De kinderen waren er bang voor, durfden bij avond niet langs hun woning te gaan.

[pagina 241]
[p. 241]

't Gerucht van fabelachtige rijkdommen, die de oude luidjes bijeengepot zouden hebben in oude kousen, maakte hen nog veel interessanter. Hij had oude boeken, waaruit hij allerlei ‘vreemde dingen’ leerde. Middelen tegen ziekten, en zo van alles. Zo'n vreemde ‘kunsten’, dat men er van griezelen zou. En als ie over vallende sterren en krassende uilen begon te praten, dan vertelde hij allemaal verschrikkelijke dingen. Ook had ie 't ooit over een jood, die altijddoor moest blijven lópen en nergens rust kon vinden, in geen duizend jaren. Vreselijk. Van de bijbel wist ie ook al te praten, en 't was héél zeker, dat niemand tegen hem durfde te beginnen, de pastoor nog niet.

De vrouwen schurkten zich huiverend ineen voor al dat wonderbaarlijke. En niemand had de moed te betwijfelen, wat hij zei. Daar zouden ongelukken van kunnen komen. Hij kon toch zo wonderlijk voorspellen.

En als er een het gewaagd had in het publiek te zeggen, dat de bevolking zich wat liet wijs maken, of met al die zonderlinge vertelsels te lachen, dan had men zich zeker van hem afgewend met het oordeel, dat ie niks geen geloof en geen godsdienst had.

't ‘Menneke’ hield de mensen met zijn zonderling-doen, zijn half waanzinnig gekijk en zijn angstaanjagende verhalen in bedwang van veel kunnen en weten.

Dat ze nu van geen oorlog iets merkten, veranderde daaraan niets. Maar, wat er in de Peel zou gaan gebeuren, daar, ze konden het niet begrijpen. Enkele vage geruchten van fabrieken bouwen en turfmalen zoef den aan, verontrustend.

Fabrieken! Hemelse Vader, wat 'n slechtigheid zou dát geven! 'n Hoop vreemd volk zeker, dat 't er opaan zou leggen alle mensen te bederven. Jezus van marante, ja, het ‘menneke’ had 't wel geweten, er zouden slechte tijden komen. 't Kon niet lang meer duren met de wereld. De antichrist was zeker al geboren. Fabrieken in de Peel, vreemde arbeiders en al dat gedoe! Foei, foei, wat ging er opstaan?

Allerlei veronderstellingen van verschrikkelijkheden rezen in de koortsige gemoederen op en groeiden door overenweer gepraat nog aan tot gruwelijker onheilen. Dat opwindend gepraat kreeg bovendien gestaag nieuwe stof tot uitbreiding. 't Scheen wel, dat die onzichtbaar uit de lucht over de dorpjes neerdwarrelde.

Toen er meer klaarheid kwam over de plannen, en er gesproken werd over kanalen graven, turf steken en andere werkzaamheden, waarvoor een boel werkvolk nodig zou zijn en dat de heren hier en daar al in de dorpen gevraagd hadden naar arbeiders en wat hadden losgelaten van hoge lonen, toen kreeg de rondwarende onrust een andere gedaante.

Onder de dagloners blijdde het vooruitzicht aan van nu ook eens goed geld te kunnen verdienen. Met elkaar opwarmend gepraat ver-

[pagina 242]
[p. 242]

telden zij, wat ze wel hadden horen zeggen. 't Moest toch grof zijn, welk loon de arbeiders zouden kunnen maken, ja, grof. Een van de heren moest ergens gezegd hebben, dat ze wijd af van hier, diep in Holland of nog verder, ook zulke fabrieken hadden, en dat daar mensen waren, die met een paar zoons alleen met turfsteken iedere week veertig gulden maakten, veertig gulden.

Langzaam werd het getal uitgesproken, dat het toch goed zou doordringen met zijn volle betekenis tot het begrijpen van de toehoorders. Een bevestigend knikken van het hoofd en een zegevierend lachen om dat kunnen-vertellen verzekerden, dat het wáár was, echt wáár!

't Leek als een sprookje van het peperkoekenhuisje, dat ze in hun kinderjaren wel eens gehoord hadden, toen ze een boterham kregen van droog brood en in hun verlangend denken hadden gesmuld aan de onbekende lekkernij, waarvan in vreemde landen zo maar huizen werden gebouwd.

Maar nu zou het zéker zijn. Ze waren verbijsterd door het ongekende geluk, dat opeens over hen scheen neer te komen dalen.

Ze zochten elkaars gezelschap op, 's avonds na het werk, en 's zondags in de herbergen. Ze konden er niet over uitgepraat raken.

De boeren waren er echter niet over te spreken. 't Eerste, wat in hun anders traag denken opflitste was gebrek aan werkvolk en veel hoger lonen. Dat dreef hen aan tot het weer ophalen van de onrust, die de ‘nieuwigheid’ in het begin had gebracht. Met een gejaagde ijver trachtten ze de arbeiders van al dat ‘vreemd gedoe’ afkerig te maken door hun pogen om het vooruitzicht van veel verdienen ver weg te duwen achter bange voorstellingen van onheil, slechtheid, ongelukken met zo'n helse dingen als machines, die de mensen in stukken en flarden reten, en allerlei ander duivelswerk.

Opeens was hun gepraat vol van waarschuwende bezorgdheid voor het lot der arbeiders. Die zouden het ondervinden, als ze niet luisteren wilden.

Wat zou alles veranderen met die nieuwerwetse dingen! Allemaal slechtigheden, anders niks. Nou leefden boer en arbeider zo goed en zo plezierig onder elkander als christelijke mensen. En dan zou dat helemaal uit zijn. Kijk eens aan, hoe behulpzaam men was. En wat zou er komen? Alleen gemeenheid!

't Was schande, dat de gemeenten de Peel wilden verkopen. Nou hádden de mensen er nog wat aan, ze konden turf halen om te stoken, in de zomer de schapen er heen brengen en de bijen, voerhei maaien en strooisel loshakken.

Die vreemdigheid zou dat allemaal ineens uitmaken. Wat moesten de boeren dan beginnen? De schapen wegdoen zeker, het vee honger laten lijen en nat laten liggen, als het stro op was. Dan zouden de boeren wel kunnen gaan lopen, en waar moest de wereld dan van bestaan?

[pagina 243]
[p. 243]

Als er geen boeren waren, konden de dagloners, de burgers en de heren ook niet meer leven. De hele wereld bestond alleen van de boeren.

 

't ‘Menneke’, met zijn ongeluksverhalen en zijn geheimzinnig hoekig arm-gebaren in de vage verte, doolde weer langs de huizen. Als iemand hem vroeg, wat hij er van dacht, begon hij van oorlog, oorlog die er komen moest, anders zou het niet meer gaan.

Machines, wijsgeerde hij, brengen lege handen.

Een boer, die een dorsmachine kocht, moesten ze met knuppels en stenen 't dorp uitdrijven, hitste hij aan.

Toen een jaar of wat geleden, aan de andere kant van de Peel, in Peelheim, een spoor gelegd was, waren eerst in Veendorp opmetingen gedaan. Daar zou het spoor komen, en de mensen waren er blij om geweest. Voor straf kwam daar nu in sommige nachten nog altijd een verschrikkelijk zwart monster met twee grote vuurogen over de akkers en door de bossen kraken, rammelen, donderen, dat de lucht vol was van klagend gieren en noodgeschrei. En dat was een teken, dat er weer ongelukken op komst waren. Dan moest er iemand sterven.

 

Ongewild haalde al het bespreken en het met enge blikken bekijken van de op handen zijnde grote veranderingen ook weer de tijd van het veenbranden en boekweitzaaien op, die voor velen al in een doezelig donker van half-vergeten-zijn lag.

Dat waren jaren geweest! Grote stukken van prachtige boekweit!

Non de domme, wie dat meegemaakt had in de Peel, vergat het z'n leven niet meer!

De tijd van maaien en dorsen bleef al het volk dag en nacht in de Peel. De knechts en de meiden verhuurden er zich op, dat zij mee konden gaan. Met korven vol pannekoeken en kruiken jenever trokken ze er heen. 't Was er kermis. Er werd gezopen, zoveel als ze maar door de keel konden krijgen. En 's nachts ging de hele hoop bijeen in lege schaapskooien. Zo ‘razendgek’ als het vrouwvolk dan ooit was geweest, neen, dat was bar! Eens hadden ze zo'n droge piet van een knecht bij zich gehad, zo'n bleue, zo'n langhals, die niks durfde. Een hele dag hadden ze hem op de meisjes aangehitst, dat ie op de duur brulde van gift.

In de kooi moest een van de meisjes hem kussen, dat was afgesproken. Maar ie spartelde met armen en voeten tegen en sloeg van zich af. En toen al het vrouwvolk op 'm los! Sakkerju, ge hadt het moeten zien! Wat deden de meiden? Ze hielden hem vast en twee trokken hem de broek van de benen af! Zo zeker als ik het vertel:

‘Nondéju!’ werd er gelachen met optrillende begeerte.

Maar als het werk in de Peel gedaan was, dan kwamen de bruiloften! Allemaal ‘motjes’...

[pagina 244]
[p. 244]

't Waren toch pleizierige jaren geweest, en vlot ook, goed voor de boeren. De boekweit deed het goed in de as, verdommes goed. Er werd veel geld van gemaakt. Ze zouden het nog eens willen beleven. Maar later werd het verbranden op de meeste plaatsen verboden. Dat was jammer.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken