Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Peel omnibus (1969)

Informatie terzijde

Titelpagina van Peel omnibus
Afbeelding van Peel omnibusToon afbeelding van titelpagina van Peel omnibus

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.46 MB)

Scans (21.45 MB)

ebook (3.17 MB)

XML (1.12 MB)

tekstbestand






Editeur

Toon Kortooms



Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Peel omnibus

(1969)–H.H.J. Maas–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

2

De prijzen, die de maatschappijen boden voor de peelterreinen, klonken in het oor van de plattelands-raadsleden onmogelijk hoog. De veengronden hadden er altijd gelegen als 'n onbekende grauwe heivlakte met diepe plassen. Zo diep, dat ze geen bodem hadden. Een vreesaanjagende somberheid sloop er over heen, vooral ook door de legenden van spoorloos verdwenen mensen, die verdwaald waren geraakt door dansende lichtjes, kwade geesten, waardoor de reizigers verlokt werden naar diepe kuilen of sponsachtige modderbodems. Hopende op redding gingen ze op die schijn af in de donkere nachten, en zonken opeens weg, getrokken naar omlaag. Menigeen had het snijdende angstgegil gehoord, en was sidderend van vrees in huis gelopen om daar te bidden voor de arme verongelukten.

De uitgestrektheid van de Peel konden de dorpelingen zich niet voorstellen. Ze leek hun eindeloos toe. Vóór hun blikken niets anders meer dan hei, tot héél wijd, zover als hun ogen konden boren in de vage grijze luchtnevel, die als een beklemmende weemoed scheen aan te drijven.

Wie het gewaagd had de voeten te zetten midden op die vale vlakte van dreigend gespook, was er niet meer afgekomen.

Zo had de Peel eeuwenlang een natuurlijke grensscheiding gevormd tussen de dorpen rondom.

Het turfsteken, veenbranden of het schapenhoeden 's zomers gebeurde alleen aan de kant. Dat menen zat bij de bewoners vastgeroest; niemand kwam op de gedachte, dat het wel eens niet zo zou kunnen zijn. Ook de schepers, die vaak bij de schapen in de Peel de nacht doorbrachten van 's maandags tot 's zaterdags, en in hun eenzaam gedenk getuigen waren van allerlei geheimzinnig gebeuren, deden in de lange winteravonden uitgerekte triestige verhalen van griezelig gespook en rondwarende geesten op verderaf gelegen stukken waar zij nooit durfden komen. Met huiverende spanning werden die opgezweepte fantasieën aangehoord, terwijl de heel onwetende vertellers, belust op angstaanjagende uitwerking, zich gewichtig maakten door al erger bijzonderheden, waardoor zij het merk van de zekere waarheid aan hun verhalen hechtten.

 

't Was wel waar, de ingezetenen hadden wat voordeel gehad van de

[pagina 245]
[p. 245]

Peel. Maar de gemeentekas had er nooit iets van getrokken, en men kon 't hun geloven, 't waren hele toeren ieder jaar om de eindjes aan elkaar geknoopt te krijgen. De scholen met de meesters vraten de gemeenten op.

Zonder de waarde van veengrond te kennen, wilden de raadsleden maar dadelijk toeslaan. Ze dachten zelfs niet aan ‘pingelen’, terwijl hun dat anders in het bloed zat. Gewoonlijk, bij de verkoop van koe of paard, bleven ze op een dubbeltje hangen, al moesten ze later de koopman nalopen. ‘Nou gaat het niet voor eigen voordeel,’ schamperden andere boeren, die slechte tijden zagen in het verschiet. ‘Ze zijn te stom, ze laten zich weer opdraaien door de heren, die er wel weer het beste mee zullen zijn.’

De raadsleden hulden zich in een gewichtig-doen van zorgen voor het belang van de gemeente. ‘Er moest wat in de pot komen’, deden ze deftig lachend, ‘er moest ook wat zijn voor later.’

En die hei lag daar maar voor niks. Wie van de boeren wilde er geld voor geven? Niemand, hè? Nooit was de Peel wat waard geweest. Nou wou de maatschappij er meer voor betalen dan de beste bouwgrond ooit opbracht. Wie dat afsloeg, moest wel gek zijn. Men moest er ook aan denken, dat dan zeker wel het ‘kopgeld’ zou afgeschaft worden.

Die veronderstelde mogelijkheid vond ingang. Ja, dat was een mooi ding. Het geld, dat men ieder jaar naar de ontvanger moest dragen, dat was een zware last, daar had men niets aan. Die belasting was 'n druk voor de mensen. Werken voor niks!

De grote heren stuurden maar briefjes thuis: vijf, zes gulden ‘kopgeld’ voor een boer, het leek nergens op. 't Was compleet afzetterij. Ja, als dat afgeschaft kon worden door de Peelverkoop, dan wilden ze d'r niks van zeggen. Die guldens hoefde men dan toch niet af te geven.

Terwijl de dorpelingen druk redeneerden, vorderden de onderhandelingen goed.

Op de raadsvergaderingen lichtten de burgemeester en de secretaris de leden in, hoe de zaken stonden. Zij overbluften hen met getallen en namen, en hadden het over grootboek en rentestandaard, obligatiën en waarde-papieren. De boerenleden knikten met wijs-doening in de gezichten en durfden niets te zeggen en te vragen. Onderling keken zij elkander aan met een verdwaasde lach om de mond of een verstandhoudend ogenknippen, dat het ‘schoon’ was. Ze begrepen het wel.

Later spraken ze er met elkaar over, diepzinnig redenerend. De schouders gingen met korte rukjes omhoog en de gezichten vertrokken zich tot een overleg-uitdrukking, terwijl de pijp in de scheef meezakkende mondhoek hing. Zij bleven aan een tafel apart in het café zitten

[pagina 246]
[p. 246]

en zagen met trots andere bezoekers naar hen kijken en scherp hun gepraat afluisteren. Ja, wat het beste zou zijn... geld moest interest opbrengen... uitzetten... het sprak vanzelf... goeie papieren... dat was de baas op de dag van vandaag... en alles aangeschreven in het grootboek.

Een arm gebaarde zwaaiend op: zeker, dat moest ‘plaats hebben’... Die uitdrukking had de spreker onthouden van de burgemeester. Ook gebruikte hij wel eens ‘daarstellen’, en wierp dan zegevierende glansblikken in 't rond. Allen namen de houding aan van niet op hun mond gevallen te zijn, als het er op aankwam.

Nu en dan bogen de koppen zich tot elkander over en werd er een ogenblik gefluisterd.

Ging een van de bezoekers mee aan tafel zitten om informerend te vragen: ‘En hoe is 't nou met de Peel? Weer wat nieuws?’ dan trokken de sprekers zich terug in een gewichtig-doend zwijgen. De vrager draaide zijn ogen van de een naar de ander, maar geen van de raadsleden durfde te beginnen.

‘Ja, het zou nu wel gauw uit de voeten zijn. Meer mochten ze er niet van zeggen,’ geheimzinnigde 't eindelijk.

Al naar gelang 't uitkwam, moesten ze dan gaan, naar huis, of begonnen over andere dingen te praten.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken