Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Olie op de golven (1961)

Informatie terzijde

Titelpagina van Olie op de golven
Afbeelding van Olie op de golvenToon afbeelding van titelpagina van Olie op de golven

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.16 MB)

Scans (250.47 MB)

ebook (3.05 MB)

XML (0.45 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Olie op de golven

(1961)–W. van Mancius–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[p. 99]

Hoofdstuk IX

Lucy sloeg met een zucht het boekje dicht. Ze keek naar de kooi waar Annie Molenkamp lag te slapen en zag, dat die haar met grote ogen lag aan te kijken.

‘Heb je wat water?’ vroeg Annie opeens met een zachte stem.

Lucy stond op, vulde een glas aan de kraan van de wastafel en bleef een ogenblik staan, wachtend tot het schip uit een golfdal omhoog gekomen zou zijn. Toen liep ze op de kooi toe en ondersteunde het meisje met de ene hand, terwijl ze haar met de andere het glas voorhield. Annie nam gretig een paar teugen en keek haar dankbaar aan.

‘Denk je, dat het nog lang zal duren?’

‘Nee, dat denk ik niet,’ antwoordde Lucy, het glas in de wastafel leegschenkend en het daarna in de houder plaatsend.

‘Het spijt me zo, dat ik zo ellendig ben. Maar ik doe heus mijn best, werkelijk.’

‘Dat weet ik wel,’ zei Lucy glimlachend. ‘Kunje niet slapen?’

Annie schudde haar hoofd.

‘Ik wil graag wat praten. Dan denk ik er niet de hele tijd aan. Vind je dat goed?’

‘Best hoor, maar dan trek ik even een stoel bij en kom naast je zitten.’ Ze haalde een van de rieten stoelen bij het tafeltje weg, wat wel moeite kostte, want ze moest tegelijkertijd haar evenwicht bewaren. ‘Zo, steek nou maar van wal.’

[p. 100]

‘Hoe is het met vader en moeder?’

‘Best, die slapen. Die hebben er op het ogenblik geen last van.’

‘Gek he, dat jij er helemaal geen last van hebt.’

‘Ja, ik denk dat het komt, omdat ik vroeger nogal veel gezeild heb. Dan ben je voortdurend in beweging, moet je voortdurend je evenwicht zoeken. Het zal er wel mee te maken hebben.’

‘Waar zeilde je dan?’

‘Op het Spaanse Water, weet je waar dat is?’

‘Ja, daar in de buurt van Caracasbaai. Ik ben er wel eens geweest. Had je zelf een boot?’

Lucy schudde haar hoofd.

‘Nee, mijn broer had er een. Geen grote, maar hij zeilde fijn. We zijn er zelfs wel de zee mee op geweest.’ Ze dacht even terug aan die onbezorgde tijd, hoe ze 's zaterdags en 's zondags over het vlakke water van de baai gescheerd hadden, af en toe zwommen en zich daarna in wind en zon op keten drogen, tot ze bruingebrand waren als negers. Als negers, ja, dacht ze, opeens uit de sfeer van het onbekommerde verleden in de werkelijkheid van het heden teruggevoerd.

‘Wat zei je?’ vroeg ze een beetje schor.

‘Vind je het leuk om naar Curaçao terug te gaan?’

‘Ja, natuurlijk. Jij niet?’

‘Ja, toch wel, maar het was in Holland toch ook wel fijn.’

‘Zou je dan kever in Holland gebleven zijn?’

‘O, nee dat niet. Het is zo anders, he? Maar voor een poosje was het toch wel leuk. Hoe vind je de mensen hier aan boord?’

‘Die ken je toch ook allemaal?’

‘Behalve dan meneer Keller, heet-ie zo niet? En die Engelsman met zijn dochter, die ook niet. Hoe vind je meneer Keller?’

Ja, hoe vond ze Keller? Kon ze daar al een oordeel over vellen, na die enkele ontmoeting, die paar zinnen, die ze gewisseld hadden, maar toch had ze wel het gevoel gehad, dat Keller

[p. 101]

anders was, meer open, meer van deze tijd die meer verdraagzaamheid eiste. Een verdraagzaamheid, die niet opgelegd kon worden, die moest groeien of er soms al was, als het iemand betrof die onbevooroordeeld de problemen volgens eigen overtuiging kon aanpakken. Was Keller zo iemand? Of was hij een echte macamba, een Hollander, die een paar jaar op het eiland doorbracht, erop smaalde en naar het verlof zat uit te kijken. Je kon dat zo moeilijk zeggen, maar toch dacht ze, dat het misschien bij Keller wel mogelijk zou zijn. Dat hij zich niet zou laten beïnvloeden.

‘Ik vind meneer Keller erg aardig,’ zei ze en ze meende het.

Een poosje zwegen ze beiden. Ieder verdiept in eigen gedachten. Onwillekeurig dacht Lucy aan Keller en kon niet ontkennen, dat hij iets in haar had wakker geroepen. Was ze dan ondanks de rauwe teleurstelling van haar huwelijk toch weer in staat aan een man te denken? Nonsens, dacht ze, misschien werd ze ook wel zeeziek. Wat waren dat voor idiote gedachten? Bovendien scheen hij zich nogal aangetrokken te voelen tot Helen Oberon. Wat logisch was, tegen Helens charme kon zij onmogelijk op. Daar had je het weer. Wilde ze dat dan? Natuurlijk niet. Otto Keller was prettig gezelschap voor aan boord en daarmee uit. Ze moest denken aan de toekomst, ze moest een nieuw leven op gaan bouwen. Een leven, waarin de gedachte aan een man zelfs niet mocht voorkomen. Wat natuurlijk dwaasheid was, zo iets was zeker op Curaçao onmogelijk.

Ze trachtte zich Keller voor te stellen in zijn nieuwe omgeving, maar het was haar niet mogelijk. Ze kon hem slechts zien zoals hij nu op het ogenblik hier aan boord was.

Annie was ingeslapen. Zachtjes schoof Lucy haar stoel achteruit. Ze keek op haar horloge. Het was tien uur. Zou ze nu ook maar gaan slapen? En als er eens wat gebeurde? Het leek wel alsof de storm nog heviger werd, de bewegingen van het schip onregelmatiger waren. Misschien waren ze van koers veran-

[p. 102]

derd, want het slingeren was sterker. Gek, dat je eigenlijk zo weinig wist van wat er op de brug omging. Hoe hun leven eigenlijk in de hand van één man was, wiens beslissing ten goede of ten kwade kon keren.

Een tijd lang trachtte ze haar gedachten te concentreren op haar toekomstig leven op Curaçao, maar ze merkte dat toch steeds haar belevenissen van het ogenblik helder denken onmogelijk maakten. Och, dacht ze, ik kan net zo goed ook naar bed gaan.

Even later lag ze in haar kooi te luisteren naar de geluiden van het schip, dat zijn weg door de duistere stormnacht zocht. Ze voelde zich een beetje duizelig. Even duurde dat, toen sliep ze.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken