Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Olie op de golven (1961)

Informatie terzijde

Titelpagina van Olie op de golven
Afbeelding van Olie op de golvenToon afbeelding van titelpagina van Olie op de golven

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.16 MB)

Scans (250.47 MB)

ebook (3.05 MB)

XML (0.45 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Olie op de golven

(1961)–W. van Mancius–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[p. 129]

Hoofdstuk XV

Toen Helen de hut verlaten had, bleef Oberon nog even in zijn kooi liggen, maar opeens wierp hij met een vloek de dekens van zich af. De angst, die hem een ogenblik als het ware verlamd had, was verdwenen. Ervoor in de plaats was een tomeloze woede gekomen, een woede die zich op de een of andere wijze moest uiten. Opeens was hij niet zeeziek meer, voelde hij het deinen van het schip niet, voelde hij slechts de vernedering, die hij had ondergaan. In razende woede greep hij het eerste het beste, waar zijn oog op viel, een kleine reisnecessaire, die aan Helen behoorde en in zijn ogen Helen zelf werd. Hij greep het koffertje met alles wat er inzat en smeet het met alle kracht, die in hem was tegen de wand.

Er klonk het geluid van brekend glas. Nog niet voldaan, sprong hij er bovenop, trapte het tot een onherkenbaar geheel. Een zoete geur vulde de hut. Het maakte hem nog woedender. Hij rukte de kast open, waar haar jurken hingen, greep er een, scheurde hem doormidden en nogmaals deed hij een greep, maar dat gaf niet veel voldoening. Zwaar ademhalend bleef hij even midden in de hut staan, om zich heen kijkend naar iets L anders dat hij vernietigen, breken kon. Hij ontdekte haar bandrecorder, die in een hoek stond. Wankelend liep hij ernaar toe, hief het toestel hoog in de lucht... maar toen bedacht hij zich.

[p. 130]

Langzaam liet hij het zakken en zette het op de vloer. Dit was niet de manier om haar te straffen, dacht hij. Er moest een andere oplossing zijn. Hij ging op de rand van zijn kooi zitten, een diepe rimpel vormde zich in zijn voorhoofd. Hij zou haar straffen, zoals hij wist dat hij haar al zo dikwijls gestraft had. Langzaam stond hij op en trok van onder zijn kooi zijn koffer te voorschijn. Hij sloeg het deksel open en keek naar het rijtje flessen, dat daar voor hem lag. Nog acht. Er waren er nog acht. Hij lichtte er voorzichtig een fles uit en sloot de koffer weer. Hij dacht, nu heb ik wel een hartversterking verdiend. Hij schonk een waterglas vol met de drank en ging weer op de rand van zijn kooi zitten. Om zijn mond speelde een geslepen glimlach. De kleine Carmencita. Dat was de oplossing. De kleine Carmencita zou hij in huis brengen... Hij nam een lange teug uit het glas. Zijn ogen stonden nu helderder, zijn plan nam vastere vorm aan.

Het was een grote stommiteit geweest ooit met Helen getrouwd te zijn. De grootste stommiteit; dat hij dat zelf niet ingezien had, maar had toegegeven aan de aandrang van zijn familie. Een Hollandse vrouw zou zijn positie verstevigen, zou hem in de ogen van zijn collega's de standing geven, die zijn kapitaal niet mogelijk gemaakt had. Alsof het er iets op aan kwam. Alsof het toch niet in de eerste en enige plaats om zijn geld begonnen was. Want dat had hij wel gevoeld. Ze moesten hem niet, ze tolereerden hem, maar vrienden had hij niet. Zelfs niet door zijn geld. Zelfs niet, nadat hij Helen getrouwd had was dat veranderd. En waarom had hij haar anders getrouwd? Ba, hij had toch van tevoren kunnen weten, dat ze niets voor hem zou zijn. Niet zoals Carmencita, of Encarnacion of zelfs Luisa.

Hij nam een nieuwe slok en voelde hoe de drank hem aangenaam verwarmde, zijn geest verhelderde en dat was wat hij nodig had. Ja, hij zou de kleine Carmen in huis nemen, de kleine vurige Carmen, die kleine duivelin, en dat zou die slet een

[p. 131]

lesje leren. Dan zou ze niet meer zo hoog van de toren blazen. Dan zou ze het niet meer wagen om voor hem te staan, alsof ze hem wilde vermoorden. Hij rilde, keek naar het glas in zijn hand, dat bijna leeg was. Hij dronk het leeg, nam de fles en schonk het weer vol.

Ze mocht hier niet meer komen. Hij zou met de kapitein spreken om haar een andere hut te geven. Wat er vanavond bijna gebeurd was, zou zich kunnen herhalen. Hij wilde niets meer met haar te maken hebben. Hij smeet haar eruit. Kon ze naar haar vriendje Keller gaan. Bij hem eens lekker uithuilen! Caramba! Dat was misschien wel haar doel.

Hij begon te lachen, eerst zachtjes, daarna luider. Hij dronk het glas leeg en stond op. De spiegel boven de wastafel weerkaatste zijn beeld. Het beviel hem. Hij streek eens met de hand over zijn haar, blikkerde eens met zijn tanden. Ja, dat kon er best mee door. Wel wat anders dan die macamba met zijn witte haren.

De drank begon in hem te werken. Hij voelde zich minder bang en begon weer plannen te maken. Als ze terug waren in Curaçao, zou hij direct een kamer voor Carmencita in orde laten maken. Met een aparte ingang naar de straat. Anderen hoefden het niet te weten, maar Helen wel. Hij knikte eens grijnslachend, zich verheugend in het plezier dat hij van zijn daad zou beleven. Smeken zou ze hem, Carmen het huis uit te doen, maar hij zou haar uitlachen.

De fles was leeg. Hij liet hem achteloos op de grond vallen, waar hij door de helling van het schip wegrolde en ging op zoek naar sigaretten.

Het geluid van de stoomfluit deed hem verstijven. Wat was dat? Hij bleef even wankelend staan luisteren. O, Dios, dacht hij, niet hier sterven. Niet in dit hol alleen ondergaan. Ze zonken, ze zonken zeker. De stoomfluit. Hij grabbelde wat kledingstukken bij elkaar, viel bijna toen hij struikelde over het kapotgetrapte koffertje en rukte de gangdeur open. Er waren

[p. 132]

verscheidene mensen in de gang. In blinde angst duwde hij ze opzij en wrong zich een weg tussen hen door naar de deur aan het eind van de gang. Bijna had hij die bereikt toen de reusachtige figuur van de bootsman in zijn weg trad.

‘Laat me door,’ hijgde Oberon, trachtend de man opzij te schuiven.

De bootsman, die in een niet al te best humeur was, omdat hij gepord was juist toen hij na een zware wacht bijna in slaap gevallen was, nam geen beleefdheden in acht. Hij stak zijn arm uit. Oberon rolde even met zijn ogen, maar zakte toen door zijn knieën.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken