Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL Logo
DBNL Logo

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taal
    • Limburgse literatuur
    • Friese literatuur
    • Surinaamse literatuur
    • Zuid-Afrikaanse literatuur
  • Selecties
    • Onze kinderboeken
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • E-books
    • Publiek Domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Gebruiksvoorwaarden
    • Hergebruik
    • Disclaimer
    • Informatie voor rechthebbenden
  • Over DBNL
    • Over DBNL
    • Contact
    • Veelgestelde vragen
    • Privacy
    • Toegankelijkheid
Het schilder-boeck

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6,88 MB)






Genre
proza

Subgenre
non-fictie/biografie
non-fictie/naslagwerken (alg.)
non-fictie/kunstgeschiedenis


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

 

Het schilder-boeck

(1969)–Karel van Mander

Vorige Volgende

Het leven van Rogier van Brugghe, Schilder.

Aleer de wijt vermaerde stadt Brugghe in afgangh en verminderinge is ghecomen, door dat Ao. 1485. den Coophandel van daer gheweken is nae Sluys en Antwerpen, ghelijck t'gheluck en d'avontuer deser Weerelt wanckelbaer is: Soo hebben in dese bloeyende Stadt, ten tijde, en nae het leven van Ioannes, noch eenighe fraey edel gheesten gheweest. Onder ander eenen Rogier gheheeten, die een Discipel is gheworden van den voornoemden Ioannes. Nochtans schijnt wel, dat het is gheweest ter tijdt, doe Ioannes al redelijck oudt was gheworden: want Ioannes zijn Oly-verwe Const en vindinghe tot in zijnen ouderdom heeft verborghen ghehouden, niemant latende by hem comen daer hy wrocht, maer heeft eyndlijck dese zijn Const zijn Discipel Rogier deelachtich gemaeckt. Van desen Rogier zijn te Brugge in Kercken en huysen veel dinghen gheweest te sien: Hy was cloeck van teyckeninge, en van schilderen seer gracelijck, soo van Lijm-verwe, Ey-verwe, als Oly-verwe. In desen tijt had men de maniere, te maken groote doecken, met groote beelden in, die men ghebruyckte om Camers mede te behangen, als met Tapijtserije, en waren van Ey-verwe oft Lijm-verwe ghedaen. Hier in was hy

[fol. 203v]

een goet Meester: en ick meen wel van hem te Brugge eenighe van dese doecken gesien te hebben, die wonderlijck (nae den tijt) te achten en te prijsen waren: want soo in't groot wat te doen, daer moet teyckeninge en verstandt by zijn, oft het soude hem licht loochenen, dat hem in't cleen so licht niet en weyghert eenen welstant te laten geven. Van zijn doot weet ick niet te verhalen, dewijle t'gherucht hem noch te leven betuyght, om d'uytnementheyt zijner Consten, die zijnen naem der onsterflijckheyt heeft op gheoffert.


Vorige Volgende