Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het schilder-boeck (1969)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het schilder-boeck
Afbeelding van Het schilder-boeckToon afbeelding van titelpagina van Het schilder-boeck

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.74 MB)

XML (3.51 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

non-fictie/biografie
non-fictie/naslagwerken (alg.)
non-fictie/kunstgeschiedenis


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het schilder-boeck

(1969)–Karel van Mander–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het leven van Huge van der Goes, Schilder van Brugge.

Het is een ghemeen ghebruyck, oft een dinghen dat veel gheschiet, wanneer ghesien wort dat yemant, een groot Meester gheworden zijnde in onse Const, in eeren en voorspoet is gecomen, dat d'Ouders hun kinders te meer houden op de Teycken-const, ghelijck Ioannes daer door oock wel veel Discipelen soude ghecregen hebben, dan het schijnt wel dat hy daer niet te begheerich nae en was: doch heeft hy ghehadt eenen, ghenaemt Huge van der Goes, den welcken van grooten gheest en vernuft wesende, is een uytmuntigh goet Schilder gheworden. Hy heeft van zijn Meester gheleert de Const van Oly-verwe: zijn wercken zijn geweest Ao. 1480. soo voor als nae. Daer is geweest in S. Iacobs Kercke te Gent, van hem een seer aerdigh en constigh stucksken, hangende aen eenen pijlaer, wesende een Epytaphie van eenen Wouter Gaultier. Het binnenste was een Mari-beeldt, met haer kindt, sittende van vooren, een beeldt nouwe anderhalf voet groot, dat ick dickmael ghesien hebbe, met groot verwonderen van de netticheyt die daer in was: oock op den grondt de cruydekens en ghesteentgens: bysonder was te verwonderen de gracelijcke zedicheyt, die in de tronie der Mari-beeldt was, daer die oude een bysonder gratie in hadden, die gheestelijcke wesens sulcken statighe devoticheyt by te voegen. In de selve Kerck was oock een glaes-venster van een afdoeninge van t'Cruys, een seer constich stuck: dan ick twijffel of de teyckeninge van hem, oft van zijn Meester Ioannes was. Daer was noch binnen Ghent van Hughe, in't Clooster van den onse Vrouwen Broers, een Tafel, waer in was gheschildert de legende oft Historie van S. Catharina, dat een constigh en schoon werck was, hoewel hy dit in zijn jonckheyt hadde ghedaen. Daer is oock van Hughe een bysonder goet stuck, dat noch van alle Constenaers en Const-verstandighe niet vergheefs seer ghepresen is. Dit is te Ghent in een huys dat omwatert is, by het Muyde brughsken, te weten, het huys van Iacob Weytens, en is gedaen voor een schouwe oft schoorsteen op den muer van Oly-verwe, wesende d'historie van David en Abigail, daer sy hem te ghemoet comt. Hier is bysonder te verwonderen, wat een groote zedicheyt als in dese Vroukens te sien is, en wat een eerbaer soet wesen, welcker zedicheyt soo manierlijc is aen te sien, dat de Schilders van desen tijdt wel haer Vroukens daer mochten te schole seynden, op dat syse hen mochten af leeren: voort den David sit oock seer statelijck te Peerde: summa, t'werck is van teyckeninghe, inventie, actien, en affecten, alles uytnemende: want hier oock het affect der Liefden (so men seght) mede in gewrocht, en Cupido de Pinceelen heeft helpen stieren, in geselschap van zijn Moeder en de Gratien: want Huge noch vry geselle wesende, daer ten huyse vrijdde de dochter, daer hy seer op verlieft was, de welcke hy in't stuck oock heeft nae t'leven ghedaen. En dit constich stuck

[Folio 204r]
[fol. 204r]

ter eeren, heeft Lucas d'Heere een Lof-ghedicht op dese wijse ghemaeckt, daer een van de gheschilderde Vroukens sprekende seght:

Sonnet
 
Wy zijn gheschildert hier, al schenen wy te leven,
 
By Hughes van der Goes, doorluchtigh Constenaer,
 
Door jonst die hy toedroegh een' onder ons eerbaer,
 
In welcx soet wesen blijckt, wat liefd' hem heeft ghedreven.
 
Ghelijck als Phryne beeldt te kennen conde gheven,
 
Hoe Praxiteles oock droegh liefde groot tot haer:
 
Want s'Meesters Vrijdster hier ons overtreft algaer,
 
In schoonheyt wel ghemaeckt, als meest by hem verheven.
 
Doch is elck Man en Vrouw vol Consten onghelaeckt,
 
Oock Peerdt, en Esel mede, en verwen wel gheraeckt,
 
Onsterflijck, schoon, en reyn ghewrocht, zijn hier t'aenschouwen.
 
In summa, t'gantsche werck is net en wel ghemaeckt,
 
En ons en faelt niet el, dan wy zijn onbespraeckt,
 
Een foute, die doch is seer onghemeen in Vrouwen.

Noch is van desen constigen Meester, onder ander fraey dingen, die te Brugghe my onbekent moghen wesen, een Tafel, die men acht van zijn uytnemenste en alderbeste werck te wesen dat hy oyt dede, in de Kercke van S. Iacobs te Brugghe, en is een Altaer-tafel, wesende een Crucifix, met de Moordenaers, Marie, en ander dinghen, dat welcke alles soo levendigh, en met sulcken vlijt ghedaen is, dat het niet alleen t'ghemeen volck, maer alle verstandighe gheesten in onser Const grootlijck moet behagen. Dese Tafel werdt om de Const noch in den onverstandighen yver der Kerck-braeck ghespaert: maer alsoo de selve Kerck worde ghebruyckt tot der Predicatie, werdt dees Tafel genomen, om met gulde letteren op swarten grondt te schrijven de thien Geboden, by raedt en daet van een Schilder, wiens naem ick geern om eerbaerheyt wille verswijghe, dat een die self van der Const was, soo constighen edel werck heeft willen verderven en te niet doen: wislijck tot groote injurie en oneere der Schilder-const, die sulcx wel hadde moghen met betraenden ooghen aensien. Dan alsoo den eersten ouden grondt uytnemende hart, en dese goudt-verwe, en het swart, van vetten Oly en vellich was, heeft men dit alles suyver en claer af ghewasschen, en is noch ongheschent en onbeschadicht in wesen. Dits al dat ick van desen constighen Meester Hughe hebbe connen by een brenghen: weet oock niet wanneer, oft waer hy begraven is, dan zijnen naem laet ick om zijn edel Const Herculis huys vrouwe Hebe, oft der onsterflijckheyt bevolen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken