Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL - Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren
DBNL - Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw

meer over deze tekst

Informatie terzijde

Het schilder-boeck
Toon afbeeldingen van Het schilder-boeckzoom

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6,74 MB)

XML (3,51 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

non-fictie/biografie
non-fictie/naslagwerken (alg.)
non-fictie/kunstgeschiedenis


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het schilder-boeck

(1969)–Karel van Mander–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[Folio 205v]
[fol. 205v]

T'leven van Albert van Ouwater, Schilder van Haerlem.

Alsoo ick in't ondersoecken doende ben gheweest, om weten de uytnemenste in onser Const, om van voor aen de selvighe by orden te laten den anderen achtervolghen: hebbe vlijtigh gheweest de oudtste eerst op mijn Tooneel te stellen, met eenen my verwondert vernomen te hebben uyt geloofweerdighe getuyghnis, van desen Albert van Ouwater, Schilder van Haerlem, dat hy so heel vroegh een so constigh Oly-verwe Schilder is geworden: want ick acht, by dat uyt eenighe wisse omstandicheden is te ramen, dat hy den tijt van Ioan van Eyck soude bereycken: want een oudt eerlijck Man oft Schilder Albert Simonsz. tot Haerlem, tuyght en seght warachtigh te wesen, dat het nu in dit Iaer 1604. is gheleden, 60. Iaer, dat hy Albert Discipel was. Van den Haerlemschen Ian Mostart, den welcken doe ontrent oudt was 70. Iaer, soo datter wel 1030. Iaren zijn verloopen, van de gheboorte des voornoemden Mostarts, tot desen teghenwoordighen tijdt. Nochtans seght Albert Simonsz. een Man wesende van goet onthoudt, dat Mostart seyde noyt te hebben ghekent desen Albert van Ouwater, noch oock Geertgen van S. Ians. Albert van Ouwater is oock gheweest voor den vermaerden Schilder Geertgen tot S. Ians, die een Discipel van den Ouwater was gheweest. Dus laet ick nu den Leser overlegghen en oordeelen, hoe vroegh te Haerlem de Schilder-const van Oly-verwe is gheweest in ghebruyck. Van Ouwater, was te Haerlem in de groote Kerck, aen de Suydsijde van t'hoogh Altaer, een Altaer, geheeten t'Rooms Altaer, welck de Room-reysers oft Pilgrims deden maken. In de binnen Tafel waren twee staende beelden groot als t'leven, wesende eenen S. Pieter, en eenen S. Pauwels. Onder den voet van t'Altaer was een aerdigh Landtschap, in welck waren ghemaeckt verscheyden Wandelaers oft Pilgrims, sommighe reysende, sommighe rustende, etende, en drinckende. Hy was seer uytnemende van tronien, handen, voeten, en laken, oock van Landtschap. Daer wort oock gheseyt en getuyght, uyt de monden der oudtste Schilders, dat te Haerlem is van oudts ontstaen, en begonnen de beste en eerste maniere van Landtschap te maken. Daer was vam hem een paslijck groot stuck in de hooghte, waer van ick heb ghesien een ghedootverwede Copie, en was de verweckinghe van Lasarus: het principael werdt nae d'Haerlemsche belegheringhe en overgangh, met ander fraeyicheyt van Const, van den Spaengiaerden bedrieghlijck sonder betalen ghebracht in Spaengien. Den Lasarus was (nae dien tijt) een seer schoon en uytghenomen suyver naeckt, van goeden welstandt. Daer was een schoon Metselrije van eenen Tempel: doch de Colomnen en t'werck wat cleen wesende, op d'een sijde Apostelen, op d'ander sijde Ioden. Daer waren oock eenige aerdighe Vroukens, achter quamen eenighe, die toesaghen door Choor pilaerkens. Dit soo constigh stuck quam Hemskerck menichmael (doch sonder hem te connen versaden) vlijtich besien, seggende tot den eyghenaer zijn Discipel: Soon, wat moghen dese Menschen gh'eten hebben? meenende, datse eenen grouwsamen grooten tijdt en vlijt hebben moeten toebrenghen sulcx te maken. Dits t'ghene dat den tijt en oudtheyt ons noch van desen ouden Meester hebben ghelaten overblijven, en der verghetelheyt onthouden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Algemene gebruikersvoorwaarden
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken