Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het schilder-boeck (1969)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het schilder-boeck
Afbeelding van Het schilder-boeckToon afbeelding van titelpagina van Het schilder-boeck

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.74 MB)

XML (3.51 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

non-fictie/biografie
non-fictie/naslagwerken (alg.)
non-fictie/kunstgeschiedenis


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het schilder-boeck

(1969)–Karel van Mander–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het leven van Quintijn Messijs, Schilder van Antwerpen.

Ghelijck wy wel meer verhaelt moghen hebben, dat s'Menschen eygentlijcke toegheneghentheyt, die hem is voor, oft in gheboorte inghestort, van oft door Natuere wort menichmael teghen ghestaen, ghewelt oft belet ghedaen, t'zy door Ouders wille, nootsaeck, oft ander ongheleghentheden meer: waer door somtijts gheschiet is, dat de ghene die tot onse edel oeffeninghe voorsien, oft voorschickt zijn, comen op eenighe onvernuftighe rouwe handtwercken ghestelt te wesen: maer soo haest de sulcke comen daer in te veranderen, en worden de Const, die hun eyghen toecomt, te oeffenen, al ist t'somtijden nochtans ghenoegh spade, soo sietmen een wonderlijcke voorderinghe, en een loflijcke heerlijcke uytcomst van sulcke gheschieden. Sulcx betuyghde t'leven van Polydoor, ghelijck oock sal de gheschiednisse van Quintijn Messijs, Schilder van Antwerpen, den welcken wort geheeten den Smit, om dat hy eerst is geweest een Smit, tot zijn twintigh Iaren, daer van sommighe t'onrecht noch thien Iaren toeghedaen worden. Alsoo dan Quintijn t'zijnen twintigh Iaren in een langhe swaer sieckte is gevallen, dat hy qua-

[Folio 215v]
[fol. 215v]

lijck hem selven con onderhouden, huys-houdende met zijn arm oude Moeder, die hy daer te vooren plach den cost te winnen, en t'onderhouden, het welck hem jammerde, dat hy't te bedde ligghende niet meer en con ghedoen, claeghde sulcx aen de ghene, die hem daeghlijcx quamen in zijn cranckheyt besoecken: want al was wel de meeste cracht van de sieckte over, en dat hy begon over eyndt te sitten, soo was zijn lichaem noch soo swack, dat hy sulcken grooten arbeydt, als het smeden is, niet en vermocht te doen. Binnen desen middelen tijt begon te naken den Vasten-avont, en het was t'Antwerpen een ghebruyck, oft oude maniere, dat op den Vasten-avondt, oft daer ontrent, de sieck-luyden, oft Lasarussche in de Stadt omginghen, draghende een groote houten ghesneden ghestoffeerde Keers, en deelden over al den kinderen eenighe papieren Sanctkens oft Heylighkens, die van Hout-print, en afgheset waren, soo dat sy van dese groote menichte behoefden. So is onder die Quintijn besochten yemant ghecomen, die hem raedt gaf, van dese Sanctkens af te setten, soo dat hy sulcx aenghevanghen heeft. Door dit soo heel cleen begin, is zijn aengeboren ghenegentheyt oft lust ontsteken worden, soo dat hy gantschlijck met groote liefde en vlijt, hem van doe voort heeft tot de Schilder-const begheven, daer hy in corten tijdt met stadigh oeffenen wonderlijck seer heeft toeghenomen, en als uytnemende Meester die gheworden is, zijn leven langh daer in is volherdet. Daer wort van den oorsprongh oft oorsaeck van zijn Smits ambachts verwisselinge, en toegang tot der Const, een ander vertellinghe, veel, oft ghemeenlijck gedaen: te weten, dat hy Smit wesende, verlieft werdt, en hem begaf te vryen een aerdigh schoon Meysken, in welcke vryagie hy hadde een tegen-ghenoot, die een Schilder was: maer dat het Meysken meer sin hadde aen den persoon van Quintijn, dan haer mishaeghde dat vuyl Ambacht, wenschende dat Quintijn den Schilder waer gheweest, en den anderen den Smit: t'welck Quintijn verstaende, soude door de groote liefde ghedronghen wesende, zijn Smits hameren uyt der handt gheleyt, de Pinceelen aenghegrepen, en hem gantsch vlijtich, en gheluckich tot de Schilder-const begheven hebben, om alsoo zijn alderliefste te behaghen, en t'zijnen deele te moghen vercrijghen. Dit wort bevestight van Lampsonio in een Latijnsch ghedicht, oft Carmen, onder t'ghedruckte conterfeytsel van Quintijn, daer hy spreeckt, als self Quintijn wesende, oft in zijnen persoon, dat niet onvoeghlijck sal wesen, hier in onse spraeck tot ghetuyghnis ghestelt te worden.

Quintijn Messijs Antwerpsch Schilder spreeckt:

 
Een rouw Cyclopsche Smidt heb ick gheweest te vooren:
 
Maer doe een Schilder oock mijn Vrijster vrijdde snel,
 
En dat dat Meysken loos verwijtigh my liet hooren,
 
Dat sy op t'aenebeeldt de donderslaghen fel
 
Veel verder van haer wierp, als stil Pinceeler spel,
 
Heeft my der liefden cracht een Schilder haest doen wesen,
 
Sulcx wijst aen waer te zijn, een cleen aenbeeldken wel,
 
Sijnde op mijn Tafereel een teecken uytghelesen.
 
Ghelijck Cypris vercreegh van Mulciber voor desen
 
De wapens van haer soon, O grootst Poeet: als dit,
 
Hebt ghy een Schilder cloeck, ghemaeckt van een rouw Smidt.

Dees oorsaeck ontstaen uyt de vryagie (als ghehoort is) van Quintijns Const,

[Folio 216r]
[fol. 216r]

oft toegangh tot der Const, is een ghemeen vertellinghe: doch wort de voorgaende warachtigher ghehouden. Dan het can (mijns achtens) beyde wel waer wesen, te weten, dat Quintijn hebbende in zijn sieckte aenghevanghen yet te brabbelen met de verwen, gesondt wesende aen de kennis en liefde van een dochter is ghecomen, daer een Schilder zijn weder-vryer was, en dat doe soo eenighe woorden van haer zijn ghevallen, waer door hy t'smeden gantsch verlaten, de Const aenghenomen, en daer in door zijn liefde, toegheneghen natuere en vernufticheyt, haest seer toeghenomen heeft: hoe het zy oft niet, hy is een uytnemende dapper Meester in zijnen tijt geweest. Onder alle zijn wercken, is van hem noch in wesen, een seer uytnemende gedacht-weerdigh constigh stuck t'Antwerpen in onser Vrouwen Kerck, en is een Tafel toecomende t'Gildt van de Schrijn-werckers, oft Kist-makers, wesende de binnen-tafel eenen noot Gods, oft een Afdoeninghe van het Cruys, met eenen naeckten dooden ligghenden Christus, welcken men acht nae het leven ghedaen te wesen, en is wonderlijcke constigh en wel in Oly-verwe ghehandelt: de Marien, en anderen omstandt, bewijsen alle gedaenten van droefheyt. In de een deur van binnen is eenen S. Ian in d'Oly, oock seer uytnemende, waer in ooc fraey Peerden in comen: en altijts worter van jonghers, en ander aenschouwers onderlinghe ghetistenist oft eenen woordt-strijdt ghehouden, hoe veel Peerdts hoofden datter zijn, d'een telter ses, d'ander seven, oft acht, dit comt door dat het te som plaetsen verstorven oft bedorven is, datmen die dinghen qualijck can onderscheyden, en dat sy eenighen Helm voor een Peerdts-hooft aensien. D'ander deur is d'Historie, daer de dochter van Herodiane danst voor Herodes, om t'hooft van Ioannes de Dooper. Al dese dinghen schijnen uyt der handt uytnemende net, suyver, en scherp gedaen te wesen, doch van by is het al vry wat rouw: maer is op een seker manier ghedaen, dat het van verre soo heel suyver laet te wesen. Den Coningh van Spaengien Philips de tweede, lest overleden, seer Const-liefdigh wesende, dede veel om dees Tafel te hebben en in Sparngien te brenghen: doch wat schat hy daer voor boodt, oft beloofde, het werdt hem met alle voeghlijcke beleeftheyt afgheslaghen, en ontseyt. Dit stuck om zijn uytnementheyt is den rasende Menschen in de beeldt-storminghe ontscholen, en uyt hun vernielende handen altijt bewaert gheweest. Eyndlinge in't Iaer 1577. in de leste Stadts beroerte, doe het de Kist-makers als eyghenaers hadden vercocht, dede Marten de Vos soo veel, dat het van mijn Heeren van der Stadt self worde aengheslaghen, en ghecocht om vijfthien hondert gulden, op dat de Stadt van Antwerpen van sulck een uytnemende ghedacht-weerdigh constigh werck oft schat niet soude berooft worden: Met dit ghelt hebben die van t'voornoemt Gildt een Huys tot hun ghebruyck gecocht. Veel meer wercken en stucken heeft Quintijn ghedaen, die in verscheyden plaetsen vervoert en verstroyt zijn. Somtijts wort hier en daer by den Const-beminders in hun Const-camers eenigh stucxken ghevonden, daer het als costlijck Iuweel in weerden werdt gehouden. By den Const-liefdighen Bartholomeus Ferreris is noch van hem een Mary-beeldeken, daer men een seker aerdighe veerdicheyt van handelinghe in sien can. Hy hadde oock eenen Soon, zijn leerjongher, gheheeten Ian Messijs, dat oock een goet Schilder is gheweest: van wiens handt te sien is t'Amsterdam in de Waermoesstraet in't Lavoir, een stucxken van Wisselaers, die doende zijn met gelt

[Folio 216v]
[fol. 216v]

tellen, en wisselen: oock zijn t'Antwerpen, en in ander plaetsen, noch van hem verscheyden stucken.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken