Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Kleine katechismus der natuur voor kinderen (1779)

Informatie terzijde

Titelpagina van Kleine katechismus der natuur voor kinderen
Afbeelding van Kleine katechismus der natuur voor kinderenToon afbeelding van titelpagina van Kleine katechismus der natuur voor kinderen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.74 MB)

XML (0.19 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

non-fictie/pedagogiek
non-fictie/natuurwetenschappen/natuurkunde
non-fictie/natuurwetenschappen/biologie
non-fictie/natuurwetenschappen/sterrenkunde


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Kleine katechismus der natuur voor kinderen

(1779)–J.F. Martinet–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 70]
[p. 70]

Negende zamenspraak over de eigenschappen der vogelen.

Vraag. Hebt gy ook eenige vordering gemaakt in de kennis der Vogelen?

Antwoord. Ik weet er een weinig van; want, als wy jong zyn, beminnen wy ongemeen Dieren en Vogelen.

V. Hoort gy gaarne den zang der Vogelen, dan moet gy leeren vroeg op te staan.

A. Om dat met gemak te kunnen doen, hebben myne Ouders my geleerd vroeg naar bed te gaan, en gezegd (het geen ik ook ondervinde) dat ik, 's morgens, wel eens zo veel dan 's avonds in denzelfden tyd, en ook veel gemakkelyker kan leeren of iets anders doen, om dat men 's morgens zeer verfrischt door den slaap opstaat; en daarby, dat de algemeene Stilte, de opgaande schoone Zon en 't gezang der Vogelen ons als dan eene nuttige vrolykheid en opgewektheid in den geest geeven.

[pagina 71]
[p. 71]

V. Die les mag wel van alle Kinderen gevolgd worden.

A. Ik wil ze volgen, zo lang ik leeve.

V. Maar de Zang der Vogelen is niet alleen lieflyk?

A. Hy is ook zeer verwonderlyk; dan de heele Vogel, dunkt my, is een zeer konstig werkstuk van den grooten Schepper.

V. Hoe zo?

A. Is het niet verwonderlyk, dat de kleine keelen van zeer kleine Vogeltjes, en wel alleen die der Mannetjes zulke schelle en verschillende toonen kunnen formeeren? Een groote Os kan niet meer dan bulken - dat hun Hoofd klein en spits afloopt - dat hun Oog plat en met een blikkend vlies, 't geen wy niet hebben, gedekt is, om, door takken vliegende, den Oogappel te beschermen, en evenwel alle licht niet weg te neemen - dat hun Oog zeer scherp van gezigt is, sterker dan de andere Zintuigen - dat de Ooren inwendig zyn geplaatst, met veertjes tegen den indringenden wind gedekt?

V. Is dit alles?

A. Neen! Ik moet er bydoen, dat het Gevoel, als hun minder te pas komende, niet zo sterk is als 't Gezigt - dat de Smaak syn is, om dat ze de spys somtyds onder de aarde of in 't water zoeken, en dus die niet kunnen zien - en dat de Reuk, vooral in Roopfvogelen, die van verre het aas moeten rieken, zeer sterk is.

V. Zy hebben dus Vyf zinnen: maar waar toe het spits Hoofd, en een plat Oog?

A. Een spits Hoofd, een plat Oog, een steevige Schouder voor den vleugel, een smalle Baard

[pagina 72]
[p. 72]

aan de een en een breede aan de andere zyde der pennen, alle Pennen steevig in den schouder vastgezet, de openingen met kleine Veerties en Dons gevuld, een ligt hoornagtig Schaft aan iedere pen, en een holle Vleugel dienen hun allen, om ligter te zyn, om de verwonderlyke konst van vliegen gemakkelyk te oefenen, om den wind te breeken, of vat er op te krygen, dien weg te slaan, en zo in de lucht te blyven hangen, of er in om te zwieren.

V. Vliegen zy allen op dezelfde manier?

A. Neen! meest op verschillende wyzen.

V. En waartoe dient hun de Staart?

A. Om, uit de lucht nederkomende, de snelle vaart door den uitgebreiden staart en vleugden te breken, en zelve niet tegen den grond te slaan, waardoor zy gekwetst zouden worden.

V. Maar zy hebben geene tanden, om de spyze te kaauwen?

A. Om die te breeken, hebben zy Bekken, zo hard als hoorn; lang in de geenen, die onder water visschen; kort in de geenen, die zaaden pellen; als een beitel in zulken, die harde dingen, gelyk nooten, in stukken slaan; ingekeept als een rasp, lang of breed in zodanigen, die in de diepte glibberige waterplanten of gladde kikvorschen aangrypen.

V. Hoe vinden zo veele Vogelen den kost!

A. Snel kunnende vliegen, bezoeken zy, binnen kort, veele plaatzen, om te verneemen, of er iets te vinden is. God zorgt voor hun onderhoud: daarom zegt de Heere Jesus: aanziet de Vogelen des hemels, dat ze niet zaaien, nog maaien,

[pagina 73]
[p. 73]

nog verzamelen in de schuuren, en uw hemelsche Vader voedt nogthans dezelve. Matth. VI. 26.

V. Laat ik U noch iets van de Vederen vraagen; zeg my, waarom verschillen dezelven zo zeer van elkander?

A. De Vogelen hebben grooten, kleinen, zeer fynen, Dons geheeten, en Hair. De grooten dekken de kleinen; het dons en het hair vullen de openingen, tusschen dezelven overgebleeven: alles dient, om den Vogel, die in eene hooge koude lucht vliegt, te verwarmen.

V. En deeze Vederen hebben veelal schoone Koleuren?

A. Veeltyds schoone Koleuren niet alleen, maar ook verwonderlyk fraai gelegde, en geschakeerde.

V. Wy hebben evenwel geenen Vogel in ons Land zo fraai als de Papegaai?

A. Maar wy hebben er, die heerlyk zingen, 't geen hy niet kan doen.

V. Hunne Pooten zyn onaanzienlyk en morssig?

A. 't Zou geene wysheid geweest zyn die op te sieren met gloeiende Koleuren, daar zy dikwils in vuile gronden moeten gaan.

V. Hoe zyn de Pooten gemaakt?

A. Om behoed te zyn tegens harde koude en natte gronden, zyn de Pooten met schubben gedekt, en onder met eene dikke zool beslagen.

V. En de Klaauwen zyn misschien zonder reden geleed?

A. Neen, die is geschied, om die, als zy zitten of slaapen op eenen tak, volmaakt om den zelven te kunnen sluiten, en 't afvallen voor to komen.

[pagina 74]
[p. 74]

V. Maar hunne Knieën buigen zich niet voorwaards, gelyk de onzen?

A. Als dit zo ware, zou de Vogel, voor het zwaarste zynde, altyd voorover van den tak buitelen: hierom buigen zich dan de knieën agterwaards; en dit maakt, dat hy in evenwigt blyft zitten, waartoe ook helpt, dat zy slaapende het hoofd onder eenen der vleugelen steeken.

V. Waarom hebben Watervogelen Vliezen tusschen de Klaauwen?

A. Om dat zy anders in 't water niet zouden kunnen voortkomen: deezen dienen hun tot riemen.

V. Maar sommigen, als Zwaanen en Ganzen, hebben korte Pooten, doch lange halzen?

A. Men vindt dit nooit in Land-maar wel in Water-Vogelen, om dat zy met korte Pooten best kunnen zwemmen, en met lange Halzen bekwaamst kunne visschen in diepe poelen.

V. Is er niets meer in hen opmerkelyks?

A. Ja wel, by voorbeeld, dat elk eenen by zonderen Nest, altyd op zyne wyze, maakt; dat die dikwerf ongemeen konstig is toegesteld; dat het Mannetje en het Wyfje elkander helpen in 't broeien; dat er uit de eieren, veele zamen gerekend, zo veele Mannetjes als Wyfjes gebooren worden; en dat die zorgvuldig worden opgevoed, doch niet langer dan de jongen bekwaam zyn, om den kost te kunnen vinden.

V. En bovenal is vreemd?

A. Bovenal is vreemd, dat de meesten op sommige vaste tyden des jaars uit andere Landen tot ons over komen, om hier te broeien, en daarna weer vertrekken, vindende, waarover wy ons zeer verwonderen moeten, den weg, heen en

[pagina 75]
[p. 75]

weer, over groote Zeeën en Landen. Zelfs een Oievaar aan den hemel weet zyne gezette tyden, ende een Tortelduif, ende Kraan ende Zwaluw neemen den tyd haarer aankomste waar. Jer. VIII. 7.

V. Waartoe dienen de Vogelen?

A. Om den Mensch met hunnen zang te vermaaken, om hem Dons tot bedden, harde Pennen, tot schryven, en Vleesch en Eieren ter spyze te geeven; om hem goed of kwaad Weder vooraf te zeggen; en om onze tuinen van schaadelyke Inseeten te zuiveren.

V. Komen de Roofvogelen, ons nooit te pas?

A. Wyl de Roofvogelen op krengen aazen, en dus derzelver stank wegneemen, en daarenboven ook zulke Dieren en Vogelen, die te sterk vermenigvuldigen, verslinden; zo kan men zeggen, dat zy ons andere gewigtige diensten bewyzen.

V. Zy worden dan daarom van God onderhouden?

A. Ongetwyfeld! want Hy zelf zegt: wie bereidt de rave haaren kost, als haare jongen tot God schreeuwen, als zy dwaalen, om dat er geen eeten is? Job XXXIX. 3. die het vee zyn voeder geeft. den jongen raven, als zy roepen. Ps. CXLVII. 9.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken