Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Kleine katechismus der natuur voor kinderen (1779)

Informatie terzijde

Titelpagina van Kleine katechismus der natuur voor kinderen
Afbeelding van Kleine katechismus der natuur voor kinderenToon afbeelding van titelpagina van Kleine katechismus der natuur voor kinderen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.74 MB)

XML (0.19 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

non-fictie/pedagogiek
non-fictie/natuurwetenschappen/natuurkunde
non-fictie/natuurwetenschappen/biologie
non-fictie/natuurwetenschappen/sterrenkunde


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Kleine katechismus der natuur voor kinderen

(1779)–J.F. Martinet–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 76]
[p. 76]

Tiende zamenspraak over de vogelen onzes vaderlands.

Vraag. Welken zyn onze tamme Huis vogelen?

Antwoord. Daaronder moet men tellen onze Haanen, dikwerf schoon van vederen, moedig van aart, kloek van gestalte, beroemd wegens hunne groote zorg voor de Hennen, en hun gezet kraaien in den vroegen morgenstond - Onze Hennen, van een goedaartiger vertoon, zeer vruchtbaar, en trouwe Moeders voor haare Kiekens - onze Duiven, van verscheiden' soorten, waaronder zyn, die Brieven naar elders spoedig overbrengen, veelal overschoon van vederen, opregt en zagt van aart, waarom Jesus vermaande: zyt opregt, gelyk de Duiven. Matth. X. 16.

V. Welken meer?

A. Paauwen, de schoonsten aller Vogelen, van eene verwonderlyke pragt - Kalkoenen van gemengelde Koleuren, zeer vruchtbaar - en Ganzen, die ons dons, eieren, pennen en goed vleesch geeven, alle getrouwe opzigters over onze pleinen en goede Huiswagters.

[pagina 77]
[p. 77]

V. Welken voegt gy hierby?

A. Zwaanen, waare sieraaden der wateren, van een moedig aanzien, en grootsche houding - Kenden, dikwils pronkende met fraaie vederen, en bekend om haar sterk gekwaak.

V. Er zyn noch anderen, wilden genoemd?

A. Onder die moet men tellen Tortelduifjes, bekend om hun, droevig gekir, Zwaluwen en Spreeuwen met gloeiende koleuren en van eenen aangenaamen zang, die allen komen, in of by onze huizen nestelen, en gaan: doch de Vleermuizen, die men by dage niet ziet, en zo aartig in bogten vliegen, blyven by ons met de Huismusschen, levendige, stoute, listige Vogeltjes, van een aartig getjilp.

V. Welken brengt gy tot de Roofvogelen?

A. Zee Meeuwen, beroemd om hunne Eieren, en eene kleiner soort, zynde vischdieven en daarom verbaazend snel van vlugt, welken wy dikwils boven onze wateren zien zweeven om te rooven.

V. En welken leeven van vleesch of vruchten?

A. De groote bruine Arend met vlerken, soms vier of vyf ellen uitgebreid, scherp van oog, groot van kragt, gulzig en ontembaar - Gieren van gelyken aart - Raaven, kleiner, van een wreed aanzien, van eene zwarte droevige pluimaadie, en krassende stem - Kraaien, van een treurig geschreeuw - voorts Valken, Sperwers, Lepelaars, Kraanen, Uilen, Spegten, Hoppen, Pontekraaien, Roeken, Kaauwen, Markolven, Aaksters, en Nootekraakers.

[pagina 78]
[p. 78]

V. Welke Vogelen visschen in onze ondiepe Wateren en Moerassen?

De schoone, leerzaame en dankbaare Oievaars - de blaauwe Reigers - de donkere Waterhoenderen, - en de groote Roerdompen, zo sierlyk van vederen, als geweldig en zwaar van gebrom.

V. Deezen doen dan nadeel aan onze Visscheryen?

A. Een klein nadeel; doch daarentegen zuiveren zy het Land en het Water van overtollige Kikvorschen, en ander ongedierte.

V. Hebben wy geen meer Vogelen van kleiner maaksel?

A. Ja wel! by voorbeeld, Hout- en Watersneppen, Merels, Lysters, Tureluuren, Storren, Kieviten, Kemphaanen, Ysvogeltjes, Koekkoeken, Wielewaalen, enz.

V. Wat zonderlings hebben de vyf laatsten?

A. De Ysvogeltjes en Wielewaalen zyn onze schoonste Vogelen - De Koekkoek is aartig van roepen en lachen, laatende zyne eieren door een klein Vogeltje uitbroeien - De Kievit is rank, fraai van koleur, aartig van geschreeuw - De Kemphaanen, alle onbegrypelyk in vederen verschillende, zyn beroemd om hun verwoed kampen.

V. Welken geeven een smaakelyk gebraad?

A. Alle Eenden, Sneppen, Korhoenderen, Lysters, Patryzen, en Kwartels, bekend en bemind wegens hun staan, nevens andere kleine vinken, waarvan wy eene menigte hebben.

V. Welken telt gy onder onze kleine Vogeltjes?

A. De fraai zingende Leeuwrek, die zo hoog

[pagina 79]
[p. 79]

in de steilte opklimt, al vliegende zingt, en ons de aankomende Lente voorspelt - ook het fraai zingend Bastaard-Nagtegaaltje, met de Kaasmeezen, Pimpels, Koolmeezen, Winterkonigjes, Boomkruipertjes, Roodborstjes, Goudvinken en anderen.

V. Waartoe dient zo groote menigte van kleine Vogeltjes?

A. Om onze Tuinen, die krielen van Spinnen, Wormen, Rupsen en Vliegen, te zuiveren. Men heeft één paar Musschen met haare jongen, in ééne week, meer dan drie duizend Rupsen zien verslinden. Ook dienen zy, om voor ons te zingen, gelyk gezegd is.

V. Maar zyn kunnen niet geleerd worden te praaten gelyk de Papegaaien?

A. De Raven, Markolven, Aaksters, en Goudvinken kan men leeren praaten tot ons vermaak.

V. En welk Vogeltje overtreft allen in schoonen zang?

A. De Nagtegaal, niet schoon op 't oog, maar stemmig van pluimaadie, doch verrukkend door eenvoudige, ernstige, boertige, klaagende of enkel bylde toonen.

V. Welk gevolg trekt gy uit deeze beshouwing?

A. Moet ik my meer verwonderen over Gods Alvermogen in het formeeren der Vogelen, of over zyne Goedheid, welke ons door dezelven zo groote voordeelen en vermaaken bezorgt? Wat moet ik niet doen, als er bevolen wordt: looft den Heere, gy gevleugeld Gevogelte? Ps. CXLVIII. 1, 10.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken