Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Naar de letter (2010)

Informatie terzijde

Titelpagina van Naar de letter
Afbeelding van Naar de letterToon afbeelding van titelpagina van Naar de letter

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (17.30 MB)

XML (1.19 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/boekwetenschap


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Naar de letter

(2010)–Marita Mathijsen–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Handboek editiewetenschap


Vorige Volgende

15.2. Criteria voor publikatie in een nalatenschapseditie

De editeur openbaart in een nalatenschapsuitgave teksten waarvan niet altijd bekend is wat de auteur ermee voor had. Vond hij bepaalde voltooide werken niet goed genoeg voor publikatie of had hij andere redenen van bij voorbeeld politieke of persoonlijke aard, zoals een te herkenbare beschrijving van reële gebeurtenissen? Soms bedingt een auteur dat bepaalde teksten pas na zijn dood gepubliceerd mogen worden. Adriaan Venema schreef zijn memoires speciaal voor openbaarmaking na zijn dood, zich hiermee aansluitend bij de traditie van Chateaubriand die gedurende vele jaren aan zijn Mémoires d'outre-tombe werkte voor een postume uitgave. De editeur zal proberen te achterhalen wat de beweegredenen van de auteur waren om niet te publiceren en die in zijn commentaar verwerken. Zoals we eerder gezien hebben spelen de argumenten van de auteur om niet te publiceren geen rol na zijn dood. Volgens Woesler mag de editeur principieel geen belangrijke nalatenschapstekst achterhouden voor de openbaarheid: ‘die Kulturgemeinschaft verlangt [...] die Publikation von Texten gegen den Willen des Nachlassers’.Ga naar voetnoot2

[pagina 396]
[p. 396]

Wel moet hij proberen een criterium te vinden om een onderscheid te maken tussen teksten met een ‘literaire’ betekenis en gewone ‘gebruiksteksten’ of werkmateriaal. Hij moet dus beoordelen of een tekst het karakter van een ‘literair werk’ heeft, waarbij we gemakshalve brieven al rekenen tot het literaire werk.Ga naar voetnoot3 Het kan, bij voorbeeld, zelden de bedoeling zijn dat een editeur handgeschreven uittreksels van boeken publiceert of de aantekeningen die de auteur van hoorcolleges in zijn studententijd maakte. Huishoudboekjes, rekeningen, bestellijstjes etc. zijn doorgaans niet van belang, al zijn er in Duitsland serieuze plannen om de huishoudboekjes van Goethe te editeren.Ga naar voetnoot4 Het onderscheid tussen literaire teksten en gebruiksteksten is desalniettemin vaak moeilijk te maken, want het gaat daarbij om functies die de lezer toekent aan teksten, en niet om eigenschappen ervan. Zo kunnen dagboeken als literaire teksten beschouwd worden als ze bespiegelingen of ‘zielsontboezemingen’ bevatten, en als gebruiksteksten wanneer ze alleen maar afspraken opsommen. Richtlijnen zijn hier moeilijk te geven, maar per auteur zal beoordeeld moeten worden wat deel uitmaakt van de literaire nalatenschap en wat daarbuiten valt.

Het meest problematische bij nalatenschapsedities zijn onvoltooide manuscripten. Het is meestal onmogelijk, en vaak ook onwenselijk, om een volledige uitgave van alle nagelaten fragmenten en aanzetten te realiseren. Over de nalatenschap van J.H. Leopold schreef W.L. Brusse, dat die zich bevond ‘in een staat die het wellicht een menschenleven zou kosten om er orde en regelmaat in aan te brengen en te realiseeren voor de literatuurhistorie. Zij bestaat uit tienduizenden stukjes, snippers, eindeloos veelvuldige staten van fragmenten’.Ga naar voetnoot5 Een editeur zal moeten beslissen welke fragmenten en onvoltooide werken publikabel zijn. Want al zal een nalatenschapseditie van onvoltooide werken meestal voor een wetenschappelijk publiek bedoeld zijn, dan nog heeft het doorgaans geen zin een editie te maken van snippers met een enkele versregel.

Als criterium voor publikatie wordt in het algemeen de regel gebruikt dat alle vrijwel voltooide werken, en onvoltooide die een duidelijke werkstructuur bezitten en een zekere omvang hebben bereikt, opgenomen worden.Ga naar voetnoot6 Criteria kunnen hierbij ontleend worden aan formeel-stilistische kenmerken. Een onvoltooide tekst heeft een werkstructuur als bepaalde formele kenmerken aanwezig zijn, zoals rijm, strofenbouw en metrum in (traditionele)

[pagina 397]
[p. 397]

gedichten en verhaalopbouw in proza. Nagelaten teksten van auteurs uit modernistische perioden laten echter een dergelijke kenschetsing niet toe.Ga naar voetnoot7 Hier zal kennis van het werk van de auteur het criterium voor de bepaling van het werkkarakter en dus de publikatie moeten zijn. Jordan en Woesler noemen ook nog het uiterlijk van een manuscript als criterium voor het bepalen van het werkkarakter. De graad van ‘literairheid’ zou dan ontleend kunnen worden aan formele kenmerken van het manuscript zelf: zijn er correcties, open varianten etc. Het voorkomen van dergelijke bewerkingen is echter mijns inziens niet als absoluut criterium te hanteren, omdat elke auteur een andere werkwijze heeft. Er zijn auteurs die voordat ze de pen op papier zetten versies en mogelijkheden door hun hoofd hebben laten gaan en aan het eind van de ‘genese’ de gekozen variant neerschrijven, de zogenaamde hoofdwerkers, en andere die op papier al schrijvend afwegen welke versie de voorkeur moet krijgen. Alleen bij de categorie van de ‘papierwerkers’ zegt het manuscript iets over de staat van voltooiing.

Editeurs kunnen zich vergissen in de karakterisering van bepaalde teksten. Bepaalde aantekeningen van Novalis werden door een van zijn editeurs beschouwd als fragmenten, en ingepast in de romantische traditie om fragmentarisch te schrijven. Het bleek echter om nogal persoonlijke studienotities en leesaantekeningen te gaan.Ga naar voetnoot8

voetnoot2
Woesler, ‘Theorie und Praxis der Nachlassedition’, 46.
voetnoot3
Vgl. Kraft, Die Geschichtlichkeit literarischer Texte, 91.
voetnoot4
Hierover sprak Dorothea Kuhn op de Internationale Fachtagung van de Arbeitsgemeinschaft für germanistische Edition van 2-5 maart 1994. Wel begreep zij dat een editie op diskette wenselijker was dan een in druk.
voetnoot5
Geciteerd in: Leopold, Gedichten ii. Nagelaten poëzie. Historisch-kritische uitgave, verzorgd door H.T.M. van Vliet in samenwerking met A.L. Sötemann, dl. 2, vii.
voetnoot6
Vgl. Leopold, Gedichten ii, dl. 2, xxii; Woesler, ‘Theorie und Praxis der Nachlassedition’, 43 die motiefverzamelingen en kaartenbakken noemt als teksten zonder werkstructuur. Vgl. ook HaverSchmidt, Winteravondvertellingen, 372: ‘Onvoltooide verhalen hebben we alleen opgenomen als ze een bepaalde mate van voltooiing bereikt hadden, bij voorbeeld doordat een verhaalsegment afgesloten was’.
voetnoot7
Vgl. Jordan und Woesler, ‘August Stramms “Aufrecht und sturmfest”: Gedicht, Entwurf, Fragment? Zur Edition nachgelassener Lyrik der Moderne’, 203-204.
voetnoot8
Vgl. Mähl, ‘Probleme der quellenkritischen Kommentierung, behandelt an Textbeispielen der Novalis-Edition’, 104.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken