Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Koningin Rosa (1903)

Informatie terzijde

Titelpagina van Koningin Rosa
Afbeelding van Koningin Rosa Toon afbeelding van titelpagina van Koningin Rosa

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.71 MB)

Scans (67.96 MB)

ebook (3.46 MB)

XML (0.49 MB)

tekstbestand






Vertaler

J. van der Hoeven



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman
vertaling: Brits-Engels / Nederlands


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Koningin Rosa

(1903)–L.T. Meade–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Hoofdstuk XI.
Teleurgesteld.

Rosa dacht niet verder over het gebeurde. Zij nam zich voor, dat zij, zoodra zij mijnheer Ross ontmoette, dezen bepaald zeggen zou, dat zij de vlaggetjes niet gezien had, anders zou zij het verbod niet hebben overtreden. Met een paar meisjes, die bij haar bleven, had zij veel pleizier. Bella droeg er zorg voor, dat Hugo haar niet

[pagina 119]
[p. 119]

met Rosa zou kunnen zien praten. Hij had Rosa uit de verte gadegeslagen en toen hij zag, dat zij niet opstond en zeide, wat zij gedaan had, was hij eenigszins teleurgesteld.

‘Noodig was het nu wel niet,’ zeide hij in zich zelf, ‘maar het had haar mooi gestaan, als zij het gedaan had. Ik had het prettig gevonden; och, maar niemand kon nu ook van haar denken, dat zij ongehoorzaam zou zijn.’

Het overige van den dag ging zonder verdere wederwaardigheden voorbij. Het jonge volkje vermaakte zich buitengewoon en de theepartij in de duinen was nog pleizieriger dan het dineetje. Toen het donker begon te worden, werd de terugreis naar de abdij ondernomen. Een van de oude cellen der monniken was, zoo goed als het kon, tot kleedkamer ingericht; daar werd nu toilet gemaakt en de echte pret begon nu eerst. Een paar vioolspelers uit de buurt kwamen muziek maken en het landvolk liep toe, om op een naburig veld de dansen gade te slaan. Nooit hadden zij zulke fraaie quadrilles, zulke sierlijke figuren ten uitvoer gebracht - nooit zoo vlug de jonge voetjes bewogen.

Mijnheer Ross zat op eenigen afstand naar den dans te kijken. Hij nam er geen deel aan en was er zelfs tegen; maar mijnheer Dallenger dacht er anders over, dus kon hij er niets aan veranderen. Hij was in gepeins verzonken en vroeg zich af, of de beminnelijke gebiedster op Chorleywood wel ooit genezen zou terugkomen; of zij wel ooit weer de vroolijke, werkzame huisvrouw en moeder zou zijn, haar glimlach een zonnestraal in de kamers zou werpen en haar woorden troost en kalmte aanbrengen. Nooit had hij iemand ontmoet, die met haar kon vergeleken worden. Zij oefende zelfs zonder woorden of daden een goeden

[pagina 120]
[p. 120]

invloed uit. Wanneer zij in de kamer was, moest men wel edele gedachten koesteren en alle zelfzuchtige en verkeerde wenschen laten varen. En nu was zij in gevaar - in veel grooter gevaar dan de kinderen wel wisten. De operatie, die nu binnen enkele weken moest plaats hebben, zou beslissen over leven of dood. Zij had een gevaarlijk keerpunt in het leven bereikt: zij kon sterven, maar ook herstellen en weer volkomen gezond worden. Er was geen middelweg; zij moest de operatie gewillig ondergaan of sterven, en ter wille van haar man en kinderen, onderwierp zij zich aan den wensch der dokters. En toen dacht mijnheer Ross aan de kinderen, die hij van jongs af gekend had. Zij waren de echte dochters van mijnheer en mevrouw Dallenger; zij zagen er lief uit, waren oprecht, eenvoudig, vroolijk en goedhartig. Zij zouden eens een sieraad van haar tijd en geslacht zijn. Maar - Greta? Zij geleek niet op de anderen. Zij had een karaktertrek, waarover de goede kapelaan zich niet weinig ongerust maakte. In enkele opzichten, dit moest hij zelf bekennen, had zij het beste karakter van allen; zij kon zich zelf vergeten voor anderen, had haar zuster en vader hartelijk lief, maar haar liefde voor haar moeder grensde aan het ongeloofelijke: die geleek op aanbidding; zij verafgoodde haar.

‘Het arme kind zal ontzettend lijden; zij lijdt nu reeds,’ dacht hij verder; ‘als het Gods wil is, dat haar moeder onder de operatie bezwijkt, vrees ik maar al te zeer, dat Greta nooit meer dezelfde wezen zal. Deze ijverzucht zal doodelijk voor haar worden. Zou de Voorzienigheid willen, dat zij op deze wijze gestraft werd?’

Zoo peinzende, dacht hij aan de andere, hem toevertrouwde meisjes, tot zijn oog eindelijk op Rosa viel.

[pagina t.o. 121]
[p. t.o. 121]


illustratie

[pagina 121]
[p. 121]

Het was hem hoogst onaangenaam, dat Greta dit lieve meisje niet kon uitstaan. Hij bewonderde haar om haar zacht karakter, haar oprechtheid en haar schoonheid.

‘Al is zij nog zoo jong,’ peinsde hij, ‘van haar gaat dezelfde bekoring uit als van mevrouw Dallenger’ - toen Rosa naar hem toe kwam.

‘Ik zou u iets willen zeggen’ - begon zij.

‘Wat dan, lief kind?’ antwoordde de kapelaan, terwijl hij opstond.

‘Het spijt mij wel, maar ik ben ongehoorzaam geweest, buiten mijn schuld - want ik heb geen vlaggetjes gezien - maar ik ben ongehoorzaam geweest. Vóór het eten ben ik op den toren en langs den muur naar de kanteelen gegaan. Ik liep rechtuit en daalde aan de andere zijde af. Ik heb mij niet bezeerd, en heb niets beschadigd - maar toch heb ik u niet gehoorzaamd.’

‘Waarom deedt je het, Rosa?’ vroeg de kapelaan, eerst rood en daarna bleek wordend, waardoor zijn gelaat een strenger uitdrukking kreeg dan gewoonlijk.

‘Dat weet ik niet.’

‘Weet je dat niet? Maar toen je de roode vlaggetjes zaagt’ -

‘Die heb ik niet gezien.’

‘Was je dan blind? Ik heb ze er zelf vastgemaakt.’

‘Ik heb ze heusch niet gezien.’

‘Waarom ging je er heen? Welke reden hadt je er voor?’

‘Dat zou ik liever niet zeggen.’

‘Wil je dat liever niet zeggen? Dat is heel jammer. Het is je plicht het mij te zeggen. Ik had de vlaggetjes gezet onder aan den toren en bij de trap, naar de kanteelen. En nu vertel je me, dat je ze niet gezien hebt - en je bent er voorbij gegaan!’

‘Ja. Het spijt mij erg.’

‘En waarom heb je het mij daar straks niet gezegd,

[pagina 122]
[p. 122]

na het eten, toen ik zeide, wat er niet gedaan moest worden? Waarom ben je toen niet bij mij gekomen?’

‘Dat wilde ik doen, maar’ -

‘Spreek vrij uit, mijn kind.’

‘Ik dacht, dat u het op dat oogenblik onpleizierig zoudt vinden. Och, ik kan u niets meer zeggen. Toen ik u zocht, waart u al weg. Ik heb het u nu gezegd.’

‘Ja, dat is waar, en ik ben blij, dat het goed afgeloopen is. Ik hoop nu, dat niemand anders mijn verbod overtreden heeft.’

Rosa ging heen. Het dansen was nog in vollen gang, de muzikanten deden hun best, maar Rosa liep door en begaf zich naar de deur van de eetzaal, waar zij alleen bleef staan.

‘Er valt niet aan te twijfelen,’ zeide mijnheer Ross in zich zelf, ‘ik heb die vlaggetjes heel goed gezet. Zij waren duidelijk zichtbaar. Waarom zeide zij toch, dat zij ze niet gezien had? Waarom ging zij de ruïne op? En waarom zeide zij het daarna niet? Ik begrijp er niets van. Niemand is op dit ondermaansche volmaakt. Rosa Gilroy heeft mij teleurgesteld.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken