Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Koningin Rosa (1903)

Informatie terzijde

Titelpagina van Koningin Rosa
Afbeelding van Koningin Rosa Toon afbeelding van titelpagina van Koningin Rosa

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.71 MB)

Scans (67.96 MB)

ebook (3.46 MB)

XML (0.49 MB)

tekstbestand






Vertaler

J. van der Hoeven



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman
vertaling: Brits-Engels / Nederlands


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Koningin Rosa

(1903)–L.T. Meade–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 177]
[p. 177]

Hoofdstuk XVII.
De brief.

Met het tooneelstukje vorderde men uitstekend. Verschillende meisjes bezaten een aangeboren talent voor acteeren; zij waren er geheel in thuis, repeteerden 's morgens, 's middags en 's avonds en gingen er zoo in op, dat alle andere vermaken er voor vergeten werden. Mijnheer Ross moedigde de kinderen dan ook aan, zooveel mogelijk hun best te doen en bemoeide zich vooral met Rosa. Hij zeide, hoe zij zich moest voordoen, hoe zij spreken moest om het spel tot zijn recht te doen komen. Zij had een eenvoudige, maar toch edele rol. Cynthia is verloofd met een jong soldaat, die is moeten uittrekken. Zij is het eenige kind van een vader, die haar afgodisch liefheeft en woont op een kasteel bij de grenzen. De jonge minnaar heeft haar door Margo Wildacre een brief laten brengen; dit meisje is de dochter van den jachtopziener en ziet er mooi, hoewel wat opzichtig uit. Zij mag Cynthia niet lijden en houdt den brief achter. Het gevolg hiervan is, dat Cynthia's vader haar een anderen echtgenoot wil geven, die echter niet in het stukje voorkomt. Cynthia's trouw aan den man, die haar, naar zij meent, ontrouw is geworden en haar groote vreugd, als alles ten slotte wordt opgehelderd, geeft een schoone ontknooping. Margo wordt gestraft voor haar valsch gedrag en het stukje neemt een bevredigend eind.

Na de eerstvolgende dagen, gedurende welke Bella

[pagina 178]
[p. 178]

zich wat minder onaangenaam gedroeg, kwam Rhoda wat meer op haar gemak en vergat zij, dat zij Bella's slavin was. Dit was juist wat Bella wilde.

‘Als de tijd nadert, dat ik de teugels strak moet houden, om haar geheel in mijn macht te krijgen, zal zij het zwaar genoeg te verantwoorden hebben,’ dacht zij. ‘Laat zij nu haar vrijheid maar een beetje genieten, dat arme kind!’

Op zekeren morgen had zij Rhoda meer dan gelukkig gemaakt, door haar een wissel van zeven pond te laten zien.

‘Het is een open wissel, dus hij kan zoo verzonden worden,’ had Bella gezegd.

‘O, dank je, dank je wel,’ had Rhoda geantwoord en met een paar dankbare oogen, waarin tranen blonken, had zij Bella aangezien.

‘Je bent zoo goed voor mij,’ voegde zij er bij, ‘mag ik hem nu dadelijk wegsturen? Vanmorgen heb ik een brief van neef Robert gehad, een vreeselijken brief. Als ik niet heel gauw betaalde, zou hij mij het vuur aan de schenen komen leggen; wat hij daarmee bedoelde, weet ik natuurlijk niet, maar zeker niet veel goeds.’

‘Nu, de zaak is thans in orde,’ zeide Bella. ‘Schrijf je brief en kom daarna bij mij.’

‘Kan ik den wissel in den brief sluiten?’

‘Kom met je brief bij mij, en haast je wat; wij hebben om zeven uur repetitie.’

Rhoda trippelde weg. Zij ging de leerkamer in en schreef het volgende:

‘Waarde Neef Robert,
Hiernevens een wissel voor zeven pond. Wilt u Kaatje Dart daarmee betalen, en het mij vergeven; ik zal zoo iets nooit weer doen.
Uw u toegenegen nichtje,
RHODA MANGERTON.

[pagina 179]
[p. 179]

Vervolgens bracht zij haar epistel bij Bella.

‘Hè, wat heb je er lang werk aan gehad!’ zeide deze. ‘Zoo is het goed.’ Toen vervolgde zij:

‘En nu moet je dit papier teekenen.’

‘Teekenen? Wat bedoel je?’

‘Dit moet je onderteekenen, gauw wat, kind! O, ja, je moogt het eerst lezen.’

Rhoda nam het papier uit Bella's hand aan.

‘Lees het maar hardop,’ zeide Bella; ‘ik wil die mooie woorden wel eens hooren.’

Rhoda las:

‘Ik, Rhoda Mangerton, heb van Arabella Carson geleend de som van zeven pond, om daarmee een schuld te betalen aan Kaatje Dart, uit het dorpje Firzby in Yorkshire. Kaatje Dart is een vroegere vriendin van mij en een boerendochter uit dat dorp. Ik ben Arabella ten zeerste dankbaar; zij heeft mij uit een groote verlegenheid geholpen. Ik zal mijn best doen, haar, zoo lang ik leef, lief te hebben.’

‘Onderteeken dat en ik geef je den wissel,’ zeide Bella.

Rhoda gehoorzaamde.

‘Maar wat beteekent het eigenlijk?’ vroeg zij, half verwonderd, half verschrikt.

‘Dat zal ik je straks precies uitleggen. Dit papier bewaar ik. Plak nu een zegel op je brief, dan kan hij naar de post gebracht worden met de andere. Voel je je nu niet veel geruster?’

‘Ja en neen.’

‘Waarom “ja en neen?”’

‘Dat papier maakt mij bang.’

‘Och, dom kind! Kom ga mee; het zal jouw beurt zijn om op te treden. Luister eens, je moet een meer

[pagina 180]
[p. 180]

valsche Margo voorstellen, en het goed doen uitkomen, dat je de dame van het kasteel vreeselijk haat. Begrijp je mij niet?’

‘O, ja wel; maar dat papier - wat beteekent het toch?’

‘Nu nog niets.’

‘En later dan - Bella, je moet het mij zeggen. Ik ben arm en heb geen vrienden.’

‘Ik ben je vriendin, schatje.’

‘Zoo! Ja, een oogenblik geleden; maar dat papier bevalt mij niet - het beteekent zoo veel. Tante, die nu gestorven is, placht te zeggen: ‘Rhoda, schrijf nooit iets op een papier, want het zou naderhand in je nadeel tegen je kunnen getuigen.’

Bella lachte.

‘Wat een wijze, oude tante! En zij had gelijk ook. Het is waar. Dit papier is mijn aandeel in onze overeenkomst. Ik houd heel veel van je, maar ik ben niet van zins, mijn spaarpenningen - zeven mooie, gouden sovereigns - voor een gril weg te schenken. Neen, hoor, ik moet mijn bewijs hebben.’

‘Ja, dat geloof ik ook, maar, o, Bella, je maakt mij zoo bang!’

‘Zoodra je mij terugbetaalt, verbrand ik dat papier.’

‘Maar hoe kan ik je ooit terugbetalen?’

‘Dat zal je gauw genoeg zien. En nu, naar de repetitie. Denk er om, dat je knorrig en onaangenaam moet wezen, want als Margo dat niet is, is al de aardigheid er van af.’

Spoedig waren zij op het grasveld, waar zij allen reeds bijeen vonden.

Bella voldeed goed in haar rol, die zij bijna reeds van buiten kende, en Rhoda vergat haar verdriet; zij was er met hart en ziel bij. Behalve Rosa, was zij een der beste jeugdige tooneelspeelsters, en het was aardig

[pagina 181]
[p. 181]

om te zien, hoe die twee in haar rol pasten. Margo, betooverend-vertrouwelijk, zeker van haar zaak - Cynthia, deftig en statig als een vorstin. Na de eerste drie of vier repetities, was er geen twijfel meer aan, dat Margo en Cynthia het meest zouden voldoen, en dat de anderen bij haar, als het ware, in het niet zouden verzinken.

Mijnheer Ross sprak openlijk zijn meening hierover uit en allen waren het met hem eens. De meisjes wenschten Rosa en Rhoda geluk en Bella maakte de meeste drukte.

‘Als je niet zoo rijk was,’ zeide zij tot Rosa, ‘zou je zeker aan het tooneel gaan, hè?’

Rosa keek haar verwonderd aan.

‘Daar heb ik nooit over gedacht,’ zeide zij. ‘Deze rol speel ik graag, omdat Cynthia zoo'n edel karakter heeft.’

‘Wat bewonder je dan zoo in haar?’

‘Haar trouw.’

Mejuffrouw St. Clair voegde zich op dit oogenblik bij haar en bracht de boodschap, dat de modiste uit Ashley Fleet er was. Rosa en Rhoda moesten dadelijk bij haar komen. Op den drempel van het huis keek Rhoda om en zeide plotseling:

‘Ik wou, dat wij alleen konden gaan, en de anderen buiten bleven.’

‘Waarom? Wij zijn onder vriendinnen en hebben een gemeenschappelijk belang. Weet je, wat mij zoo in dit stuk bevalt? - Dat, hoewel jij en ik de mooiste rollen hebben, niemand jaloersch is.’

‘Dat is waar, zelfs Greta niet.’

‘Waarom zeg je dat zoo?’

‘Wel, is zij - is zij niet het meest jaloersche meisje, dat jullie kent?’

Rosa antwoordde niet.

[pagina 182]
[p. 182]

‘Vindt je dat ook niet?’

‘Och, ik spreek er liever niet over. O, daar komen de anderen!’

De twee meisjes bleven even wachten.

‘Mogen wij er bij zijn, als jullie gepast wordt?’ vroeg er een.

Bella was er niet bij en Rhoda slaakte een zucht van verlichting. Op den zolder gekomen, kwam zij zich zelf als in een nieuw licht voor. Zij had een aangeboren talent voor alles, wat het tooneel betrof. Met een enkelen oogopslag zag zij, wat er aan een kostuum veranderd moest worden, welke kleur het best in die rol zou voldoen, en wat voor stijl in een ander passen zou. Zij vond nog schatten van oude kant, goudlaken en schoentjes met hooge hakken, die de anderen over het hoofd hadden gezien. Iedere nieuwe ontdekking werd met gejuich begroet, maar de laatste en mooiste schat was een paar lage schoentjes van rose fluweel met gespen van nagemaakte briljanten. Het fluweel was bezet met paarlen en robijnen en de gespen zaten in een rose fluweelen rozet. Zij waren, in één woord, beeldig. Er waren hooge hakken onder, en, met algemeene stemmen werden de schoentjes aan Rosa toegewezen. Zij trok ze aan en begon er mee heen en weer te loopen, doch, niet gewend aan zulke hooge hakken en spitse toonen, sloeg zij plotseling voorover, tegen een grooten balk, dicht bij een der deuren, en viel op den grond. Zij deed zich erge pijn en, door de anderen geholpen, zat zij spoedig in een ouden leuningstoel.

‘O,’ riep Eveline, zich angstig over haar heenbuigend, ‘zeg toch, dat je je enkel niet verstuikt hebt - dat je loopen kunt - of, dat je je niet erger bezeerd hebt!’

[pagina 183]
[p. 183]

‘Ik heb mijn zijde pijn gedaan, maar niet erg; het zal wel gauw over zijn,’ zeide Rosa.

Zij leunde tegen Eveline aan, want zij was een onmacht nabij. Eveline legde haar hand op haar voorhoofd, en Rhoda vloog weg, om onmiddellijk met wat vlugzout in water terug te komen.

‘Dat is lief van je, Rhoda,’ zeide Eveline. ‘Dat zal haar goed doen. Kom Rosa, drink het eens uit. Wat zie je bleek! Maar nu zal het wel weer gauw schikken. Drink nu eens, toe!’

Rosa dronk en na een poosje, zeide zij veel beter te zijn. Zij stond op, sprak over haar kostuum en zeide tot de modiste, een zeer knappe, handige dame, hoe zij het veranderd wilde hebben.

Langzamerhand ging het jonge volkje weer naar beneden; op het grasveld zou thee gedronken worden. Juffrouw St. Clair zat aan het hoofd van de tafel; zij had juist een brief gelezen en, toen de meisjes aankwamen, stak zij dien haastig in haar zak. Niemand bemerkte dit dan Greta, die altijd op haar qui vive was voor nieuwtjes en niets, vooral niet een voorwerp, dat op een brief geleek, ontging haar aandacht. Als bij ingeving voelde zij, dat die brief slechte tijding bevatte, en, ofschoon zij met grooten eetlust aan de theetafel gekomen was, kon zij nu niets gebruiken.

Rosa zag nog wat bleek en het flauwe gevoel was nog niet geheel verdwenen. Allen deden haar best, het haar aangenaam en gemakkelijk te maken en Eveline vertelde mijnheer Ross wat er gebeurd was.

‘Als de pijn in je zijde niet overgaat, Rosa, moet de dokter komen. Je kunt een spier verrekt hebben, en dan zal je rust moeten nemen.’

Rosa antwoordde echter, dat de pijn niet veel meer te beduiden had, en er werd over wat anders gespro-

[pagina 184]
[p. 184]

ken. Na de thee zou er een wandeling gedaan worden en spoedig was het jonge volkje daarvoor gereed. Greta ging echter niet mede.

‘Natalie, wat is er?’ vroeg zij, terwijl onzekerheid en angst op haar gelaat te lezen stonden.

‘Wat er is? Ik begrijp je niet. Maar, beste kind, wat scheelt er aan?’

‘O, neem het mij niet kwalijk, maar ik zag u een brief in uw zak steken. Was hij van moeder of over haar?’

Juffrouw St. Clair kon niet goed een geheim bewaren. Zij dribbelde wat heen en weer, kuchte en zeide eindelijk stotterend:

‘Wel - Greta - dat - dat was een brief aan mijn adres; daarmee mag ik toch doen, wat ik wil, niet waar?’

‘Neen, niet met dien, waarin iets over moeder staat. Was hij van moeder? - Kom, u hebt toch iets van haar gehoord?’

‘Ja, dat wel. Het was een brief van je vader.’

‘En - hoe gaat het met haar - is zij beter of erger? -’

‘O, ik geloof beter. Greta, je bent een groot meisje, en je houdt veel van je moeder. Ik kan mij niet vereenigen met het nieuwerwetsche denkbeeld, dat men iedere teleurstelling of elk verdriet voor een jong schepseltje zorgvuldig geheim moet houden.’

‘Maar dan is er iets,’ zeide Greta bij den stoel van de juffrouw op haar knieën vallende, ‘zeg het mij maar dadelijk.’

‘Het is geen slecht nieuws, meisje; de dokters denken, dat je moeder sterk genoeg zal wezen om den 21n dezer, dus van daag over 14 daag, geopereerd te worden.’

[pagina 185]
[p. 185]

‘Dat is de datum voor de opvoering van ons stukje! O, maar dan moet het uitgesteld worden. Dat moet bepaald, Natalie, vindt u ook niet?’

‘Nu, ik denk er eveneens over; het zou ontzettend wezen, als jullie hier aan het pretmaken waart en de arme ziel op het uiterste lag!’

‘Is de operatie dan zoo gevaarlijk?’ vroeg Greta, doodelijk verschrikt.

‘Haar leven is in Gods hand, lief kind; vertrouw op Hem, dat deed ik ook, als ik in mijn jeugd zwaar beproefd werd; jij kunt dat ook.’

Deze woorden brachten de arme Greta tot kalmte. Zij voelde plotseling, dat er hier op aarde toch iets was, waarop zij vertrouwen kon, een steun, die haar nooit zou ontvallen. Een poos was zij stil; toen zeide zij:

‘Ik ben blij, dat ik met u gesproken heb. Ik begrijp u. Vanavond zal ik aan vader schrijven en mijnheer Ross om raad vragen.’

‘Dat is goed, beste meid. Ik ben het volkomen met je eens, dat de opvoering van het stukje moet worden uitgesteld.’

Greta ging langzaam naar huis en vond de andere meisjes op haar wachten.

‘Ben je daar eindelijk,’ riep Bella, ‘wat scheelt je, Greta?’

‘Laat mij met rust, ik ga niet mee wandelen, ik ben er niet toe gestemd.’

Een paar meisjes wilden bij haar blijven, doch Greta bedankte haar; zij wenschte nu niets liever dan alleen te zijn. Zij gingen dus op weg en spoedig zag Greta ze vroolijk pratend en lachend de laan uit wandelen. -

‘Zelfs Eveline is er onverschillig voor. Het is vreemd, maar niemand van ons is er zoo onder als ik.’

Tot haar blijdschap zag zij mijnheer Ross, door de

[pagina 186]
[p. 186]

boomen, naar haar toe komen. Zij liep hem tegemoet.

‘Hoe heb ik het met je, Greta, waarom wandel je niet mee?’

‘Omdat ik u wat vragen wilde, Mijnheer.’

‘Het zou veel beter voor je wezen, als je mee gingt wandelen. Vanavond, na het gebed, kon je altijd bij mij komen. Enfin, wat heb je op het hart?’

‘Ik wilde,’ zeide Greta, den kapelaan vast in de oogen ziende, ‘dat het werd uitgesteld.’

‘Wat bedoel je met “het”?’

‘Ons tooneelstukje. Het mag niet gebeuren. Wij kunnen al die drukte op dien datum niet hier hebben.’

‘En waarom niet?’

‘Omdat ik van Natalie weet, dat moeder dien dag geopereerd zal worden. Wat zouden de menschen er wel van zeggen?’

‘Wel, Greta, het staat aan je vader om dat te beoordeelen. Hij en ook je goede moeder, willen juist, dat het tooneelstukje op dien datum zal worden opgevoerd. Alles is er reeds voor bepaald en het zou voor je moeder een groote teleurstelling wezen, als er verandering in kwam. Ik kan er ten minste nog niet over denken.’

‘Welnu - dan doe ik niet mee. Ik zou het niet kunnen.’

‘Mij dunkt, dat je bij eenig nadenken wel van gedachte veranderen zult.’

‘Waarom “bij eenig nadenken”?’

‘Wel, als je aan je medespeelsters denkt. Vergeet ook de schoolkinderen, de buren en je logéetjes niet. Tracht je zelf te vergeten; dat is mogelijk, Greta, want’ -

‘Want?’

‘Hulp van Boven zal je er de kracht toe geven.’

[pagina 187]
[p. 187]

‘O, maar ik vind het wreed - meer dan wreed! Hoe kan zoo iets goed zijn? Wat moet ik beginnen, wanneer allen tegen mij zijn?’

‘In dit speciaal geval ben ik zeker tegen je. Al de plannen zijn met toestemming van je ouders beraamd; er kan niets aan veranderd worden.’

Greta keerde zich om en ging langzaam weg. Al haar moeite scheen vergeefsch en mijnheer Ross begreep haar nog het minst van allen.

‘O, wat is de wereld wreed en onhartelijk! Zeker omdat moeder haar verlaten gaat,’ dacht het ongelukkige meisje, ‘want dat zal zij, - dat zal zij. En hier zal een leventje zijn van vroolijken Frans, met muziek en dans! O, ik kan het niet dragen - ik kan niet!’

Zij verhaastte haar tred. Tranen kwamen in haar oogen, maar zij wischte ze gauw af.

‘Wat helpt het, of ik al huil? Ik ben hier, als het ware, aan handen en voeten gebonden. Naar moeder kan ik niet gaan, nergens kan ik haar in helpen. Ik kan haar niet eens toonen, hoe lief ik haar heb!’

Het was een zeer warme dag; het zweet parelde op haar voorhoofd. Zij wilde haar zakdoek nemen, om het af te vegen, toen zij den brief aanraakte, dien haar moeder haar geschreven had. Den inhoud kende zij bijna van buiten, zoo dikwijls had zij hem gelezen. Hoe dierbaar was hij haar! Het was heilig schrift! De zwakke hand van haar moeder had de woorden neergeschreven, haar hand had op het papier gerust! De geest van die moeder had de zinnen ingegeven, en deze waren vol kracht, want, hoewel het lichaam zwak was, haar geest was moedig en sterk en voegde zich naar den wil van den Allerhoogste.

Greta ging onder een boom zitten, en las den brief

[pagina 188]
[p. 188]

nog eens. Ook nu werd zij getroost en tot kalmte gebracht. Zij had nog nooit iemand zien sterven, nog nooit iemand, die haar lief was, door den dood verloren; het scheen haar, evenals zooveel meisjes van haar leeftijd, toe, dat het een onmogelijkheid was, iemand, van wie men zoo hartstochtelijk veel hield, te zien overgaan in een ander leven, waar zij haar nooit meer zou kunnen zien, noch haar vriendelijke stem hooren.

‘Zij zal beter worden. Ik maak mij te ongerust. Zij zegt, dat ik bidden moet. Dat wil ik ook,’ dacht Greta.

Zij vouwde hare handen en zeide halfluid:

‘O, goede God, sta een ondeugend, jaloersch en driftig meisje bij, dat zoo bitter weinig zelfbeheersching heeft, maar, o, zooveel van haar moeder houdt! Help haar om te doen, wat goed is, en, o God, spaar het leven van moeder!’

Deze woorden werden gehoord. Greta wist niet, dat er in de buurt een luistervink was. Zij verkeerde in de meening geheel alleen in het mooie, koele dennebosch te zijn. Een paar eekhorentjes sprongen tusschen de takken van enkele beukeboomen, die aan den zoom van het dennebosch stonden en het begin waren van een grooter bosch loofboomen. Hier en daar kwamen een paar konijntjes spelende uit hun holen te voorschijn; zij keken half angstig naar Greta, en, ziende, dat er bij haar geen gevaar te duchten was, zetten zij hun spel voort. Greta zeide in zich zelf:

‘Hè, wat doet het mij goed, hier alleen te zijn!’

Gedurende al dien tijd, kwam de luistervink langzaam dichter bij, zonder door Greta opgemerkt te worden. Het duurde niet lang, of haar oogen vielen toe. Zij had ook zoo'n veelbewogen dag gehad! Den brief hield zij nog losjes vast en weldra was zij in

[pagina 189]
[p. 189]

een gerusten slaap. Toen naderde, zacht en onhoorbaar, een slanke gedaante; zij boog zich over de slapende - nam voorzichtig den brief uit haar hand en verwijderde zich daarop zoo snel zij kon. Deze gedaante was Bella Carson. Met den brief stijf tegen haar borst gedrukt, liep zij ijlings naar het tuinhuisje en begon hem daar te lezen.

‘Ja,’ zeide zij een oogenblik later in zich zelf, ‘nu weet ik, wat mij te doen staat en Rhoda zal mij helpen. O, Greta, je kunt gerust zijn; alles komt nu terecht. Je zult eerst over het gemis van dezen brief heel ongelukkig zijn, maar dat komt er niet op aan, want, door dit simpele stukje papier, zal je vurigst verlangen eindelijk vervuld worden.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken