Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De zonde in het deftige dorp (1912)

Informatie terzijde

Titelpagina van De zonde in het deftige dorp
Afbeelding van De zonde in het deftige dorpToon afbeelding van titelpagina van De zonde in het deftige dorp

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.26 MB)

Scans (3.21 MB)

ebook (2.98 MB)

XML (0.49 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De zonde in het deftige dorp

(1912)–Johan de Meester–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 306]
[p. 306]

Vijf en dertigste hoofdstuk.

STORK was op weg naar freule Sitsen. Ook wilde hij vóór de koffie naar Jopie. Gelukkig waren er niet vele zieken. Hij was moe van een moeilijke bevalling, geheel onverwacht in den voornacht gebeurd. Daarom liep hij voor deze visites. Bij de freule kon trouwens zijn fiets niet staan. Het was een zoele dag, maar grijs. Hij dacht aan Claartje van Lakervelde. Juist, toen hij zijn erf afliep, was hij Hendrik tegengekomen, den altijd plechtigen stapkoetsier van Beuk-en-Beek, met een lichtpaars briefje voor hem: - zoo mogelijk op antwoord wachten. Mondeling had hij dit gegeven. Freule Claartje schreef over den kennel. Deze week ging ze naar stad terug. En het was een oude afspraak, dat ze dokter's honden zien zou. Nu, hij kon de freule wachten. Zelf zou hij dienst doen als barnum. Hij verheugde zich op de ontmoeting. Het was een eenvoudig, frisch wezentje. Deze zelf-invitatie bij een ongetrouwden dokter, al was hij dan maar een burgerman, beteekende heel iets voor zoo'n meisje. Welk freuletje hier deed dat haar na! En wat zouden de Tantes hebben gezegd. Die lieve oude freule Sitsen was wel anders dan de spoken van Beuk-en-Beek.

Stork groette een slagersknecht, een fietsenden kruideniers-jongen, een dienstmeid, die een hek

[pagina 307]
[p. 307]

uitkwam, en was even de ronding voorbij van den weg, toen een rijtuig daar achter hem aangedraaid kwam en hij meteen zich hoorde roepen. Het rijtuig stopte. 't Was dat der Hovinks. De Heer van Lommerlust riep hem tot zich: - het trof te mooi, hij moest even mee: - een enkel kwartiertje naar Mies en Berkie. Stork zag geen kans om te weigeren.

Hovink begon terstond over Dina. Of dàt nou toch geen nakend schandaal was en wat Stork zei van die heeren op soos. Zijn nieuwsgierigheid hield Stork's antwoord terug. Het intrigeerde hem, wat Hovink toch dreef. Deze werd onder het rijden bedachtzaam.

- Je kumt ook nie' feil in de pasterie, hè?

- Elke dag, 't kleine ventje is ziek.

- Uch nei, ik mein gewaun, as neif. Want sie je, aupenhartig gesprauke', je neif s'en houding is misselek.

Wat gaat jou dat toch aan? dacht Stork, maar zweeg nog.

Even later stond hij met den schoonvader in Berkie's studeerkamer. Onwillekeurig begon hij te lachen. Hij wist van de regeling in huis en herkende aan de buitengewone slordigheid van Berkie's schrijftafel de gewoonten van zijn eigen vroegeren gast. Berkie was opgestaan achter zijn kleine tafel. Miesje had de heeren binnengeleid.

- Heeft Mies u gezeid? We zijn er geweest, Pa.

- Sau. En.... hoe was 't ur?

- Och, triest, armoedig. Uw geld was welkom.

Ja, dat wou Hovink graag gelooven; hij moest altoos de menschen nog vinden, waar zijn geld niet welkom was. Als opblazend van voldaan gegrinnik, legde Hovink aan Stork uit: Miesje en Berkie waren den vorigen avond uit naam van Papa een bezoekje gaan brengen bij Van Rooien....

- Ik niet, Kleestra is meegeweest, zei Mies.

[pagina 308]
[p. 308]

- Den Dichter?! Wel! Die ferandert tuch sau, hè?

- Houd u maar stil, zei Berkie gewichtig.

- Hoe dassoo? W'ar is-t-ie?

Kleestra werkte. Maar Berkie geloofde met zekerheid, dat hij sonnetten schreef op Dina.

- Senette? Ferze? Hahaha!

Hovink's lachen was uitbundig. Ook Stork had dáárin wel heel groot plezier. Hij dacht aan Weltschmerz, filozofie; Kleestra met wetenschaps-verlangens....

- We zullen zien, zei Berkie kalm.

En deed nu aan Hovink verslag. Het gebrachte was te meer welkom geweest, daar het gezin Van Rooien geen cent had ontvangen: niets uit de pastorie en niets van Beuk-en-Beek.

Dan had de Volksbanier gelijk! Wat een schandaal! En wat stom, wat stom!

Berkie wist nog ander nieuws. Het bericht in de Volksbanier was van een socialist, een knecht van schilder Smout; de man had zelf de krant bij Van Rooien gebracht.

- En je fers?

Och, dat hadden ze daar blijkbaar niet zoo heel plezierig gevonden. Berkie had zich ook niet verraden. Eenvoudig de boodschap gedaan voor Papa.

- Nau, Duktertje, wa' sjeg je d'urfan?

Stork verklaarde ervan te weten. Hij nam zijn familie niet in bescherming, maar wist, dat er een misverstand was en vertelde, dat Leo Wedelaar zeker werk van de zaak zou maken. Dina had recht op onderstand of op een zekere som ineens, die dan voor haar vastgezet moest.

- Laat die frulles tweiduusend guide geife.

- U hakt er nogal in, meneer Hovink.

- Niks te feil, um 'en kind graut te bringe.

[pagina 309]
[p. 309]

Scherp zag Berkemeier zijn schoonvader aan. Hij zweeg; dacht na.

Er werd doorgesproken over de beroering, die het geval in het dorp had veroorzaakt. Bij Meulemans hoorde je over niets anders. Het vers uit de Volksbanier was er op een spiegel geplakt. Men beweerde, dat Dominee Wedelaar telkens onaangename briefjes in de bus vond. Daarentegen moest Smout Schele Piet, zijn rooien knecht, hebben bedreigd met ontslag, indien bewezen werd, dat hij het bericht had ingezonden. Doch hoe viel dat te bewijzen? Landman had van Geurtsen gehoord, dat de burgemeester hem, Landman, verdacht.

- Hai is tuch ghein sjesjelist?

Neen, maar daarom kon hij dat stukje wel hebben ingestuurd.

- Ik ben evenmin socialist, zei Berkie.

- Da's j'auk m'ar geraje, dreigde zijn schoonvader.

Het werd Stork benauwd. Hij zei dat hij weg moest; nog twee bezoeken vóór de koffie. - Ik kom er wel uit.

- Doch Berkie liep mee. In het gangetje greep hij zijn fietspet. Tot zwijgen wenkend, verliet hij met Stork het huis.

- Nu moet je niet lachen, zei hij buiten. Ik moet je iets zeggen, als vriend van Willem. 'k Geloof, dat hij op Dina verliefd is.

Stork vergunde zich wel te lachen.

- Toe, wees nu ernstig. Is het zoo gek? Kleestra trouwt geen gewone vrouw. Maar hij kan niet altijd alleen blijven. Zijn ideeën verbieden hem procreatie. En toch is hij dol op kinders. Je moet hem 's morgens zien met Maukie....

- Och, houd op. Wat een vieze onzin!

- Vies? Wat vies? Dat het kind niet van hem is? Stork, ik meende, dat je ruimer dacht. Kleestra leeft

[pagina 310]
[p. 310]

prachtig. Zijn leven is een eenheid. Hij weet te leven naar den geest. Gedachte en daad zijn één bij hem. Daardoor zal hij nooit, nooit, versta je, afwijken van zijn beginselen. Toch zou hij een heel goed vaderzijn.

- Met z'en heele famielje daar in die heihut!

- Nee. Dat kan niet. Maar 't hoeft ook niet. Hij kan best verdienen. Met schrijven. Met lessen. En als Dina nu twee duizend gulden krijgt....

- Ik moet hier in. Tot ziens.

Stork gruwde.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken