Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De zonde in het deftige dorp (1912)

Informatie terzijde

Titelpagina van De zonde in het deftige dorp
Afbeelding van De zonde in het deftige dorpToon afbeelding van titelpagina van De zonde in het deftige dorp

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.26 MB)

Scans (3.21 MB)

ebook (2.98 MB)

XML (0.49 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De zonde in het deftige dorp

(1912)–Johan de Meester–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 311]
[p. 311]

Zes en dertigste hoofdstuk.

HEBBEN uw ooren van ochtend niet getuit, Dokter?

- Omdat ik me had verslapen, meent u?

- O foei! Welneen. Omdat men u vleide.

- Mij, Freule? Niet mogelijk!

- Nog wel tegen tante Constance, die telkens op u heeft af te geven.

- Uw tante? O hemel! En wie was de vleister?

- Vleier....

- Hè, dat valt me tegen.

- Hoeft niet. Zijn lof zal u zeker plezier doen.

- Maakt u iemand zóó graag nieuwsgierig?

- Ik zeg het om u blij te maken, want het was de moeite waard. Als u tante Constance gezien hadt.... Het was uw neef Leo Wedelaar. Tusschen haakjes, een aardige jongen. Nu, en hij vindt ù méér dan aardig. Neen maar, het was tout court dweperij.

- En dat tegen freule Constance.... èn u!....

- U hebt niet het recht, dat zoo spottend te zeggen! Tante?.... ja, dat was wel grappig. Want zij dweept veel meer met uw neef.

- Leo's vader! Ja, en met Slinkers!

- O ja juist, de vròegere dokter. Ja, zij vindt u.... niet sympathiek. Maar Leo heeft u dapper gewroken!

- Mooi! En hòe bracht hij me op de proppen....

Hè maar, neemt u nu eerst zoo'n kopje bouillon.

[pagina 312]
[p. 312]

Stork en Claartje van Lakervelde zaten in zijn studeerkamer. De kennel was aandachtig bekeken. Freule Claartje bleek wel van honden te weten. Toch had ze verklaard, meer van paarden te houden. - ‘Als 't geen zonde was, bijna nog meer dan van menschen.’ Uil vond zij een doddig dier. Nu lag de lobbes aan haar voeten en droomde van al de Haagsche beschuitjes, die zij hem daarnet gevoerd had.

- Leo kwam met een boodschap van u.

- Wàt zegt u?

- Ja, ik weet het niet heel zeker! Ik ben eerst later binnengekomen. Nu, en toen had hij het druk over u. Allergrappigst, Tante's gezicht.... Wordt u verlegen?

- Neen, Freule, 'k wor' bang. Dat Leo weinig tact getoond heeft.

- O, nee, Tante heeft erg met hem op. Ze moet alleen maar de zaak onderzoeken. Ja, ik weet er wel iets van, Dokter. 't Is over dat dienstmeisje, nietwaar?

Meisje, dacht Stork, nu kun jij helpen. En in kiesche termen zei hij haar alles. Wat een onpraktisch man die goeie dominee Wedelaar was, en dat zijn vrouw vaak erg onwijs deed, en hoe het nu gistte en wrokte in 't dorp. Freule Constance had belóófd te helpen, maar dan moest die hulp nu ook komen; de Van Rooien's moesten weten, waar zij aan toe waren....

- Ik zal met Tante naar hen toe gaan.

- U? En uw Tante? Dat doet Tante niet.

- Wel, als ik het verzoek, Dokter. En anders ga ik alleen. Maar nu moet ik weg....

***

Hondenrumoer stoorde Stork in den slaap; hij bedacht, dat het de Staart weer zijn moest; die ellendige Staart, wat had het dier toch; telkens begon hij's nachts te janken en maakte de anderen onrustig. Stork

[pagina 313]
[p. 313]

dacht aan buren, die zouden klagen; toen loomde hij weg, in behoefte aan rust. Maar het was, of zijn hoofd hem pijn deed van zwaarte; of er iets drukte, dat te veel was; hij verlegde zich, trok het hoofd achterover; er kwam een verijling - toen was hij klaar wakker en wist in-eens: een ellendig gedroom!.... Hij trok het hoofdkussen onderstboven, staarde de duisternis in.... Och, ja, hij, Stork, was ontsteld van een droom!

Vastberaden richtte hij zich op, ging het bed uit en stond blootbeens in de donkere nachtkou. Ook buiten was 't nog volslagen donker. Snel maakte hij licht, stapte in zijn pantoffels en ging naar zijn waschtafel om zich drinken in te schenken. Naast hem, door het hoogopen venster, dreef de buitenlucht aan als een scherpe omkilling. Ontnuchterd repte hij zich terug in bed. De kaars liet hij nog even branden.

Welke kinderachtige malligheid! Hij was boos op zich zelf. Droomen zijn altijd een reactie op eenig voelen of denken: dus had hij hier iets van gedacht of gevoeld. Wat een leelijk-flauwe nonsens! Gedroomd had hij, dat hij kwam kijken naar Jopie. Jopie sliep. Maar achter Jopie's bed zat Dina van Rooien te fluisteren met Willem Kleestra. Toen Stork de kamer binnen kwam, keek de Dichter brutaal hem aan....

Stork had zich gruwelijk geërgerd aan die botte fantazieën van Berkemeier. Aan dat eerbiedig: ‘Kleestra leeft prachtig,’ terwijl hij hem wilde doen azen op Dina's, nog te krijgen geldje.... Maar hoe kwam hij, Stork, nu jaloersch te droomen? Hij was toch niet meer verliefd op die meid. Goeie God, het was àl te zot; na een kraambedsnacht, zóó 'n droom.... Hu, het was te koud in de kamer om overeind te zitten. Hij blies de kaars uit, kroop onder de dekens, maar voelde, dat hij niet spoedig zou slapen.

Als binnen-kou doorvloeide hem weemoed. Hij háátte

[pagina 314]
[p. 314]

neerslachtigheid, streed er steeds tegen, doch wat hij nu zag, was de werkelijkheid. Scherp doorzag hij haar in klaarheid. Op Dina was hij volstrekt niet verliefd. Waarlijk verliefd was hij nooit geweest. Maar in het dorp was geen vrouw of meisje, wier uiterlijk hem ooit zóó geboeid had. Die betoovering werkte nog na! Het was toch eigenlijk ellendig: zóó'n macht-van-zinnen, waartegen je streed, maar die het lichaam beheerscht, den geest.... Juist nu, na dat bezoek van Claartje! Zij.... och nee, hij was niet verliefd! Maar wel had hij sterk de bekoring gevoeld van dat enkele ding: de distinctie-der-vrouw, bij eenvoud aangeboren beschaving. En toch deze droom! Die ellendige Berkie! Wat een walgelijk brein was dàt toch!

Hij dacht met sympathie aan Kleestra. Hij gevoelde iets als deernis met hem. Voordat Kleestra terugkeerde naar zijn heihut, kon hij ook hier nog wat logeeren. En die zaak met Dina mòest nu geregeld. 't Best was, dat hij naar Beuk-en-Beek ging, regelrecht in het hol van den leeuw en alles aan freule Constance verklaarde. Voor dorpspraatjes zou zij wel bang zijn. Ja hij zou doen: voor Dina en Kleestra. Niet zij samen, de vieze nonsens! Maar voor allebei wel wat doen. Zóó den mis'lijken droom overwinnen. Hij wist het: iets sentimenteels mòest erbij.... En dan dòen.... voor àlles het middel, zelfs voor zijn eigen ex-halve-verliefdheid....

Stork dacht, dat hij nu wel zou slapen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken