Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De bevrijders (1921)

Informatie terzijde

Titelpagina van De bevrijders
Afbeelding van De bevrijdersToon afbeelding van titelpagina van De bevrijders

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.87 MB)

Scans (7.05 MB)

ebook (2.94 MB)

XML (0.33 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De bevrijders

(1921)–P.H. van Moerkerken jr.–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Hoofdstuk XXII

DOCH HET GELUK DUURDE NIET ONGESTOORD.

Weinige dagen na dien avond van tellen en overtellen verscheen een bode van het raadhuis met het bericht, dat de conscrits der klassen 1809 en '10 opgeroepen werden tot den dienst. Floris, in 1791 geboren, Tobias Soelens en Bart Breevoort, beiden in '90, zij vielen allen onder dit rampzalig beveL En er gingen, de laatste weken, geruchten van een groten veldtocht; in November al was het 142ste regiment infanterie naar Hannover vertrokken; wellicht zouden de jonge mannen worden gezonden naar een ver en onherbergzaam land. O, hoe kon David nu weer den tyran verwensen die hem midden uit zijn geluk den enigen zoon en den trouwen dichterlijken vriend ontnam! Een remplagant betalen was nu zeer bezwaarlijk, zo niet onmogelijk; zijn kontanten had hij, op enkele dukaten na, nodig voor den koop der hofsteden. Doch wellicht zou er een andere uitweg zijn; er was onder de vissers der kustdorpen een heftig verzet; er gingen geruchten over talrijke desertie. Zou ook Floris wellicht naar Engeland kunnen oversteken? ...

Anne-Marie, de grote zachte ogen vol tranen, verliet de huiskamer en ging naar Bet Breevoort die niet lezen kon, evenmin als Bart, en zeker hulpeloos zou zitten staren op het papier der mairie. Doch van den bode had zij al in enkele woorden den inhoud vernomen. Strak zat zij voor zich te staren, haren arbeid vergetend. Anne-Marie nam de ruwe werkhand in de hare en vertelde dat ook háár zoon weg zou moeten, meegesleept door den vreemden dwingeland. Napoleon scheen haar een mensenetend monster, zoals die ogers waarvan zij als kind had horen verhalen in sprookjes. En de beide moeders schreiden tezamen.

Jacob ter Wisch die buiten weer de frisheid der duinen was kemen zoeken, sinds enkele dagen op Wijckervelt, zag hen zo zitten toen hij langs den kleinen moestuin der Breevoorts

[pagina 92]
[p. 92]

ging. En hoewel hij de jonge lotelingen benijdde, voor wie de avonturen der veldtochten nog een wonderlijke toekomst waren, toch begreep hij de smart der moeders nu er zoveel kans was op een verlies voor altijd. Hij liep langs de begroeide paden van den tuin, peinzend over zijn eigen eenzaam en doelloos leven, waarvoor geen moeder meer zorgen had, tot opeens een klare gedachte hem deed stilstaan, verheugd deed opzien naar de grijze winterlucht. Hij keerde om en haalde zijn zuster in, toen zij juist de achterdeur van het huis zou binnen gaan. Met troostend gebaar nam hij haar mede den tuin in en vertelde haar zijn plan. Hij kende kolonel Demoulin, den kommandant van het 126ste regiment infanterie, waarin ook Emile Vaudemont was; hij zou zich zelf als plaatsvervanger stellen voor Floris; hij wilde wel weer mede den strijd in, de stilte van het Hollands leven ontvluchtend, nu zijn diensten hier toch niet meer dringend nodig waren en Aagje Fabian zich in den nieuwen toestand kon redden.

Weer schreide Anne-Marie; zij omhelsde haar broeder en wist geen woorden te vinden voor haar dankbaarheid. Ook hem zou zij missen; echter, hij was gewend aan het soldatenleven, hij kende de gevaren, hij was sterk en gehard, en eens wellicht was hij toch weer weggegaan. En evenwel aarzelde zij; mocht zij zulk een aanbod aanvaarden? Doch hij zeide haar dat het nog niet zeker was; dat zij zich niet te zeer mocht verheugen.

Den volgenden morgen nam hij de schuit naar Amsterdam en kwam al 's avonds terug met het verblijdend bericht dat de kolonel zijn verzoek had ingewilligd; Demoulin had de wet van den 8sten Nivóse van het jaar XIII nog eens nageslagen en bevonden dat, zonder letterzifterij, zijn vriend Ter Wisch als remplaçant kon worden aangenomen voor Floris van Wijck. Hij kreeg den rang van kapitein, dien hij het laatst in 't Keizerlijk leger had bekleed, mocht overgaan bij de infanterie en Bart Breevoort als oppasser bij zich nemen. Tegelijk vertelde hij zijn zwager dat Tobias Soelens bij het 124ste was ingedeeld en over een week met een dertigtal anderen op mars moest naar Polen, om zich daar bij het regiment te voegen.

Dit verdriette David zeer; hij kon Tobias in den winkel moeilijk missen en ook in het dichterlijk leven zou het zonder hem eenzaam zijn. Hij zag op tegen het nemen van een nieuwen

[pagina 93]
[p. 93]

helper; het verstandigst leek hem nu dat Floris zich geheel aan de zaak zou wijden, hoeveel tegenzin en minachting deze ook voor het kantoorleven mocht hebben. En nog dienzelfden avond reed hij in een huurwagentje naar Amsterdam, om de zaken te regelen en afscheid te nemen van Tobias die, naar Jacob zeide, geen tijd meer zou hebben om naar Wijckervelt te komen.

De dagen, de weken gingen in zorgvolle bewogenheid voorbij. Ook Emile Vaudemont, Oom Jacob en Bart Breevoort moesten een overhaaste afreis voorbereiden. Thérèse liep onrustig, gejaagd, met roodgeschreide ogen door het huis. En Anne-Marie voelde zich onmachtig haar te troosten; zij dacht meer aan de arme moeder Breevoort die haar enigen zoon zou missen. Daarbij kwam een nieuwe ramp: Santje, het vlugge werkzame kind, scheen zo getroffen door de tijding van haars broeders vertrek, dat zij bleek en koortsig werd, die laatste dagen, en zelfs een flauwte kreeg. Op haar eigen dringend verzoek werd zij niet naar haar zolderkamertje in het herenhuis, doch naar de stulp van haar moeder gebracht, die, toen zij Santj es wijden boezelaar en brede rokken op een stoel had gelegd, sprakeloos van schrik de gestalte van het meisje aanzag. Enkele uren later werd een dood en onvoldragen kind geboren.

Moeder Breevoort greep dankbaar de hand van Ter Wisch toen deze den geneesheer, dien hijzelf uit Haarlem had gehaald, verzocht de oorzaak der ongesteldheid voor de bewoners van Wijckervelt te verheimelijken. Hij vreesde dat zijn strenge zwager de arme vrouw om de schande van haar dochter uit de pachterswoning verjagen mocht.

's Avonds riep Santje met zwakke stem haar broeder Bart bij de bedsteê. Zij voelde zich alsof zij sterven ging; zij wilde hem nog even alleen spreken eer hij wegging op den verren veldtocht. Zij noemde hem den naam van haar verleider en bekende dat de tijding van Soelens' plotseling vertrek haar een doodschrik had gegeven, daar zij nu begreep dat de vader haar met het kind alleen liet in schande en armoede.

‘Zeg moeder niets ervan,’ smeekte zij, toen zij Bart met de vuist zag dreigen naar de verte.

Den volgenden morgen stierf zij. De dag der begrafenis was ook de dag van het vertrek der troepen. En Bart Breevoort, ziende hoe zijn moeder eenzaam achterbleef in het vervallen

[pagina 94]
[p. 94]

huisje, zwoer des avonds voor Ter Wisch dat hij zijn arme zuster wreken zou, den ellendeling vinden die haar verleid had en gedood, zodat zijn oude moeder nu zonder hulp en eenzaam was. Hij sprak harde woorden over Santje, doch Ter Wisch vergoelijkte de gevende liefde der vrouwen die in onschuld luisteren naar den drang van het leven; hij veroordeelde alleen den man die met fraje leugens dien onnozelen drang misbruikte.

Uit zijn volgend bivouak schreef hij aan Aagje Fabian. Hij bedankte haar voor het boekje der Navolginge dat zij hem bij zijn kort en haastig afscheid ter gedachtenis meegegeven had. En hij schreef haar over de rampen die vrouw Breevoort hadden getroffen; hij vroeg haar hulp en waakzaamheid voor de eenzaam geblevene. Hij vertelde ook van den rechtvaardigen toorn van Bart, die hem denken deed aan dien Valentijn, den broeder van het arme Grietje, wier tragedie Aagje hem eens had laten lezen in het gedicht Faust. Hij had de zekerheid dat de jongen zijn zuster wreken zou en was ongerust voor den verleider wiens naam hij niet noemde.

Een paar weken na het vertrek der troepen werd Van Wijck eigenaar van zes en vijftig morgens bosgrond met drie herenhuizen, gelegen zuid-oostelijk van zijn hofstede, aan de overzijde van den Herenweg.

Floris bewonderde naijverig het verre doorzicht van zijn vader die hem waarlijk meeviel. Slechts vroeg hij zich af hoe de oude heer zou hebben gehandeld indien oom Jacob zich niet als plaatsvervanger had gesteld ... Zou zijn vader dan den enigen zoon niet hebben vrijgekocht? Zou hij zich arm gehouden hebben, terwijl de kelder vol dukaten lag?


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken