Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 9 (1933)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 9
Afbeelding van Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 9Toon afbeelding van titelpagina van Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 9

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (9.68 MB)

XML (5.33 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

non-fictie/naslagwerken (alg.)


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 9

(1933)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

[Vos van Steenwijk van den Nijerwal]

VOS VAN STEENWIJK VAN DEN NIJERWAL, sedert 1800 zich noemende van den Oldenhof (Mr. Jan Arend de), geb. te Vollenhove 26 Mrt. 1746, overl. te Ambt Vollenhove 8 Mrt. 1813, was de oudste zoon van Jan Arend Godert de Vos van Steenwijk en Geertruid Agnes van Isselmuden.

Hij studeerde sedert 1764 aan de hoogeschool te Utrecht en verwierf aldaar 18 Juni 1765 den titel meester in de rechten op een dissertatie getiteld: Varii argumenti quaestiones, partim ex jure naturae, partim ex civili Romano petitae. Zeker heeft hij voor 1764 nog aan een andere

[pagina 1241]
[p. 1241]

hoogeschool gestudeerd, maar aan welke is onbekend.

Behalve in Overijsel had hij ook als erfgenaam eener tante groote bezittingen in Zeeland. Hij werd reeds spoedig door het kwartier Vollenhove in de Staten van Overijsel afgevaardigd en sloot zich in de politiek aan bij J.D. van der Capellen tot den Pol (dl. I, kol. 578), in 1778 bij het geschil over de drostendiensten. Dit misbruik, dat reeds was afgeschaft door een besluit der Staten van 18 Mrt. 1631, hetwelk in het vergeetboek geraakt was, werd na een 4-jarig debat in de Staten, waarbij met de Vos en enkele andere edelen ook de 3 stemhebbende steden de partij van van der Capellen kozen, bij Statenbesluit van 1 Nov. 1782 afgeschaft. Later werden nog andere misbruiken, die in Overijsel bestonden, bestreden, maar toen van der Capellen in 1784 overleed, was de kracht zijner partij in Overijsel gebroken.

De Vos werd toen een van de hoofden van het verzet tegen bedoelde misbruiken. Veel kon bij gebrek aan medewerking evenwel niet verricht worden. Op 8 Sept. 1786 deden van Pallandt van Zuthem en 4 andere overijselsche leden der ridderschap, onder welke de Vos, en waarbij zich 12 d.a.v. nog 2 anderen voegden, het voorstel om den stadhouder te verzoeken, geen geweld tegen de opstandige stadjes Hattem en Elburg te gebruiken. De Prins heeft zich aan dit verzoek, als het door de Staten al gedaan is, niet gestoord. Tot 1787 bleel de meerderheid in het overijselsch bestuur patriotsch.

Toen het pruisische leger op 13 Sept. 1787 met vergunning der Staten van Gelderland eerst die provincie en vervolgens ook Overijsel binnendrong, stelde de Vos in de Staten op 28 d.a.v. voor, dat deze niet zouden vergaderen zoolang er pruisische troepen op overijselsch gebied waren. Slechts 5 leden der ridderschap, alsmede de steden Deventer en Kampen (deze waren met Zwolle de eenige stemhebbende steden) stemden voor zijn voorstel. Op 22 Oct. 1787 klaagde hij, dat aan zijn woning geweld gepleegd was. Een en ander was oorzaak, dat hij 27 Oct. 1787 werd ontslagen als lid der commissie tot herziening der aan de generaliteit te betalen quota. Ook uit zijn betrekking van lid der admiraliteit werd hij ontslagen.

In het begin van 1788 werd van alle leden der overijselsche staten een nieuwe eed aan den stadhouder geëischt. Toen hij en 8 andere leden dit weigerden, werden zij 28 Febr. 1788 van het lidmaatschap vervallen verklaard.

Doordat in Overijsel, Drente en Groningen minder hevig door de Patriotten was opgetreden, werden hier niet, zooals in de andere provinciën, verbanningen uitgesproken. Zelfs zetten een aantal hoofden der patriotsche beweging, die uit andere gewesten gebannen waren, zich in 1788 in het goedkoope Kampen neder.

De Vos bleef tot Jan. 1795 ambteloos en werd toen weder lid der Staten en afgevaardigde van Overijsel naar de Algemeene Staten. Op 27 Jan. 1796 werd hij in het kiesdistrict Vollenhove gekozen tot lid der Nationale Vergadering. Hij was niet zoo federalistisch gezind als zijn broeder C. de Vos (hiervoor), zooals blijkt uit zijn stem op 2 Dec. 1796 voor het voorstel-Hartogh tot het amalgameeren der schulden en der financiën van de provinciën.

Hij had bijzonder studie van de financiën gemaakt en werd 31 Mei 1796 tot een der 5 leden van de commissie van de financiën gekozen. Ook werd hij 7 Dec. 1796 gekozen tot een der 7 leden van de commissie, die de noodige voorstellen moest doen om de 29 Nov. te voren voorloopig

[pagina 1242]
[p. 1242]

aangenomen constitutie in overeenstemming met het amalgamatie-besluit te brengen.

Van 30 Mei tot en met 10 Juni 1796 was hij president der Nationale Vergadering. Op 31 Mei 1797 werd hij tot gezant te Parijs benoemd. Op 1 Juni d.a.v. verklaarden de ultra-radicaal P. Vreede en 5 anderen, dat zij niet tot dit besluit hadden medegewerkt. Eenigen tijd later werden Mr. W.A. Lestevenon (kol. 600) en van Marselis aan hem toegevoegd met het oog op het plan, dat door de fransche regeering gevormd was tot het gezamenlijk inleiden van onderhandelingen met Engeland over een te sluiten vrede. Intusschen werd Lestevenon ingevolge een zedenschandaal op 11 Aug. door M. van der Goes vervangen. Op 4 Sept. 1797 had te Parijs een staatsgreep plaats, waarbij de voor den vrede gestemde directeuren Carnot en Barthélémy uit hun ambt gezet werden, en waarbij de radicalen weder de macht in handen kregen. Er was nu ook geen kans meer op vrede met Engeland, en Marselis en van der Goes keerden in dezelfde maand naar het vaderland terug, terwijl de Vos te Parijs bleef. Spoedig bleek evenwel, dat de nieuwe fransche regeering de Vos niet als gezant wilde erkennen; de oorzaak hiervan was waarschijnlijk, dat hij als eerlijk man zich niet leende tot het verstrekken van steekpenningen aan Barras, Talleyrand en anderen.

Kort na den staatsgreep van 22 Jan. 1798 keerde hij naar Nederland terug. Voor zijn uitgaven te Parijs gedurende 8 maanden had hij een declaratie van ruim ƒ 12000 ingediend. Op 14 Febr. d.a.v. stelde het lid der Nationale Vergadering C. van der Hoeven, die zelf later een zonderlinge rol te Parijs gespeeld heeft, voor, deze declaratie in advies te houden totdat de Vos zich hierover verantwoord zou hebben. Dit voorstel werd aangenomen en eerst na den staatsgreep van 12 Juni 1798 heeft de Vos het hem toekomende ontvangen.

Hij bleef ambteloos totdat hij 20 Dec. 1798 in het kiesdistrict Zwolle gekozen werd tot lid van het uit 7 leden bestaand bestuur van het nieuw opgerichte departement van den Ouden IJsel. Dit bestuur was tegelijk hetgeen thans bureau van den commissaris der Koningin, Gedeputeerden en Provinciale staten is.

Op 14 Sept. 1799 deed het Uitvoerend bewind der Bataafsche republiek op raad van den agent voor Buitenlandsche Zaken aan de Vos het verzoek, zich naar Berlijn te begeven, ten einde te trachten van Pruisen hulp te verkrijgen, om neutraal te blijven of liever te worden in den oorlog tusschen Frankrijk en Engeland, en daardoor den invloed dier beide rijken op onzen binnenlandschen toestand tegen te gaan. De pruisische minister van Buitenlandsche Zaken, C.H.C. graaf von Haugwitz, zeide, dat dit alleen mogelijk was als het huis Oranje bij ons hersteld werd, en wanneer Willem V daartoe ongenegen was, met den erfprins. Nu leverde de Vos aan von Haugwitz het ontwerp eener constitutie in met laatstgenoemde aan het hoofd, en vervanging van het algemeen stemrecht door een census. Deze achtte dit voorstel onvoldoende en de Vos keerde naar Nederland terug. Hij bracht 13 Oct. verslag in den Haag uit, maar verzweeg voor het Uitvoerend bewind (niet voor van der Goes), hetgeen over herstel van het huis van Oranje behandeld was. Doordat de Engelschen en Russen in dezelfde maand Oct. uit Noord-Holland aftrokken, is van het herstel niets gekomen.

Op 14 Dec. 1801 werd hij door het Staatsbewind benoemd tot lid van den raad van financiën, die optrad ter vervanging van den agent

[pagina 1243]
[p. 1243]

van financiën. In Mrt. 1802 werd hij door dat bewind benoemd tot thesaurier-generaal der Bataafsche republiek.

In 1804 werd hij met C.G. Hultman (dl. VIII, kol. 890), die toen gezant te Berlijn was, belast met het sluiten van een overeenkomst met den voormaligen stadhouder over de schadevergoeding, die dezen voor het verlies zijner bezitingen zou worden toegekend. Zij sloten met diens zoon, den vorst van Fulda (later koning Willem I) in de Fasanerie te Fulda op 1 Aug. 1804 een verdrag, waarbij bepaald werd, dat den ex-stadhouder 5 millioen gulden uitgekeerd zou worden. Het Wetgevend Lichaam weigerde evenwel op ondershandsch bevel van den franschen Keizer de ratificatie van dit verdrag.

Onder den raadpensionaris behield de Vos zijn betrekking van thesaurier-generaal. Zij werd door koning Lodewijk opgeheven. De Vos werd nu op 27 Juni 1806 tot lid van den staatsraad benoemd. Ingevolge besluit van 2 Dec. 1807 werd hij landdrost, hetzelfde als thans commissaris der Koningin, in het departement Gelderland. Om gezondheidsredenen kreeg hij op zijn verzoek met ingang van 1 Jan. 1810 eervol ontslag. Hij ging nu op zijn buitenplaats onder Ambt Vollenhove wonen.

Hij huwde 19 Dec. 1775 zijn nicht Conradina Wilhelmina van Isselmuden tot Paaslo, geb. 3 Jan. 1754, overl. 12 Nov. 1818, bij wie hij verscheiden kinderen had.

Zijn gegraveerd portret komt voor op een verzamelblad door een onbekend kunstenaar.

Ramaer


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek (10 delen)


Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • over Jan Arend de Vos van Steenwijk van den Nijerwal

  • Johan Christoffel Ramaer