Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Aardbeien in september (1988)

Informatie terzijde

Titelpagina van Aardbeien in september
Afbeelding van Aardbeien in septemberToon afbeelding van titelpagina van Aardbeien in september

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.55 MB)

Scans (5.87 MB)

XML (0.18 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Aardbeien in september

(1988)–Rob Molin–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 65]
[p. 65]

Een dag in februari

De sneeuw was grotendeels verdwenen. Lissenberg voelde een vreemde onrust. Het was zaterdag en dus hoefde hij geen les te geven.

Hij wilde dat het zomer was. Ondanks zijn onrust bleef hij nog even in bed. Hij dacht aan de Adriatische kust, de handel die in de stadjes daar gedreven werd. Dorine liep over de rotsen aan zee in de richting van het water. Voorzichtig zette ze haar eerste passen in de branding, daarna liet zij zich voorover vallen en zwom ze van de kust vandaan.

Er vlogen duiven naar de til van zijn buurman. Op de daken lag hier en daar nog wat sneeuw.

De lucht was blauw, die februaridag. Op straat was het koud. Lissenberg bekeek de foto's op de voorpagina van de krant die hij op zaterdag altijd bij de kruidenier kocht. Hij zocht naar een verslag van het concert dat hij de vorige avond had bijgewoond. Tevergeefs.

De vingers van de pianist gleden over de toetsen, terwijl zijn bovenlichaam in vervoering bewoog. Het publiek applaudisseerde zacht, alsof het de indruk die de muziek achterliet, niet wilde uitwissen.

De levensmiddelen zette hij in de kast. Voordat hij koffie schonk, bedekte hij de bodem van de beker rijkelijk met suiker.

Een groot aantal duiven zat in een dakgoot. Lissenberg probeerde ze te tellen. Telkens moest hij opnieuw beginnen, omdat er wegvlogen en weer bijkwamen. De kerktoren stak ver uit boven de daken.

Hij voelde de warmte van de zon. Zijn roodschrijvende pen gleed over de proefwerkblaadjes.

 

In de stad was de stilte van zaterdagochtend. Dicht bij het huis waar in het verborgene prostitutie bedreven werd, bleef Lissenberg staan. Hij keek naar de vissen in een etalage. Hij kon zich niet voorstellen dat ze ooit

[pagina 66]
[p. 66]

gezwommen hadden, hun ogen waren mat en gebroken. Hij kocht haringen voor bij het middagbrood.

Uit het bordeel kwam een vrouw. Ze droeg een lange bontjas, Lissenberg dacht aan haar naaktheid. Hij slenterde naar de deur waardoor die vrouw naar buiten was gegaan. In de voorkamer brandde roserood licht.

 

In een vissersboot voer hij met Dorine op de Adriatische Zee. De huizen aan de haven waren steeds kleiner geworden, nu was het schip volledig omringd door water. De vissers gooiden hun netten uit. Hij sliep met Dorine in het vooronder. Aan boord werd de vangst gesorteerd; daarna ging het schip terug naar de haven, waar beiden wachtten op zonsopgang. Heel vroeg al bruiste het vissersplaatsje van leven, er werden netten geboet en reparaties uitgevoerd aan boten. Die dag was Dorine gaan zwemmen, na uren was zij nog steeds niet terug. Reddingspogingen hadden geen resultaat.

 

Bij de ingang van de schouwburg hing het affiche met de naam van de pianist die hij had zien spelen. Er kwamen steeds meer mensen op straat.

In de concertruimte had hij een meisje van school gezien. Het viel hem toen op dat zij mooier was dan in de klas. Ze klapte voorzichtig in haar handen. De man naast haar, waarschijnlijk haar vader, fluisterde tegen haar terwijl hij zijn gezicht heel dicht bij het hare hield. Voorbij middernacht geeuwde zij herhaaldelijk.

Toen Lissenberg de haring op een bord legde, verdween zijn trek. Langzaam sneed hij de vis in moten. Hij opende de afvalemmer en schoof de haring erin. Zijn buurman stond bij de til en keek naar de lucht, die nu blauwgrijs was.

 

Buiten de stad fietste Lissenberg over een weg waar de vorst nog in zat. Soms viel hij bijna door de oneffenheden. In de verte doemde de heuvel op. 's Zomers waren hier veel wandelaars. Tegen een houten gebouw waartegen een bord met wandelroutes hing, plaatste hij zijn

[pagina 67]
[p. 67]

fiets. Vermoeid schoof hij naar een bank. De zon scheen als op een aquarel. Het is eigenlijk vreemd, dacht hij, om hier 's winters te zitten. De aanplant was jong in dit gebied, het zou nog jaren duren voordat de natuur hier haar loop zou hebben genomen. Om niet te verkleumen liep hij in de richting van de mergelgroeve. In de diepte stonden draglines ter grootte van een luciferdoosje. Hij wandelde over een pad waarlangs een houten afrastering stond.

 

Hij zag Dorine zwemmen. Ze kwam uit het water.

 

Lissenberg voelde zich zó moe dat hij zich niet kon voorstellen dat hij kilometers gefietst had.

Toen hij terugging, scheen de zon niet meer. Zijn handen omklemden het koude stuur. Ik moet eten, dacht hij, het was kwart over twee. De heuvels in de verte waren bedekt met sneeuw.

Hij fietste door de stad.

In een restaurant, dat vrijwel verlaten was, drukte hij zijn handen op een radiator, zijn bloed leek langzamer te stromen. Overal stonden lege borden op tafel. Hij ontdekte een jonge vrouw, een lerares die hij kende. Ze moest lang geslapen hebben. Ze dronk koffie, haar ellebogen leunden op tafel. In de schoolpauzes nam ze dezelfde houding aan. Ik ga haar zeggen dat het koud is, dacht Lissenberg, dat ik gewandeld heb, dat ik gekomen ben om te eten, maar dat mijn honger verdwenen is. Nerveus speelde zij met een lepeltje.

Hij ging bij haar aan tafel zitten. Hij kende haar amper. Lissenberg bestelde soep.

‘Geen honger?’ vroeg zij.

‘Nee,’ antwoordde hij, ‘en dat terwijl ik gefietst heb alsof m'n leven ervan afhing.’

Even glimlachte zij. Het viel hem op dat ze alleen waren in het restaurant. Er was een ober die tafels afruimde en er schone kleden op legde. Langzaam lepelde hij zijn soep.

‘Is 't glad op straat?’ vroeg zij.

[pagina 68]
[p. 68]

‘Nee,’ zei Lissenberg.

Ze maakte een onrustige beweging met haar bovenlichaam waarbij de stof van haar blouse zich even spande rond haar kleine borsten. Zijn onrust was verdwenen, hij zou hier wel de hele middag willen doorbrengen. Hij wilde niet over school praten, omdat hij wilde genieten van de vrijheid. Miste zij de sneeuw, de dikke vlokken die tegen het raam te pletter sloegen? Zij schoof haar bord naar het midden van de tafel.

‘Als je 't jammer vindt dat 't niet sneeuwt, moet je er tóch blij om zijn,’ zei Lissenberg. ‘De leerlingen zijn bij zulk weer onhanteerbaar.’

Hij dacht aan drs. Asser die, op weg naar de ingang van de school, met sneeuwballen bekogeld was. Op een pilaar in de fietsenkelder was zijn naam in onuitwisbare letters aangebracht, de essen in runentekens. Opgeschoten knapen brachten hem weleens de Hitlergroet, soms hoorde men zijn geschreeuw tot in alle uithoeken van de school.

 

Van sneeuw hield Dorine even veel als van water. Met haar liep hij uren door de sneeuw. Met elke stap die ze zetten, raakten ze in niet eerder betreden gebied.

 

Lissenberg vroeg om pils in een café. Door zijn lege maag raakte hij al spoedig beneveld.

‘Ik weet niet eens je naam,’ zei hij.

‘Florine,’ zei zij.

Leraren leven langs elkaar heen, dacht hij, de contacten zijn oppervlakkig en eigenlijk is het wel goed zo. Zij wist dat hij Frans heette.

‘Komen hier leerlingen?’ vroeg zij.

‘'s Avonds laat, als ze genoeg hebben van het oorverdovend lawaai in discotheken.’

Naarmate hij meer bier dronk, dreef hij verder een wereld binnen die hij beleefde in dromen.

‘Je moet niet zo veel drinken,’ zei Florine.

‘Ik kan wel wat verdragen,’ zei hij.

Zacht klonk de stem van Elvis Presley.

[pagina 69]
[p. 69]

‘In de vijftiger jaren dweepten ze met Elvis Presley,’ zei Florine. ‘Er was toen een meisje naar Duitsland gegaan om een glimp van hem op te vangen bij de kazerne. Ik heb een jongen gekend die sprekend op hem leek, maar op zo iemand werd ik echt niet verliefd.’

‘Je houdt niet van zulke mannen,’ constateerde hij droog.

Hij vroeg zich af of zij getrouwd was.

Bij het opstaan voelde hij zich even duizelig. Op de w.c. keek hij in de spiegel. Onder zijn ogen waren zwarte randen alsof hij lange tijd aan slapeloosheid had geleden. Florines vingers speelden met een leeg sherryglaasje.

‘Nog iets drinken?’ vroeg hij.

‘Ik moet eens gaan,’ zei zij.

‘Wil je 'n lift? Ik ben met de fiets, je kunt achterop.’

‘Het openbaar vervoer lijkt me comfortabeler.’

Haar ogen glansden.

Hij zou haar begeleiden. Hij vroeg zich af waarom deze ontmoeting had plaatsgevonden.

Terwijl hij haar hielp met het aantrekken van haar jas, zag hij hoe klein ze was, ze leek wel een meisje. Hij verwonderde zich erover dat dit breekbare wezen zich in de klas wist staande te houden, waar het op het bord raadselachtige getallen, vreemde tekens en figuren schreef.

Voor het café hield Lissenberg een taxi aan. Hij vergat dat hij naast een onbekende vrouw naar een plaats zou worden gebracht in een buitenwijk. Zonder te begrijpen wat Florine zei, gaf hij telkens kort antwoord.

Ze passeerden een groep bomen waartussen kinderen speelden die in hun gestalte iets onbeholpens uitdrukten vanwege de dikke laag kleren die ze droegen. Doelloos liepen ze rond. De lage witte huizen waarin ze moesten wonen, waren omgeven door een winters namiddaglicht. Achter de puien vermoedde hij een open vuur waarbij ze zich konden warmen. Als het ging schemeren, zouden ze naar binnen gaan. Hun moeder kleedde hen uit en maakte het bad gereed. Een

[pagina 70]
[p. 70]

warm gevoel zou in hun borst naar boven kruipen, omdat alles in huis hun toebehoorde en hen omgaf als een huid.

‘Wat zit je toch te staren, Frans?’ vroeg zij.

Hij leek te ontwaken. Ze reden in de nieuwbouwwijk.

‘Daar woon ik,’ zei ze, terwijl ze naar een flatgebouw wees.

Ze gebood de chauffeur tot de ingang te rijden.

De lift bracht hen naar een verdieping waar het cijfer zes boven de deur oplichtte.

Op de galerij durfde hij niet naar beneden te kijken. Met een droog geluid bewoog de huisdeur naar achteren. Een geur die aan het onaangename grensde, kwam hem tegemoet, een geur van dorheid als in zijn werkkamer na een vakantie in het buitenland. Hij ging zitten in een versleten stoel.

‘Koffie?’ vroeg zij.

Hij knikte. Het viel hem op dat het vertrek karig gemeubileerd was, aan de muur hingen enkele posters waarvan er één betrekking had op een stieregevecht dat lang geleden gestreden was. De geluiden in de keuken waren dof.

‘Je kunt de koffie 't beste zwart drinken,’ zei zij. ‘Je moet niet meer zoveel bier drinken.’

‘Toch graag wat melk en veel suiker.’

‘Drink nu maar.’

Plotseling kon hij zich voorstellen dat zij kon regeren. Hij dacht aan de kracht die kon schuilen in een tenger lichaam, de overheersing die samenleven op den duur onmogelijk maakte.

Hij proefde Buisman. Met tegenzin dronk hij de zwarte koffie.

De tijd op de pendule vergeleek hij met die op zijn horloge. Het was vier uur en de avond leek te beginnen.

Hij observeerde haar, terwijl zij zocht naar een sigaret. In een la vond zij tabak. Dadelijk begon zij een

[pagina 71]
[p. 71]

sigaret te rollen. Hij zag haar vingers, die hem boeiden. Als Dorine naakt was, zag hij de prachtige vorm van haar lichaam, die weerspiegeld werd in haar ranke vingers.

Hij had dorst, maar Florine zou hem geen bier geven. Zij reikte hem de tabak aan; hij weigerde. Zij zoog haar longen diep vol, blies rook naar het raam waarachter de schemering, vermengd met de duisternis van de middag, waarneembaar was. Hij nam niet de moeite de al ontstoken lichten te tellen, het was onbegonnen werk. In de rook ontdekte hij een grillige struktuur.

Ze zei: ‘Ik geloof dat je erg moe bent.’ Hij probeerde te lachen. Hij wilde voor onvermoeibaar doorgaan, hij wilde de moeheid overwinnen.

Florine drukte de sigaret uit en stak een tweede op. Hij moest haar het roken verbieden, zij was er immers ook tegen dat hij bier dronk.

‘Ga toch liggen,’ zei zij.

Hij keek om zich heen, maar nergens was er gelegenheid om uit te rusten. Nu ze dat gezegd had, kon hij de vermoeidheid nauwelijks weerstaan.

Ze verscheen met een ketel en een kartonnen doos. Met grote vaardigheid schilde zij de aardappels.

‘Waar is de ring die je net nog droeg?’ vroeg hij.

‘Die heb ik afgelegd,’ antwoordde zij.

Ze had dezelfde gewoonte als Dorine om sieraden van haar handen te halen voor het koken. Bij dergelijke bezigheden wordt een vrouw een wezen zonder versiering.

‘Hou je van asperges?’ vroeg zij.

‘Asperges?’ herhaalde hij.

‘Er is geen andere groente.’

‘Dat geeft niet.’

Er viel een stilte.

‘Ik ben gescheiden,’ zei Florine eindelijk. ‘Ik herinner me als de dag van gisteren dat ik uit school kwam in een halflege flat. We hadden nooit ruzie, nooit onenigheid.’

[pagina 72]
[p. 72]

Lissenberg schudde langzaam het hoofd. Hij wilde bier drinken, veel bier. Als hij er nu om zou vragen, kon zij niet weigeren.

‘Ik heb dorst,’ zei hij.

‘In de koelkast,’ zei zij.

In de keuken haalde hij drie flessen bier. Ze zette de aardappels op het fornuis. Ze strooide er zout op. Uit een glazen pot liet ze asperges in een steelpan glijden.

Met het bier verdween hij naar de slaapkamer. Het was er volkomen donker. Hij keek uit het raam en zag een vijftal gebouwen, identiek aan dat waarin hij nu was. Hier zou hij niet kunnen wonen.

De zware last in zijn hoofd was niet onaangenaam nu hij in het donker lag. Hij rook gebraden vlees. Hoe lang was het niet geleden dat een vrouw eten voor hem bereidde?

Hij kon Dorine, terwijl zij kookte, niet in zijn herinnering roepen.

 

Met Dorine gebruikte hij een maaltijd aan zee. In het donker liepen zij over de rotsen, zij kreeg zin om te zwemmen. Ze kleedde zich uit. Er stond een witgele zon aan de hemel, het hoofd van Dorine was boven de golven; ieder moment zou ze kunnen verdrinken. Toch gebeurde dat niet. Haar hoofd ging met de golfslag op en neer.

 

Lissenberg tastte naar het bier, maar beschikte over te weinig kracht om het te grijpen.

 

Nog steeds zwom Dorine. Ze was op de rotsen; de zon straalde een getemperd licht uit. Ze opende haar mond en schreeuwde zonder geluid. Ze hief haar armen op. Lissenberg liep naar haar toe, maar zijn voeten kleefden vast. Zij zakte weg in de diepte.

 

Florine zat op de rand van het bed.

‘Ik hoorde je roepen,’ zei ze.

[pagina 73]
[p. 73]

‘Ik geloof dat ik gedroomd heb, ik droomde over de dood.’

Hij wankelde even toen hij opstond. Florine had de tafel gedekt. Ik moet langzaam eten, dacht hij, niet alles opslokken. Het lamplicht kon hij moeilijk verdragen. Met zijn vork spleet hij de aardappels.

‘Onregelmatigheid brengt me in de war,’ zei hij.

Hij wist dat ze hem niet geloofde, dat ze vermoedde dat hij ziek was. Even dacht hij aan het restaurant waar ze die middag waren, aan de lege borden, aan hoe het zou zijn als hij haar dadelijk uitkleedde. Hij zou enkele ogenblikken het bewustzijn verliezen en verlost zijn. Daarna zou hij zich ontheemd voelen, hij zou spijt hebben als na de liefde in een bordeel.

Hij verstond niet wat ze zei. Hij wilde aan tafel zitten en in de nacht staren.

 

Het verbaasde hem dat Florine verdwenen was. Hij vond haar slapend op bed. Hoe lang heb ik alleen aan tafel gezeten? vroeg hij zich af.

 

In de koude avond ging hij naar het centrum van de stad. Hij stapte op zijn fiets. Hij hoopte dat het moment waarop de kerktoren in zicht kwam, lang werd uitgesteld. Maar dat was onmogelijk; hij hoorde al de geluiden die het uur meldden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken