Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De geheimtalen (2002)

Informatie terzijde

Titelpagina van De geheimtalen
Afbeelding van De geheimtalenToon afbeelding van titelpagina van De geheimtalen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (33.98 MB)

Scans (49.69 MB)

XML (4.38 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

sec - taalkunde

Subgenre

non-fictie/naslagwerken (alg.)
woordenboek / lexicon
taalkunde/sociolinguistiek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De geheimtalen

(2002)–J.G.M. Moormann–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

II. Dieventaal

Dieventaal naast Bargoens

WinklerGa naar eindnoot49 meende al de onderscheiding: Roodwaals - dieventaal te moeten maken, maar gaf er verder geen gronden voor aan. De eerste aanleiding voor mij tot afscheiding van de dieventaal uit de geheimtalen, is m'n persoonlijke ervaring.

De door mij ondervraagde woonwagenbewoners waren in doorsnee allerminst dieven. Van de meesten kreeg ik een absoluut betrouwbare indruk. Zeker, de gewoonten van deze lieden zijn anders dan de onze. Op sommige punten is hun geweten ruimer. Veldvruchten groeien om hun standplaats. En dat ze wat kortjan schoepen voor hun paard is voor hen zó gewoon dat ze er geen diefstal in zien. Een paar pommerikken die over de weg hangen, worden meegenomen. Lousjes van reitsjes of majemtrappers liggen in de walkanten van ‘hun’ land. Die producten zijn vrij. Die worden niet ‘gestolen’ maar meegenomen. Een verdwaald kacklientje komt in hun pot terecht. Wie nauwgezet is, noemt dat stelen. Maar van de echte dievengewoonten van de grote stad staat het toch mijlenver af. Dat er namen zijn voor overheids-personen, borgemak, ratjes, spreekt vanzelf. Ze komen als zwervers geregeld met die lui in aanraking. De wout komt flaksen, ze moeten pramoenje mangen bij de borgemak om met de scherit te staan. Vandaar het ‘taboe’ zijn van die begrippen, en vandaar geheimtaalwoorden ervoor. Dat er een woord is voor de bajes, de gevangenis, spreekt ook vanzelf. Overtredingen, vonnissen, betekenen voor deze groep vanzelf de bajes.

[pagina 69]
[p. 69]

De woorden die tot de seksuele sfeer behoren, beperken zich tot de natuurlijke functies.

Dit alles wordt in dieventaal anders. Daar vinden we een serie woorden die op diefstal, inbraak, zakkenrollerij, seksuele afwijking, enz. betrekking hebben. Daar treffen we woorden aan voor rechercheurs, gevangenissen, rechters en verklikkers. Daar constateren we geheimtaalwoorden voor alle begrippen die op ‘steelbare waar’ betrekking hebben. En voor het seksuele krijgen we een serie woorden die de vereniging van beroepsdiefstal en prostitutie duidelijk doen zien.

Laten we om dit alles te bewijzen eens a. een echt Bargoense taal en b. een dieventaal excerperen voor de begrippen die op beroepsdiefstal en prostitutie betrekking hebben. Voor het Bargoens neem ik de lijst van Haaksbergen.

Dieventaalelementen in Haaksbergen

deisje, de wout, houd je mond, politie
gappen, jatten, stelen
gondel, temeie, tes mem, lichtekooi
gondelbajis, gondelkit, bordeel
moscherem, verklikker
schofje, houd je stil
schoepen, stelen
stielie hajis, gevangenis

De oogst is al heel gering, totaal 11 woorden op 231, of amper 5%. En nu wijst eigenlijk nog geen één van deze woorden op beroepsdiefstal. Dat er drie woorden voor stelen zijn, verraadt nog geen professionalisme. Een moscherem hoeft niet bepaald diefstal te verklikken. Maar we zijn hier toch in de sfeer van stelen. Op seksueel gebied zijn hier niet meer woorden dan in het algemeen beschaafd.

Dieventaalelementen in De Boeventaal

Woorden uit dieven- en prostitueetaal. De lijst De Boeventaal die ik hier excerpeer, bevat de taal van meerdere groepen, ook van Bargoenssprekers. Daardoor is ze veel uitgebreider. Maar de echte dieventaal zit hierin.

aangebrand, veneriek (prost.)Ga naar eindnoot50
aanklennen of aankleinen, lijmen, lokken, meetronen (prost.)
aankwatsen, aanspreken (prost.) een niese ‘meid’ of een sirool ‘man’ aankwatsen
aanslaan, aanspreken (dievent.)
achtermeeluk, zakje achter op de pantalon (dievent.)
adje, agent van politie
afgelajen, af, afgetobd (prost.) me niese is afgelajen
afgelooid, van alles beroofd (dievent.)
afgrissen, afrukken (dievent.)
afleggen, beloeren, ongemerkt nagaan, verkennen (bv. een huis afloeren) (dievent.)
aflenzen, afloeren (dievent.)
afloeken, afloeren (dievent.) als het gajes weggaat, zullen we wel afloeken of het nobel ‘veilig’ is
afroojemen, afloeren (dievent.)
aksie en refaksie, last en schade (van de politie bij vervolging) (dievent.)
[pagina 70]
[p. 70]
arres, vrees, angst
askenen, stelen, bestelen (dievent.; prost.)
een prostituee askent een klant
bajes, winkel, huis, gevangenis (dievent.)
bajeskar, bajeswagen, celwagen (dievent.)
bajesklant, iemand die veel in de gevangenissen terechtkomt (dievent.)
baldoveren, klikken, nakijken (dievent.)
bauernfänger, kwartjesvinder (dievent.)
bazaar, politiebureau (dievent.)
bedissen, verdienen, stelen (dievent.)
begoulesj, veneriek (prost.)
behojje, vrouwelijke schaamdelen (prost.)
behojjebikker, souteneur (prost.)
beis, valse omwegen (dievent.)
beisko, Jood, snees, of in het algemeen iemand die men in zijn zaak betrekt (dievent.)
bekwaam, ervaren (dievent.)
al de bekwame jongens ‘ervaren dieven’ wonen in de Nes
bengel, ketting of signetten (dievent.)
besluit, vrouwelijke schaamdelen (prost.)
bezoles, mezoles, veneriek (prost.)
binnenkomen, in de gevangenis geraken (dievent.)
binnenmeeluk, binnenzak (dievent.)
binnen mikken, geborgen (dievent.)
blad, dak van een huis (dievent.)
blauw laken, lood (dievent.)
bollebof, de baas, commissaris van politie, directeur van een gevangenis (dievent.)
bonjer, gesnapt (dievent.)
borjen (ook jenner), een medespeler voor de leus, die tot het complot van de kwartjesvinders behoort (dievent.)
bovenkruis, soort sleutel (dievent.)
bovenmeester, commissaris van politie (dievent.)
braceletten, handboeien (dievent.)
brandspinozer, brandkast (dievent.)
brasser, lokduif (prost.)
breektiejijs, breekijzer (dievent.)
broekmeeluk, broekzak (dievent.)
brommer, ketel (dievent.)
bijl, balie, gerecht (dievent.)
bijt, teleurstelling (dievent.)
de grondige ‘agent’ had een bijt
bijter, nijptang (dievent.)
casavie, brief, bankbiljet (dievent.)
chocoladewagen, celwagen (dievent.)
daai, steen, diamant (dievent.)
dajem, eed (dievent.)
loensche dajem [valse eed]
deisje, hou je mond (dievent.)
dekkel, politieagent (dievent.)
dekken, aan het gezicht of gehoor onttrekken; de persoon die genomen wordt, staat tussen de roller en de dekker (dievent.)
deurkienen, sleutels voor deuren (dievent.)
dofferd, ketel (dievent.)
dof gajes, loos volk, rechercheurs (dievent.)
doorgefourneerd lommerdbriefje, hoer (prost.)
doorslaan, bekennen (dievent.)
doorslaander, iemand die voor de rechtbank alles bekent (dievent.)
doortimmeren, doorslaan (dievent.)
dopkien, sleutel zonder gat (dievent.)
dossement, papiergeld (dievent.)
dravertje, fiets, rijwiel (dievent.)
drukken, gevangenzitten (dievent.)
drukkerd, straf (dievent.)
edelvolk, beroepsdieven (dievent.)
eens, achterdocht, vermoeden (dievent.)
emmer, hoer (prost.)
engelschman, Engelse sleutel (dievent.)
ertje, elektrische schel (dievent.)
[pagina 71]
[p. 71]
ezeltje, lessenaar (dievent.)
lopend ezeltje ‘beweegbare lessenaar’;
staand ezeltje ‘vaste lessenaar’
ezeltje, winkellade (dievent.)
ezeltje, foulard, das (dievent.)
ezeltjesdrijver, ladelichter (dievent.)
fietsen, coïre (prost.)
filippie, tien gulden (dievent.)
flikker, sodomieter (prost.)
flip, lade, kast, wagon (dievent.)
foks, goud (dievent.)
het foks gaat in de pot ‘smeltkroes’
fokse, schat (prost.)
me fokse
foksespiese, goudsmidswinkel (dievent.)
fokse medaille: dat niese is bekroond met de -, er is niets meer aan die meid gelegen (prost.)
fokse slang, gouden horlogeketting (dievent.)
foks-malogemer, goudsmidswerkplaats (dievent.)
fokse veemsteker, gouden ring (dievent.)
gabbertaal, taal van de kameraden (dievent.)
gajes, volk, mensen (dievent.)
galg, knip van een deur (dievent.)
gammel, veneriek (prost.)
gannefen, stelen (dievent.)
gappen, stelen (dievent.)
gassie: glimmend -, agent van politie (dievent.)
gebeft gajes, heren van het gerecht (dievent.)
gebrande jongen, iemand die veel op z'n kerfstok heeft (dievent.)
gedagis: iemand de - ingeven, iemand waarschuwen (dievent.)
gedekt: zich dekken (dievent.)
gedrost, naar de bajes gebracht (dievent.)
geflescht, beetgenomen (dievent.)
ik heb hem geflescht
gefloten, gestolen (dievent.)
gehad, bemachtigd (dievent.)
ik heb wat schooren gehad ‘goederen gestolen’
gehandeld, gestolen (dievent.)
geheibeld, gestoord (dievent.)
geilkenen, delen (dievent.)
geiluk, aandeel (dievent.)
geknipt, aangehouden (dievent.)
gelicht, gerold (dievent.)
gelitanieerd, gebruikt (gezegd van een vrouw) (prost.)
als dat niese 10 of 12 maal op een avond gelitanieerd is
gemot, 't, 't gerecht (dievent.)
gepensionneerde, veeljarig gestrafte (dievent.)
gepiept, gestolen (dievent.)
geplakt, gevangen, gearresteerd (dievent.)
geschaakt, gesnapt (dievent.)
gescheft, gevangengezeten (dievent.)
geschote, gezien (bij diefstal) (dievent.)
geseewerd, gestolen (dievent.)
geslagen, gestolen (dievent.)
geslikt, gestolen (dievent.)
gesprongen, opengegaan (dievent.)
het ezeltje is gesprongen
geweirim, kameraden (dievent.)
geweldje, diefstal met geweldpleging (dievent.)
gewoer, of gewoerig maken, wegstoppen (het gestolene) (dievent.)
gezeeferd, gestolen (dievent.)
gilleskrauter, dief of inbreker op klaarlichte dag (dievent.)
gilkemen, gilkunnen, of gilkanen, delen (dievent.)
gis, onveilig (dievent.)
glamonius, ruit (dievent.)
glimmende gajes, politieagent (dievent.)
glimmende gassie, politieagent (dievent.)
glimmert, politieagent (dievent.)
goj, de mannelijkheid (prost.)
gondelbajes, bordeel (prost.)
[pagina 72]
[p. 72]
gondelspiese bordeel (prost.)
gondeltas, bordeel (prost.)
goochemerd, de rechter van instructie (dievent.)
gooien: ik heb er alle kienen ‘sleutels’ opgegooid ‘aangewend’ (dievent.)
goozer, kerel, vrijer (prost.)
goozertjes, kerel, vrijer (prost., dievent.)
ik ga op de goozertjes tippelen
goozertippelaar, die bij avond op dronken lui uitgaat om ze te beroven (dievent.)
gouden ploeg, grote dievenbende (dievent.)
gouden regen, rijke buit (dievent.)
grammonen, gereedschap voor inbraak (dievent.)
grandige(r), politieman (dievent.)
gribus, gevangenis, verdachte steeg (dievent., prost.)
groentjes, onervaren jongens (dievent.)
Groot Bajes, strafgevangenis in Leeuwarden (dievent.)
grootlef op goed geluk, met moed (dievent.)
op grootlef tippelen ‘zonder vrees, zonder iets te ontzien op diefstal uitgaan’
hal, politiebureau (dievent.)
handje geven, een, waarschuwen (dievent.)
heitjes-piejijzers, kwartjesvinders (dievent.)
hengelen, de klink van een deur lichten met behulp van een ijzerdraad (dievent.)
hintemer, ontuchtige kerel, sodomieter (prost.)
hip, avontuurtje, snol (prost.)
dat niese loopt op een hip
hoed, agent van politie (dievent.)
hoek, brigadier van politie te Rotterdam (dievent.)
hollanders, sleutels met kruisen (dievent.)
hoofdsmeris, hoofdcommissaris van politie (dievent.)
hoog gaan, gearresteerd worden (dievent.)
Hoogeschool, gevangenis te Leeuwarden (dievent.)
hotel Bellevue, in de Houten Lepel etc., gevangenis (dievent.)
iezel, huis (dievent.)
op leege iezeltjes tippelen ‘op onbewoonde huizen uitgaan’
inspringer, opgeschoven raam (dievent.)
intippelen, binnengaan (dievent.)
jaspenen, zitten, in de gevangenis (dievent.)
jatmouzen, kleinigheden stelen die met de handen te grijpen zijn, bv. appels, een zakmes etc. (dievent.)
jato, agent van politie (dievent.)
jatten, stelen (dievent.)
jatter (jetter), dief (dievent.)
jen, grap (dievent.)
jennen, spelen, liegen (dievent.)
jenner, speler, quasi-toeschouwer die mee in 't complot is, maar zich houdt als een vreemde; een soort verlokker - doordat de jenner wint, gaan anderen ook spelen, en... verliezen (dievent.)
jensen, coïre (prost.)
kadin, kedin, veilig (dievent.)
de val is niet kadin ‘de gelegenheid is niet veilig’
kallebak, politieagent (dievent.)
kalletje, publieke vrouw (prost.)
kaskienen, kleine sleutels voor kasten en kistjes (dievent.)
katezel, winkellade (dievent.)
kattebak, katterik, winkellade
[pagina 73]
[p. 73]
kienen, sleutels
deze worden in groepen verdeeld: 1. Hollanders: bovenkruis, onderkruis, middendek, dop kien; 2 Kaskientjes; 3 Engelschman; 4 Franschman (afbeelding in De Boeventaal p. 32)
kinematograaf, sleutel (dievent.)
kip, agent van politie (dievent.)
kippen, aandeel, portie van de buit (dievent.)
klabak, politieagent (dievent.)
klabbes, hoer (prost.)
klapper, kamer
luchtklapper ‘bovenhuis’ (dievent.)
klepelstok, een stok met een gleufje aan de voorzijde, gebruikt om de kwak ‘winkelschel’ over te tikken ‘vast te houden’ (dievent.)
kleur houden, blijven ontkennen (dievent.)
klimmerd: een geduchte - maken (dievent.)
kloek met kuikens, stel gewichten (dievent.)
klok: onder de - tippelen, naar de dokter lopen op spreekuur; venerisch zijn (prost.)
klijf, klijfsch, zilver, zilveren (dievent.)
knaker, portemonnee (dievent.)
knikker op het dak, brigadier van politie te Amsterdam (dievent.)
knikkers, biljartballen (dievent.)
knobbel of knopsmeris, brigadier van politie te Amsterdam (dievent.)
knolsmeris, bereden politieagent (dievent.)
knopknolsmeris, bereden brigadier in Amsterdam (dievent.)
koetsef, diamant (roosje) (dievent.)
koetsef blinker, briljant (dievent.)
konkel, koffieketel (dievent.)
kontslinger, achterjaszak (dievent.)
kooler, spoortrein (dievent.)
pleite gaan met de kooler is gevaarlijk
koperen bout, agent van politie in uniform (dievent.)
korpus delik, bewijsstuk (dievent., prost.)
ze heb het korpus delik ‘ze is zwanger’
kotel bajes, gevangenis (dievent.)
kraak, inbraak (dievent.)
kraanoogen, spelden (dievent.) leverworst met kraanoogen aan een joekel geven (om hem te doden)
krabber, breekijzer (dievent.)
kraken, inbreken (dievent.)
kraker, inbreker (dievent.)
krauter, politieagent (dievent.)
kren, zwanger
ze zit met kren (prost.)
krien, zilver (dievent.)
krot, verdacht huis (prost.)
krummeldieven, minachtend voor ‘pruldieven’ (dievent.)
kutpooier, iemand die leeft van z'n meid of vrouw (prost.)
kwak, winkelschel (dievent.)
tik de kwak over ‘hou de schel vast’
kwakkie, kleine hoeveelheid (dievent.)
de snees zou de daaien bij kwakkies laten verslijpen
kwinten, zakkenrollen (dievent.)
laken: blauw -, lood (dievent.)
lakijfe, beminde (prost.)
lamp, politie, onraad (dievent.)
tegen de lamp loopen
laten zakken, in het water gooien (dievent.)
latkip, agent van politie (dievent.)
lef, zie grootlef (dievent.)
lekijve, zie lakijve (prost.)
lichten, rollen (dievent.)
lik, gevangenis (dievent.)
likkar, celwagen (dievent.)
link, slecht, niet te vertrouwen (bij inbraken) (dievent.)
link, het, de politie (dievent.)
link dajem, valse eed (dievent.)
linken en lenzen, kijken en loeren (dievent.)
[pagina 74]
[p. 74]
linkgajes, politie (dievent.)
linkmiggel, gevaarlijke kerel die de jongens aflegt ‘afloert’ (dievent.)
lippies, sleutels met smalle baarden (dievent.)
loeder, prostituee (prost.)
loen, bedriegelijk, vals (dievent.)
schermen met een loen jatje ‘zich krankzinnig aanstellen’
loenen, vals doen (dievent.)
loensch poen, vals geld (dievent.)
loensche sjoefe, meineed (dievent.)
loensche cassavies, valse bankbiljetten (dievent.)
loensche daai, valse diamant (dievent.)
loep of loepie, horloge (dievent.)
loerie, chocolade (dievent.)
hij heb loerie gegapt
lokvogel, de voerder bij de kwartjesvinders (dievent.)
lollepot, wellustige vrouw; vrouw die zich aan ontucht met vrouwen overgeeft (prost.)
lol-tiejijs, middel tot opwekken van vrouwelijke wellust (prost.)
lommerdbriefje: doorgefourneerd -, hoer (prost.)
lood, geld (dievent.)
loodpot, geld (dievent.)
hier heb je de loodpot
louwpoekelen, niets zeggen voor de rechter (dievent.)
louwsmoezen, niets zeggen voor de rechter (dievent.)
lovie, geld (dievent.)
luchtklapper, bovenhuis (dievent.)
lummelbout, penis (prost.)
lunzelink, kijk om je heen, laat je niet uithoren of beluisteren (dievent.)
lijk, versleten vrouw (prost.)
mareedsemen, stelen (dievent.)
mareedsemer, dief (dievent.)
marwiegen, stelen (dievent.)
marwieger, dief (dievent.)
massematten, gestolen buit (dievent.)
matograaf, sleutel (dievent.)
meeluk (meelik), zak (dievent.)
meelukpeezer, zakkenroller (dievent.)
mekajem, grote hoeveelheid gestolen waar (dievent.)
melojen, wenken (dievent.)
meneertje, commissaris van politie (dievent.)
meppen, stelen (dievent.)
merwiechers, dieven (dievent.)
mezoles, veneriek (prost.)
middendek, sleutel (dievent.)
mietje, zie hintemer (prost.)
miezig, schuldig (dievent.)
ik heb me nooit aan een platvink miezig gemaakt
miggelaar, iemand die op de uitkijk staat (dievent.)
minette, snol die het minetten uitvoert (prost.)
minetten, strelen, kittelen, likken van de geslachtsdelen (prost.)
miskaf, vuilik, sodomieter (prost.)
miskuiken, vuilik, sodomieter (prost.)
misgaster, vuilik, sodomieter (prost.)
miesgasser, vuilik, sodomieter (prost.)
misslaan, de opbrengst van een diefstal niet eerlijk delen (dievent.)
misslaander zie misslaan (dievent.)
mokkel, meid, geliefde (prost.)
molleke, zie mokkel (prost.)
molm, geld
een kattebak met molm ‘een winkellade met geld’
moppentrommel, effectentrommel (dievent.)
motograaf, sleutel (dievent.)
muntmeter, brandkast (dievent.)
muziekdoos, brandkast (dievent.)
nafke, nefke, meid (prost.)
nekijve, hoer (prost.)
nepschooren, onbruikbare goederen (dievent.)
[pagina 75]
[p. 75]
neuren, rondgaan om te zien of er iets te stelen is (dievent.)
niese, dame, meid (prost.)
nobel, veilig (dievent.)
de val is nobel ‘de gelegenheid is schoon’
nobel, gearresteerd (dievent.)
noppes kotsen, niets zeggen (dievent.)
nosselen, stelen (dievent.)
okketaaien, iemand te weinig geld teruggeven, bv. bij kelners, en bij ontdekking het teruggehoudene op de grond laten vallen alsof het bij vergis ergens was blijven hangen (dievent.)
oksenaar(tje), horloge (dievent.)
omslaan, bekennen (dievent.)
onderkruis, sleutel (dievent.)
opgaan, gestraft worden (dievent.)
wie dekt gaat net zoo goed op, als de dader, die verschut wordt
opladen, bewegen mee te doen, aan kaartspel bijvoorbeeld (dievent.)
overbruggen, overbrengen, verklikken (dievent.)
paraplu, koepelgevangenis (dievent.)
paternosters, handboeien (dievent.)
pernoozemannen, mannen van 't vak (dieven) (dievent.)
personsie, verdenking (dievent.)
pesaules, veneriek (prost.)
pickpocket, zakkenroller (dievent.)
piepen, stelen, lichten (dievent.)
een ezeltje piepen
pièr of piejèr, opkopen (Pierre, naam van een snees te 's-Gravenhage) (dievent.)
pikken, stelen (dievent.)
pil: iemand de - ingeven, iemand beduiden wat hij zeggen moet (dievent.)
pin, ketel (dievent.)
planten, verstoppen (dievent.)
plat, stil (dievent.)
een getuige plat maken
plattekit (stille kit), winkel waar men gestolen goederen verkoopt (dievent.)
platvink, portemonnee of portefeuille (dievent.)
pleite, pleiter, weg (dievent.)
pleite maken of gaan ‘weglopen omdat je ontdekt bent’
pleite scheften, weglopen (dievent.)
pleite maken, wegwerpen van goederen (dievent.)
ook ‘uitdoven’: de vonk pleite maken ‘het licht uitdoven’
poedel, agent van politie (dievent.)
poeplappie, zakje met geld (dievent.)
poet, een hoop (dievent.)
een poet lood ‘een hoop geld’
pompertje, valse sleutel (dievent.)
pooier, souteneur (prost.)
pooier, staalboor (dievent.)
pot, smeltkroes (dievent.)
poteten, beloning voor verraad (dievent.)
de versliegeraar kreeg ƒ 25,- voor een poteten
potsvrijer, iemand die met
kwartjesvinders uitgaat om uit te kijken (dievent.)
prames, deel, aandeel in de diefstal (dievent.)
prins, politieagent (dievent.)
prinsemary, de politie (dievent.)
prinserij, de politie (dievent.)
puinsteker, ring (dievent.)
raggeling, mislukking, tegenvaller, bij diefstal (dievent.)
randeevoe: op - gaan, met een niese in een logement gaan slapen (prost.)
rausjen, stelen, roven (dievent.)
reizen, lopen (dievent.)
ze reizen op hem ‘ze zoeken hem’
roodevlag, menstruatie (prost.)
[pagina 76]
[p. 76]
rotteraar, verrader (dievent.)
rus, russies, politieagent, rechercheur (dievent.)
sabberaar, koevoet (dievent.)
sabberen, inbreken (dievent.)
salans, heet (prost.)
wat is dat niese salans
saroespeelster, heelster (dievent.)
schaken, arresteren (dievent.)
scharre, slet (prost.)
schim, bewijs, naam (dievent.)
schofje, hou je stil, verroer je niet (dievent.)
schok, goed geluk (dievent.)
op de schok tippelen ‘'s avonds op woningen lopen waarvan de bewoners uit zijn’
schooren, goederen, in tegenstelling met ‘geld’ (dievent.)
schoot of schotel, onderdeel van een slot (dievent.)
schrandere, politie (dievent.)
schrijfspiese, kantoor (dievent.)
schuifster, hysterische vrouw (prost.)
schuurtje, cel, politiebureau (dievent.)
schijthuis, hoer (prost.)
secreet, hoer (prost.)
seeweren, stelen (dievent.)
sein, afgesproken teken (dievent.)
seinen, op de uitkijk staan (dievent.)
siene, agent van politie (dievent.)
sjaak, sjaakies: houd je -, doe of je nergens van weet (dievent.)
sjed, duivel, politie (dievent.)
sjerfen (sjerpen), helen, opkopen (dievent.)
sjerfer, heler (dievent.)
sjiebaart, masker (dievent.)
sjien, politieagent (dievent.)
sjouter, politieagent (dievent.)
slaan, stelen (dievent.)
slagen, winst, buit (dievent.)
slak, horloge (dievent.)
slang, horlogeketting (dievent.)
sleur, water en melk (in de gevangenis) (dievent.)
sloopen, lood stelen aan leegstaande gebouwen (dievent.)
slooper, looddief (dievent.)
smeris, politieagent (dievent.)
smeer, uitkijk (dievent.)
op smeer staan
smoezen: gedekt -, zacht praten (dievent.)
snees, opkoper van gestolen goed (dievent.)
sneezen, opkopen van gestolen goed (dievent.)
snoeien, rondgaan om te zien of er iets te stelen valt (dievent.)
snol, hoer (prost.)
suurkers, zij die op een kansje tippelen (prost.)Ga naar eindnoot50*
soemkoef, politie (dievent.)
soeteneur, bijspringer (prost.)
sooger, jongen uit een dievenhuis (dievent.)
sossem prinserij, bereden politie (dievent.)
span, uitkijk (dievent.)
speeldoos, brandkast (dievent.)
speentjes, beurzen (dievent.)
spienoze, roof, diefstal (dievent.)
spiesertje maken, uitgaan op een val (dievent.)
spinnekop, dasspeld (dievent.)
springen, opengaan (een lade bijvoorbeeld) (dievent.)
standel, sleutel (dievent.)
stille, geheime politieagent (dievent.)
stille kit, winkel van een heler (dievent.)
stinkniese, hoer (prost.)
struinen, stropen (dievent.)
op de struin gaan
swiebel, ketting (dievent.)
swiepert, iemand die er zijn werk van maakt mensen tegen de grond te werpen om ze te beroven (dievent.)
[pagina 77]
[p. 77]
tafeltimtim, tafelzilver (dievent.)
talhoutjes, breekijzers (dievent.)
tandels, sleutels (dievent.)
temeie, hoer (prost.)
temeierlikker, zie minette (prost.)
temeierspiese, bordeel (prost.)
tiejijs, o.a. brandkast (dievent.)
tiejijspeezer, brandkastforceerder (dievent.)
tik, horloge (dievent.)
til, verzamelplaats van dieven (dievent.)
ting, tingeling, schel (dievent.)
tippelaar, straatdief (dievent.)
tippelen, op roof uitgaan; op de baan lopen van meiden (dievent., prost.)
tippelsjikse, rondzwervende vrouw (prost.)
tofes, gevangenis (dievent.)
tor, hoer (prost.)
treitertippelaar, brooddief (dievent.)
tremmen, op de baan lopen (prost.)
tring, bel, schel (dievent.)
de tring overgooien
tuimel, tuimelraam boven een winkeldeur (dievent.)
turftrekker, zakkenroller (dievent.)
Turksche tafelschel, hoer (prost.)
uitpeezen, uitvijlen van kienen (dievent.)
universiteiten, gevangenissen (dievent.)
val, gelegenheid, huis; bedekt bordeel (dievent., prost.)
veemsteker, vingerring (dievent.)
verbruggen, verkopen (dievent.)
verdiend, gestolen (dievent.)
verdienen, stelen (dievent.)
verkienen, verkopen (de gestolen waar) (dievent.)
verkleffer, verklikker, politiespion (dievent.)
verklikker, winkelbel, telefoon (dievent.)
verknoeien, verknoezen, verraden (dievent.)
verknijzen, verraden (dievent.)
verkrummelen, wegstoppen (dievent.)
verlinken, verlinker, verraden, verrader (dievent.)
verlunzen, verlenzen, bespieden, beloeren (dievent.)
vermamsen, verraden (dievent.)
vermoffelen, wegstoppen (dievent.)
vernollen, sluiten van een deur (dievent.)
verschieren, verklikken, verdienen (dievent.)
verschud, gearresteerd (dievent.)
versliegeraar, verrader, politiespion (dievent.)
versmiegelen, aanklagen (dievent.)
vigileeren, staan in een deur, door een publieke vrouw, om mannen te lokken (prost.)
vin, barst (dievent.)
een vin in een ruit zetten
vink, portemonnee (dievent.)
vinkendresseur, zakkenroller (dievent.)
vinkenpeezer, idem
voetenlicht, opening onder of bezijden een gordijn waardoor men in huis kan zien (dievent.)
vonk, lamp, dievenlantaarn (dievent.) kun je in die val met de vonk werken?
vuile week, menstruatie (prost.)
wandelstok, groot breekijzer (dievent.)
wees, ook weets, stille agent (dievent.)
werken met twee vingers, zakkenrollen (dievent.)
wiepsjer, valsekaartspeler (dievent.)
wip of wipper, raam (dievent.)
wippen, bemachtigen (dievent.)
IJzeren Hein, de brandkast (dievent.)
zakken: laten -, in het water werpen (dievent.)
[pagina 78]
[p. 78]
zeeferen, stelen (dievent.)
zeeferaar, dief, geslachtsziekte (dievent., prost.)
zeventandje, soort Engelse sleutel (dievent.)
zoldertippelaar, iemand die zijn werk maakt van het stelen van wasgoed dat op zolders te drogen hangt (dievent.)
zwerver, gestolen paraplu (dievent.)
zwirren, kijken (dievent.)
zwir link! ‘er is onraad’
zwijn, fiets (dievent.)
zwijnenjacht: op de - gaan, op het stelen van fietsen uitgaan (dievent.)

Ruim 32% van het gehele materiaal (456 woorden van 1420) heeft betrekking op het dievenvak. Een groot aantal hoort tot de vaktaal van de inbrekers. Niet alleen het percentage heeft bewijskracht naast een Bargoense lijst, maar ook de soort woorden.

De lijst bewijst m.i. dat de onderscheiding dieventaal naast Bargoens wel goed verantwoord is. Dieventaal is eenvoudig een vaktaal van inbrekers.

In De Boeventaal zit ook het gewone Bargoens. Het Bargoens van de zwervers op het platteland is de kern waaromheen de dieventaal zich ontwikkeld heeft. Hier werken alle geheimtaalprocédés bijna koortsachtig, zodat hier van een hypertrofie te spreken is.

Het aantal synoniemen is legio, natuurlijk voor alle begrippen die taboe zijn.

We zullen van de meest voor de hand liggende dieventaalbegrippen de woorden eens apart opgeven. Dit zijn niet alle synoniemen. Een vakman, hier de dief, onderscheidt waar een leek geen verschil ziet. Een dief is voor ons een dief. Maar er zijn heel wat soorten: een goede dief, iemand van de ‘gouden ploeg’ is specialiteit en verricht maar één soort diefstallen. Voor de politie in zeker opzicht een gemak: het bepaalt de richting van het onderzoek. Dat daarnaast verschillende woorden voor precies hetzelfde begrip bestaan, dus synoniemen, is te verklaren uit de algemene wet dat een gevoelswoord, dus vooral een geheimtaalwoord, z'n gevoelswaarde bij veel gebruik verliest. De oude woorden blijven wel bestaan, maar de nieuwe schieten op als paddestoelen.

Namen voor politie, gerecht enz.

Het meest taboe is voor de beroepsdief wel de man van de wet, zij het als agent, zij het als rechter. Het aantal namen is hier, met dat voor de begrippen ‘stelen’ het grootst, namelijk 46. Ze mogen hier volgen. De betekenis is in de voorafgaande lijst na te gaan.

Adje, bollebof, bovenmeester, bijl, dekkel, dof gajes, gassie, gebeft gajes, 't gemot, glimmende gajes of gassie, glimmert, goochemerd, grandige(r), hoed, hoek, hoofdsmeris, jato, kattebak, kip, klabak, knikker op het dak, knobbel- of knopsmeris, knolsmeris, knopknolsmeris, koperen bout, krauter, lamp, latkip, link (het), linkgajes, meneertje, poedel, prins, prinsemarij, rus-russies, schrandere, siene, sjed, sjien, sjouter, smeris, soemkoef, sossemprinserij, stille, versliegeraar, wees, weets.

Het Bargoens van Roeselare heeft twee namen voor ‘agent’: waantje, wouwtje, en één voor ‘commissaris’: granderik. Maastricht heeft er drie: polenter, smeris, wouten, en

[pagina 79]
[p. 79]

nog één woord voor ‘commies’ (schenteling), wat met het smokkelen in verband staat. Wat Haaksbergen in deze oplevert, zagen we reeds: wout. We zouden er leinjer ‘soldaat’ bij kunnen voegen.

Woorden voor stelen

Als er verder iets taboe is in de dieventaal, dan is het wel het vak zelf. De namen voor ‘stelen’ moeten dan ook wel vele zijn. Het zijn weer niet alle synoniemen; de specialisering in het vak levert heel wat verschillende soorten diefstal met de respectieve namen op. De volgende 44 noteerde ik:

Afgrissen, askenen, bedissen, gannefen, gappen, flesschen, fluiten (gefloten), gehad, gehandeld, gelicht, gepiept, geseewerd, geslagen, geslikt, gezeeferd, hengelen, jatmouzen, jatten, kwinten, lichten, mareedsemen, marwiegen, meppen, nosselen, okketaaien, piepen, pikken, rausjen, sabberen, op schok tippelen, seeweren, seinen, slaan, sloopen, op smeer staan, snoeien, spiesertje maken, struinen, tippelen, verdienen, werken met twee vingers, zeeferen, op zwijnenjacht gaan.

Roeselare heeft maar weer twee woorden voor ‘stelen’: schoepen en priemken; Maastricht: gannefen, schoepen; van Haaksbergen kennen we al schoepen, jatten, gappen.

Soorten dieven en diefstallen

Het Liber Vagatorum geeft ons in 28 hoofdstukken de soorten oplichters en oplichterijen en voegt er in het derde deel nog enkele categorieën bij. Uit de dieventaal was een soortgelijk werk, maar nu geen boek van de zwervers doch een ‘boek der dieven’, samen te stellen.

De volgende categorieën dieven en diefstallen worden onderscheiden:

Bauernfänger, borjen (jenner), edelvolk, ezeltjesdrijver, geweldje, gilleskrauter, goozertippelaar, groentjes, op grootlef tippelen, heitjespiejijzer, jatter, klimmerd, kraak, kraker, krummeldieven, lokvogel, mareedsemer, marwieger, meelukpeezer, miggelaar, pernoozemannen, pickpocket, potsvrijer, slooper, spienoze, tippelaar, treitertippelaar, turftrekker, vinkedresseur, vinkenpeezer, wiepsjer, zeeferaar, zoldertippelaar, zwijntjesjager. Totaal 35.

Roeselare geeft: boomlichter, beurzensnijder, waarvan het tweede woord geen Bargoens is. Maastricht gaf geen enkel woord voor ‘dief’, maar zal gannef en schoeper wel kennen.

Haaksbergen heeft de bekende woorden: jatter en gapper.

Woorden voor inbrekerswerktuigen

De namen voor inbrekerswerktuigen zullen in een vaktaal voor dieven niet ontbreken. De volgende noteerden we:

Bovenkruis, breektiejijs, bijter, deurkienen, dopkien, Engelschman, galg, grammonen, Hollanders, kaskienen, kienen, kinematograaf, klepelstok, krabber, lippies, matograaf, middendek, onderkruis, pompertje, pooier, sabberaar, schoot, schotel, standel, talhoutjes, tandel, vonk, wandelstok, zeventandje; totaal 29.

In het Bargoens is in dit opzicht geen enkel woord te vinden, tenzij men clé ‘sleutel’ van Roeselare erbij zou willen rekenen.

[pagina 80]
[p. 80]

Woorden voor brandkasten, laden, lessenaars enz.

Naast de werktuigen staan de open te breken voorwerpen, brandkasten, lessenaars, laden enz. Ook hier vinden we een groot aantal namen:

Brandspinoze, ezeltje, flip, inspringer, katezel, kattebak, kwak, moppentrommel, muntmeter, muziekdoos, speeldoos, tiejijs, ting, tring, tuimel, wip, wipper, IJzeren Hein; totaal 18.

In het Bargoens van dit soort woorden geen spoor.

Woorden voor verraden en bekennen

Verraad speelt in de dievenwereld een grote rol. Het aantal namen voor dit begrip en voor bekennen zal dus aanzienlijk zijn:

Doorslaan, doortimmeren, omslaan, overbruggen, rotteraar, verkleffer, verknoeien, verknoezen, verknijzen, verlinken, vermamsen, verschieren, versliegenen.

Alleen in het Bargoens van Haaksbergen zagen we een woord voor ‘verklikker’: moscherem.

Woorden voor gevangenis enz.

Tot slot willen we de woorden noemen die er zijn voor: gevangenis, politiebureau, cel, die de voortdurende bedreiging van de dieven vormen; de humor is hier onmiskenbaar.

Bajes, bazaar, gribus, groot-bajes, hal, hoogeschool, hotel Bellevue, de Houten Lepel, kotel bajes, lik, paraplu, schuurtje, tofes, universiteiten; 14 woorden.

Roeselare heeft boks, Maastricht bajes, en Haaksbergen stielie-bajes voor ‘gevangenis’.

Nu zouden we nog kunnen geven: de namen van de te stelen voorwerpen, voor het verdonkeremanen van die voorwerpen, de werkwoorden die vluchten, weglopen, zich verbergen aanduiden, maar de hoofdgroepen zijn genoemd, en deze bewijzen duidelijk het diepgaand verschil in woordmateriaal tussen dieventaal en Bargoens.

De taal van prostituees

Als we nu de woorden uit de taal van de prostituees opnoemen, die van de taal van de dieven niet te scheiden is, dan zullen we zien dat we het grootste deel van de woorden van deze groep onder acht categorieën ondergebracht hebben.

Aankwatsen, afgelajen, askenen, begoulesj, behojje, behojjebikker, besluit, bezoles (mezoles), brasser, doorgefourneerd lommerdbriefje, emmer, fietsen, flikker, fokse, fokse medaille, gammel, gelitanieerd, goj, gondelbajis, gondelspiese, gondeltas, goozer, op de goozertjes tippelen, gribus, hintemer, hip, jensen, kalletje, klabbes, onder de klok tippelen, korpus delik, kren, krot, kutpooier, lakijfe, lekijve, loeder, lollepot, lol-tiejijs, lommerdbriefje (doorgefourneerd), lummelbout, lijk, mezoles, mietje, minette, minetten, miskaf, miskuiken, misgasser, miesgasser, mokkel, molleke, nafke (nefke), nekijve, niese, pesaules, pooier, randeevoe, roodevlag, salans, scharre, schuifster, schijthuis, secreet, snol, snurkers50*, soeteneur, stinkniese, temeie, temeierlikker, temeierspieze, tippelen, tippelsjikse, tremmen, Turksche tafelschel, val, vigileeren, vuile week, zeeferaar.

Totaal 79 woorden die op seksuele begrippen, vooral prostitutie, betrekking hebben. In het Bargoens vonden we in dit opzicht niets.

[pagina 81]
[p. 81]

Onder de acht categorieën vallen 263 woorden van de 456 of bijna 58%. Hier past wat Van Ginneken, Handb. 11, p. 140 zegt:

Wat nu de moreele psychologie der dieventaal betreft, uit de talrijke synoniemen zien wij duidelijk de afgetreden banen, waarlangs zich hun bekrompen zieleleven voortbeweegt. Voorop: alle kostbaarheden en geld, geld! Dan hun handwerk: het stelen met al de daartoe dienende gereedschappen. Dàn de politie met al den aankleve van dien: het gerecht, het cachot, in de gevangenis, ontsnappen en gevat worden, door de mand vallen en liegen. Eindelijk het verteren van hun geld in smullen en drinken, vechten en ruzie, om van erger maar niet te gewagen. Arme dieven, wat is hun het leven?

Dieventaal uit 1731

De eerste dieventaal vinden we in Cartouche, Nederduitsch en Bargoensch Woordenboek van 1731.Ga naar eindnoot51 Het aantal woorden, enkel op het vak betrekking hebbende, is wel niet zo groot als in 1931, maar het vak was toen ook niet zo gecompliceerd.

De namen voor politie en gerechtsdienaars halen in aantal niet bij de moderne. Er zijn er een achttal: bing van de troetels, captein van de franken, gemot, grandige bol, heelegemot, krommert, baskroo, woutje.

Namen voor dieven en soorten van diefstallen leverden in 1931 samen 79 woorden. Zo groot is het aantal in 1731 niet. Toch is het aanzienlijk:

Aanfellen, afzetter, deenen, fricketeeren, meppen, mept alleen, ik hou het, kitmatig, kitte stuwers, kleifockert, krabber, pleerie, marchandisers opdoen, mokken die krabt, opsmekken zonder draaiers, platte kriemse flikker ‘heler’, platte kaf ‘snees’, rolder, turftrekker, kiesschopper, sim slieri kaari, fiks met loopjes, streekganger, toedekken, valsche pierders, vrije kraakers. Totaal 27 woorden.

De techniek was voor tweehonderd jaar niet zo vergevorderd als nu. De namen voor inbrekerswerktuigen verraden een primitievere toestand. Negenentwintig werktuigen zagen we in 1931. In 1731 is een dief gewapend met een huyshouder ‘tang’, kippening ‘schaar’, klankers ‘sleutels’ of ‘lopers’, pompers ‘baleintjes om geld uit de laden te halen’. De groep brandkasten, laden enz. levert op: grasbank ‘toonbank’, hoos ‘lade met geld’, horril ‘lade’, klapper ‘kast’, sluyterik ‘kist, kast of venster’, totaal vijf woorden. De afweermiddelen stonden in verhouding tot de werktuigen. Brandkasten kende men blijkbaar niet.

Voor ‘verraden’ en ‘bekennen’ is het aantal woorden betrekkelijk groot: kappen, valsch kappen, knoezen, knoojen, snakken, verknoezen.

Het aantal namen voor de gevangenis is gering, dat voor de lijfstraffen aanzienlijk. Na het afschaffen van de lijfstraffelijke rechtspleging verdween deze laatste categorie geheel en werd de gevangenis de hoofdzaak.

De volgende woorden noteerde ik in 1731: gefoekert ‘gepijnigd’, hugte ‘hangen’, in de kit gekluit, heb je knooi, lonk ‘te pronk staan’, moolen ‘gloeiend zwaard op de rug’, onder het hugt ‘onder de galg staan’, plak en stoot ‘brandmerk’, peeskit, piesten ‘geselroeden’, roese-moezen en ratelen ‘radbraken’, schuuren ‘geselen’, smigher ‘beul’, stuypen ‘gevangennemen’, teef af ‘onthoofden’, terri van den smigher ‘beugel van de beul’, verdroogt aan 't hugt ‘opgehangen zijn’, 't volle ‘schavot’.

[pagina 82]
[p. 82]

Heel het lugubere einde van de dieven staat door deze lijst voor ons.

De rest van de lijst wordt hoofdzakelijk ingenomen door namen van te stelen voorwerpen, evenals in De Boeventaal.

De innerlijke overeenkomst tussen deze beide lijsten is opvallend en wordt verklaard uit de omstandigheid dat we in beide gevallen met eenzelfde sociale groep te doen hebben.

Het prostitutie-element is in 1731 lang zo sterk niet, en allerlei tegennatuurlijkheden worden niet genoemd. Dit bewijst echter niet dat ze er niet zijn: de samensteller van de lijst kan door preutsheid weerhouden zijn. Ik geloof echter niet dat dit hier het geval is. Hij noemt over het algemeen de dingen zonder enige terughoudendheid. De tegennatuurlijke zonden en uitwassen van het prostitutieleven missen blijkbaar nog een aanduiding omdat ze nog niet zo fel in het leven ingevreten hadden, of omdat men zich nog schaamde ze te noemen. De volgende woorden, op dit onderwerp betrekking hebbende, noteerde ik:

Kat ‘hoer’, koschel ‘hoerenwaard’, mokken ‘een slecht vrouwspersoon’, motkaasie ‘hoerhuis’, te mot gaan ‘te hoer gaan’. Totaal 5 woorden die op één begrip, het bordeel, betrekking hebben.

We zien uit deze vergelijking van de lijst van 1731 en die van 1931 dat de sociale toestanden ook weerspiegeld worden in de talen van de onderste lagen en dat nieuwe omstandigheden ook nieuwe geheimtaalwoorden scheppen.

Het Bargoens uit het midden van de achttiende eeuwGa naar eindnoot52 heeft inderdaad een sterk Bargoens karakter. De speciale dievennamen: boskenner, eschkokkers enz. zijn niet Nederlands en m.i. uit J.J. Bierbrauer (Kluge p. 242) overgeschreven; vgl. t.a.p. p. 247-248.

De lijsten, door VerwoertGa naar eindnoot53 samengesteld, zijn een vermenging van Bargoens en dieventaal; van oud materiaal en zelf genoteerde woorden. De door mij gepubliceerde gezuiverde lijst is na uitlating van de vetgedrukte woorden, die tot het Bargoens van 1769 horen, zeer zeker dieventaal.

Een vluchtig doorzien van deze lijst toont dat al. Alleen onder letter a en b hebben de volgende woorden direct op diefstal of gerecht betrekking:

Aanfeilen; aanslaan (een loensche tandel of kien aanslaan); amge (amge bekaan); atoen (of atven), baayes, baayes of spies is bezoek, sjofele baayes; babbelaar; baldovenaar, baldoveren; balleboos (van 't baayes); balleme; bekaan; bemoeyal; bezoek, bezoek maken, bezoeken; blinkers bedekken; boldovenen; bollebof der siememers, - van de linke, - van de princerij, - van de mispet, - van 't melogen; balleboos; bonjer schieten; bronje.

Dit zijn er al 28. De totale ontleding van de hele lijst acht ik voor mijn betoog overbodig.

De onderscheiding dieventaal - Bargoens, die a priori aan te nemen was gezien de groepen van personen die een van deze geheimtalen spreken, is dus a posteriori bewezen door de vergelijking van deze geheimtalen.

Na deze beschouwingen komen we tot de volgende definitie van dieventaal.

Definitie van dieventaal

Dieventaal is:

aeen geheimtaal;
[pagina 83]
[p. 83]
b gesproken door leden van de dievengilden van onze grote Hollandse steden;
c door de soort woorden het karakter dragend van een vaktaal van dieven enz.;
d ontstaan uit Bargoens, dat er nog steeds de kern van vormt;
e in innerlijke structuur overeenkomend met Bargoens.
eindnoot49
Winkler, Dialecticon, p. 410 vlg.

eindnoot50
prost. = prostitutie; dievent. = dieventaal.
eindnoot50*
Noot van de redactie: lees: snurkers.

eindnoot51
Zie hoofdstuk iv: C ii [bron 5].
eindnoot52
Moormann, Brg. 18de eeuw. Zie hoofdstuk iv: C iii [bron 7].
eindnoot53
Moormann, Verwoert, hoofdstuk iv: C viii [bron 16].


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken