Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Cryptogram (1968)

Informatie terzijde

Titelpagina van Cryptogram
Afbeelding van CryptogramToon afbeelding van titelpagina van Cryptogram

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.90 MB)

XML (0.35 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel
anekdotes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Cryptogram

(1968)–Adriaan Morriën–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

4

Men heeft de jonge romanschrijver C.N. aangezegd dat hij in de pauze van de gala-avond, waarmee de Boekenweek wordt geopend, aan de koningin zal worden voorgesteld. Hij vraagt aan J.V. een smoking te leen, aangezien zij van hetzelfde postuur zijn. J.V. antwoordt, dat hij geen smoking bezit, dat je in rok moet verschijnen wanneer je aan de koningin wordt voorgesteld, maar dat het er verder niets toe doet. Hij voegt er aan toe: Een zo kleine romancier als jij, die bovendien gedichten heeft gepubliceerd en een rood vest draagt, mag zich wel in colbert laten voorstellen.

Ik ben zelf twee keer aan de koningin voorgesteld. De eerste keer ter gelegenheid van het tienjarig bestaan van de uitgeverij de B.B., dat met een expositie in het M. slot werd gevierd. In bussen werden wij naar M. gereden, enkele kilometers van de stad, maar reeds zo dorps dat het op mij de indruk van buitenland maakte. De schrijvers mochten hun vrouwen, de schrijfsters hun mannen niet meenemen, alsof het een vergadering van de PEN-club gold, waarop men ook tot het aperitief moet wachten voordat de echtelijke en buitenechtelijke hereniging, zo belangrijk voor het gezellige samenzijn, plaats vindt. Sec moesten wij worden voorgesteld, niet aan het koninklijk oog onttrokken door de prozaïsche verwikkelingen van het eigen leven. De dichter L., die niet lang buiten zijn vrouw of vriendin kan, had zijn vriendin wel bij zich. Men moet zijn poëzie kennen om te weten dat het onmogelijk was hen te scheiden. In de bus

[pagina 16]
[p. 16]

kusten zij elkaar zeer innig, waarbij hun grote neuzen elkaar in de weg stonden. Telkens bewogen zij hun hoofden om hun gezichten zo goed mogelijk op elkaar te passen.

In het vertrek met de tentoongestelde boeken werd ieder bij zijn eigen productie aan de koningin voorgesteld. In een ander vertrek onderhield de koningin zich op ongedwongen wijze, zoals dat heet, met ons allen. Wij dronken thee en rookten King Louis, het lievelingsmerk van de koningin, vertelde men. Als goede democraten was men overeengekomen haar met Mevrouw in plaats van met Majesteit aan te spreken. Toen de koningin vertrokken was viste ik haar sigarettenpeukje uit de asbak en nam het voor mijn dochtertjes mee naar huis. Maar mijn dochtertjes waren te jong en te oneerbiedig om er een relikwie van te maken. De volgende dag lag het uit elkaar. De lipstick van de koningin was niet kissproof geweest.

De tweede keer werd ik in de pauze van een gala-avond in Den Haag voorgesteld, opzij van het toneel. Het had iets onderaards, die voorstelling in een klein kamertje met een houten vloer waar men alleen staan kon, aan het einde van een gang waarin schrijvers en schrijversmaats elkaar verdrongen om niet de eerste en evenmin de laatste te zijn: het spreekuur van een godin die niet veel tijd heeft om stervelingen over hun lot in te lichten of hun iets over haar eigen raadselachtig bestaan mee te delen. Ik kwam vlak achter de dichteres M.V., die met de koningin in haar studietijd bevriend was geweest, zodat het enige tijd duurde voordat ik naar voren werd geschoven. De koningin gaf mij een gehandschoende hand. De boekhandelaar C.L. stond erbij om het gesprek gaande te houden en de stilten met een snedig woord te bezweren. Ik nam mijzelf mijn zenuwachtigheid kwalijk. Ik had mijn handen op mijn rug. Nadat ik enkele vragen van de koningin en vooral van C.L. had beantwoord, werd ik door iemand achter mij in mijn handpalm gekriebeld. Een stem fluisterde mij in het oor: Zo is het wel genoeg, zo is het wel genoeg. - Ik drukte de koningin de hand en werd weggeleid. Hierom wordt ik nu benijd, dacht ik. M. zei later: Er is blijkbaar meer nodig om een ridderorde te krijgen. - Het was waar dat er in de gang, waar wij allen op onze beurt wachtten, een stemming hing van verwachting, alsof de koningin iets zou uitdelen.

 

In de schouwburg, tijdens de gala-avond komen wij met H. en H., en met J. en A. op één rij te zitten. Wij hebben elkaar lange tijd niet

[pagina 17]
[p. 17]

gezien. A. zegt: Ik ben er zo van overtuigd dat wij allemaal in het paradijs zullen komen, dat wij elkaar op aarde niet hoeven te zien.

 

Tot de versiering van het boekenbal behoren enkele reusachtige portretten van schrijvers. Aan het slot, bij de algemene sloperij, worden ook deze portretten mee naar huis genomen. Het portret van v.V. blijft lange tijd hangen. Eindelijk probeert J.P. het van de muur te trekken, wat hem aanvankelijk niet gelukt. Zijn vrouw, die met v.V. getrouwd is geweest, staat er bij en roept ongeduldig: Toe J., laat het maar hangen. Wij hebben er thuis al zoveel van.

 

De dichter A.M. heeft de humorist S.C., die in zijn vrije tijd satirische verzen schrijft, de les gelezen over een sonnet waarin S.C. zich oneerbiedig uitlaat over enkele alleen met hun beroep aangeduide aanhangers van de derde weg. A.M. stuurt S.C. het krantenknipsel. S.C. schrijft A.M. een bedankbriefje met de ironische ontboezeming dat A.M. hem zo goed begrijpt, eigenlijk de enige is die hem begrijpt. Blij en trots laat A.M. het briefje aan R.R. lezen. Zij vraagt: Denk je niet dat het ironisch is bedoeld? - Nee nee, geen sprake van, verzekert A.M. haar.

Het sonnet is enkele jaren geleden door S.C. op een avond van het tijdschrift M. voorgelezen, een breed tijdschrift dat alles publiceert wanneer het maar kwaliteit heeft. De dichter A.D., zelf een aanhanger van de derde weg, voelde zich in zijn wiek geschoten. Omdat hij een vredelievend man is verliet hij de zaal niet, maar stond van de eerste rij op en ging achter in de zaal zitten. W.v.N. merkte op: Zie je, dat is nu de derde weg. Hij wil niet helemaal blijven en ook niet echt weggaan.

 

M. vertelt mij: De communistische romancier T.d.V. werd vorig jaar, zo kort na de gebeurtenissen in Hongarije en de strubbelingen in het Hollandse PEN-centrum, niet voor de jaarlijkse boekenmarkt uitgenodigd. Dit jaar was hij er weer wel.

 

Ik krijg de gedichten van G.K.A., een zeventienjarige gymnasiast, te beoordelen. Ik schrijf het volgende kwatrijn over.

 
Simon Vestdijk, Simon Vinkenoog en Simon van het Reve,
 
drie schrijvers, of eigenlijk maar twee,
 
twee Simons om van te sidderen en voor te beven,
 
want Simon Vinkenoog die telt niet mee.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken