Verzamelde gedichten(1961)–Adriaan Morriën– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 19] [p. 19] Pension Geen kinderen zullen bij mijn thuiskomst spelen. Vaak denk ik aan een buitenaardse tijd, Ik zie mijn onrust tot geluk geleid, Ons beider levens zich als licht en schaduw delen. Mijn kleine dochtertje heeft in haar ogen Haar zachte gloed, haar zoon mijn schuchterheid En 't kind dat nu weer in haar lichaam rijpt Zal straks volmaakter zijn dan wij verwachten mogen. Het leven openbaart zich eindeloos, Het brood ligt hongerig in open schalen, De tafel geurt van appelen en roos, Ik zie haar zorgeloos en zalig ademhalen. Het is een droom en toch, als een verleden Leeft het in mij en heeft zijn vreemd vervolg: De beker die ik peinzend leegdrink, heden, Is als die beker, toen, toegevend, wit en zacht gegolfd. Vorige Volgende