Verzamelde gedichten(1961)–Adriaan Morriën– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 20] [p. 20] Verloop Nu zie ik reeds hoe zij als vrouw zal zijn: Een zwakke moeder, bleek, die veel moet rusten, Haar lichaam vadsig van bedwongen lusten, Haar ziel niet meer verwonderd om haar pijn. Nog is haar houding jong en trots, de lijn Van hals en armen teer en ongenaakbaar Van roze magerte, de ellebogen kraakbaar In hun uitstekendheid, de handen fijn En speels en zoekend in het gaan en keren Van de gebaren naar lichtzinnigheid, Waarmee zij kan verleiden en bezeren Meer dan met koelte of aanminnigheid. Zij loopt behoedzaam op de fiere voeten, Maar toch te langzaam voor haar prille jeugd, Met in haar oogopslag het vage, moede En spotzieke van kinderen zonder vreugd. De zwangerschap zal haar te gauw mismaken, Een man haar ledigen tot op de grond Van onvoldaanheid, in een stuurs ontwaken Met lege blik en harde onvrouwelijke mond. [pagina 21] [p. 21] Geen zoetheid meer, geen zweem van sierlijkheid, Niets dan het trage, pijnlijke zich strekken; Een telkens moeilijker zich aan te onttrekken Tegen zichzelf gerichte dierlijkheid, Als 't medelijden, dat ik voor haar voel, Een liefde, wreed, als buiten mij, afzijdig En soms een angst, gehinderd, tegenstrijdig, Waarin ik somber mijn begeerte koel. Vorige Volgende