Verzamelde gedichten(1961)–Adriaan Morriën– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 24] [p. 24] De doos van Pandora Zij kwam met de berekening der argelozen En met het blind geluk van iedere mooie vrouw; Hij werd ontwapend door haar hete minnekozen En de angst dat zijn bestaan zich eens vervuilen zou In eenzaamheid, en door een hartstocht zich te wreken Op dit uitdagend leven, om de domme lach Van deze mond en van de God, die niemand zag, Maar die in alles heerste tegelijk te breken. Eens bij het afscheid al, alsof zij 't had vergeten, Gaf zij aan hem een gouden doos: glad, koel en dicht. Hij voelde zich nog voor hij aannam vreemd bezeten. Hij spiegelde zijn gierig en verbluft gezicht En zag opkijkend hoe de vrouw verzadigd zweeg En brak haar haastig open - maar de doos was leeg. Vorige Volgende