Verzamelde gedichten(1961)–Adriaan Morriën– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 36] [p. 36] Barcarole Wij roeiden zonder spreken door de nacht, zij zat aan 't roer, de riemen plasten, het leek een frans gedicht dat ik haar zacht opzegde en waarmee ik haar verraste. Ik zag haar hoofd en schouders en ik tuurde of ik haar ogen zien kon, of ik in haar blik iets blinken zag van troost, verdriet of schrik... maar niets van haar dan dat zij zeker stuurde. Ik hield de riemen in, wij dreven even als in een donderslag van stilte, in een schijn van leed en van ontreddering, een beven van angst en vreugd die onbereikbaar zijn. Daarna nam ik de riemen weer en roeide haar naar de steiger die ineens te dicht nabij was voor een drift die in mij groeide toen ik haar ogen zien kon in het licht. Vorige Volgende