Verzamelde gedichten(1961)–Adriaan Morriën– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 37] [p. 37] Augustus De open hemel en het toegenegen stadspark waardoor wij naar de vijver gaan; hoe dikwijls hebben wij hier reeds gestaan of ginder in het zachte gras gelegen. Dan kwam zo stil de milde avond aan en schudde aan de boom waarbij wij zwegen: het is je tijd - ik liet haar los, wij keken naar 't water met de moegezwommen zwaan. Tussen de stammen scheen de groene maan, de wind blies zacht verlangen door de blaren, zij kamde loom de bloesem uit haar haren. En ik die heel de avond lag gebogen over haar mond, het wonder van haar ogen, moest zoet besneeuwde donkre wegen gaan. Vorige Volgende