Verzamelde gedichten(1961)–Adriaan Morriën– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 42] [p. 42] Hertenkamp Zij liggen in het groen gedempte licht vlakbij het gladde water te herkauwen: de oude herten met een zat gezicht, de jonge met een neusgat vol vertrouwen. Maar allen met dezelfde schuwe staart en oren voor de vliegen die hen hindren; zij kijken hoe de lucht door 't water vaart en schrikken nauwlijks van de schreeuw der kindren. Zij zijn de dieren waarvan dichters schrijven, hun enkels en hun ogen zijn bemind, maar dezen zullen steeds verdwaalden blijven, hun ogen zijn te steeds al, te verblind. Eén heft de kop en schijnt mij te herkennen, slobt langzaam en verzekerd door de sloot, de vrouw niet achtend die hem wil verwennen, tot hij 't gewei zacht tegen 't hekhout stoot. Ik laat hem ruiken aan mijn lege hand, hij neemt de vrijheid om haar te bekwijlen... glimlacht er tussen ons een misverstand, is het geen zaterdag achter de spijlen? Vorige Volgende