Verzamelde gedichten(1961)–Adriaan Morriën– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 48] [p. 48] Lof der Vriendschap Ieder begin is het eenzelfde wonder: een mond die lacht, ogen vol lieve gloed; de mens is argeloos en kan niet zonder een hart dat toegenegen 't zijne groet. Hoe goed is het elkaar nog vreemd te wezen met tederheden in nabij verschiet als zachte regens die het land genezen van winterkou en maandenlang verdriet. De eerste wegen die wij samen lopen, de avond die ons aan elkander bindt en kinderlijk op een geluk doet hopen dat niemand ooit op deze aarde vindt. Toch is het goed nabij een vriend te wonen, een uur zich te vergeten in 't gesprek of in de stilte van een verre plek buiten het dorp in 't ruisen van de bomen. Of zich door een vriendin bemind te weten, eenvoudig, met de liefde van een hart dat zich niet in verlangen heeft verward, maar hunkert naar geluk, zo spaarzaam toegemeten. [pagina 49] [p. 49] Het leven is een tijdlang met zichzelf verzoend en spiegelt zich in schone, tedre beelden en iedre dag is zalig in zijn weelde, tot eeuwigheid bestemd, tot sneeuw gedoemd. Vorige Volgende