Verzamelde gedichten(1961)–Adriaan Morriën– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 55] [p. 55] De Schone Slaapster De Prins Heb je gehoopt dat ik zou komen Zoals ik kwam: een jongeman Die lachende je kinderdromen, De meisjeszoetheid van je nam? Hoe heugen mij die gouden uren, Die glazen stilstand van de tijd, Toen ik je glimlach mocht verduren, Je haar over mijn hand gespreid. Jouw hand lag roerloos in het gras, Je luisterde naar ieder teken Dat door het stille bos kwam breken, Terwijl je langzaam van je slaap genas. Niet zonder weemoed toch, niet zonder De vrees zelfs voor de zaligheid. Maar toch vertederd door het wonder En onuitsprekelijk gevleid. [pagina 56] [p. 56] De Prinses Ik speelde reeds met jou in mijn gedachten Toen ik een meisje was met hangend haar En in de spiegel zocht naar een gebaar Dat bij mij slapen zou en overnachten. Toen wist ik immers niet dat jij het was Die eens zou komen en mij doen ontwaken Door met je hand mijn ogen aan te raken Alsof je mijn geheim verlangen las. Maar toen je kwam: een jongeman die lachte En bloemen vlocht in mijn ontbonden haar En in een oogopslag naar alles trachtte Wat ik verborgen hield een dromend jaar, Toen wist ik dat de prins die ik verwachtte De slaap gewekt had van mijn wimperpaar. Vorige Volgende