Verzamelde gedichten(1961)–Adriaan Morriën– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 84] [p. 84] Liefde en Vriendschap Liefde was altijd half en werd als zodanig genoten. Vriendschap was groter en ruimer: men kon er in reizen. 't Afscheid liet niet de onrust die 't laatste vaarwel Aan vrouwen vergiftigt, wanneer een geur ons doet snikken, De smaak van lippen lang nabrandt op handen en mond En 't lichaam, alleen, de vertrouwde rondingen mist. Neen, vriendschap was groot als Europa, ruim Als de dalen en vlakten en zonder angst voor de bergen. Zij schuwde de al te zwakke verlangens, de weke momenten Der liefde, wanneer er tranen parelen, dierlijke haren, Ontbonden, handen met diamanten nagels, en lippen gebroken In glimlach of snik, ons hun valse verleiding opdringen. Wie werd niet bang wanneer hij een vrouw hoorde zingen? Wie voelt niet behoefte, na kus en omhelzing, Een raam te ontsluiten en andere geuren te snuiven, Sterren of zonlicht te zien, een hand te steken in regen of wind? [pagina 85] [p. 85] Liefde was half, maar een helft vol verblinding, Die zelfs niet vrijliet wat buiten haar halfrond geschiedde. Ergens moest achter die storm nog een windstilte zijn, Zonlicht dat wuift door een hemel vol lente en stuifmeel, Kinderen die spelen, omdat zij kunnen vergeten, Kort van memorie, de toekomst een glas limonade, De middag een vlieger, een schaar en een blad blauw papier. Vorige Volgende