Verzamelde gedichten(1961)–Adriaan Morriën– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 127] [p. 127] Geboorte In de koude nacht werd het kind geboren. Het lag lang in de moederbuik bevroren. In krampen brak haar warme ijs, ontdooiden De wateren waarin het was verloren. Eerst stak het kleine hoofd naar buiten met de natte Vast op de schedel, kroezig als sajet, lokken Daarna begon het met zijn schoudertjes te stoten, Een kleine bader door de zee teruggetrokken. Maar eindelijk, bevrijd en los, Alleen nog door de navelstreng gebonden, Sloeg het zijn kleine ledematen uit, Levend, van teen tot schedel ongeschonken, En zuchtte met een huilerig geluid. De dokter hield het kind in 't licht En met zijn grote ogen keek hij naar 't geslacht. Tussen de weke dijen hing het als een bottel of een knop, Een kleine slangenkop maar liefelijk en zacht, De goede wortel van het kwaad, De tong waarmee een man zijn laatste woorden praat, Als al het andere al is gezegd. Vorige Volgende