Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ideën III (1876)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ideën III
Afbeelding van Ideën IIIToon afbeelding van titelpagina van Ideën III

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.97 MB)

ebook (3.34 MB)

XML (1.06 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

aforismen
verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ideën III

(1876)– Multatuli–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

900.

't Is zeer eigenaardig dat in den bybel zelf op zooveel plaatsen, ja byna overal, de ware beteekenis van 't symbool jehovah is bewaard gebleven, of althans overal doorschemert, waarschynlyk zonder dat de priesters zelf, die zich tot steun van hun gezag op dezen klank beriepen, daarvan besef hadden. Men zou 'n lange lyst kunnen maken van al de eigenschappen die aan 'n persoonlyken God worden toegeschreven, en die volkomen van toepassing zyn op de vervoeging van 't werkwooord zyn. Eeuwigheid, Onkreukbaarheid, Alomtegenwoordigheid, Waarheid, Almacht, Alwetendheid... we vinden dat alles in den aard der dingen, in het ???, het alles waarmee de Grieken de Natuur trachtten aanteduiden. Maar by Joden en Christenen zoowel als by die Grie-

[pagina 329]
[p. 329]

ken zelf, hebben Priesters en Volk dien pan verknoeid tot 'n godje met bokspooten en allerlei zonderlinge attributen.

Had misschien 't voorschrift: ‘gy zult u geen gesneden beelden maken!’ de strekking om zoodanige wanbegrippen te voorkomen? Ik wilde dit gaarne gelooven, maar 't valt moeielyk. Een weinigje opheldering van dit verbod zou de zaak aannemelyk gemaakt hebben, en deze opheldering werd niet gegeven. In den mond van den priester die belang had by 't bestaan van 'n persoonlyken god, zou ze dan ook hebben gelyk gestaan met zelfmoord. Mozes, die hoogstwaarschynlyk was ingewyd in de Egyptische mysterien, zag geen kans z'n roeping als Volksleider te volbrengen, zonder dat volk te bedriegen met 'n ‘Heer’ die zich alleen aan hèm openbaarde, en allerlei voorschriften gaf welke hem - mozes zèlf namelyk! - doelmatig voorkwamen.

 

De Volkeren zyn nòg zoo. Ze willen bedrogen zyn. Ze willen dienen, goddienen...

 

Waarom dan niet den ryken, grooten, machtigen jehovah aangebeden, hem gediend in geest en in waarheid?

 

Hy regeert. Hy geeft regen, zonneschyn, wasdom, aan wie ‘onder opzien tot Hem’ ploegen, zaaien en wieden. Hy is 't die in den donder spreekt, en niet minder in 't geruis van de vlietende beek. Niet minder vooral ook in de stilte, vaak duidelyker te verstaan ‘voor wie ooren heeft om te hooren’ dan 't gesproken woord. Hy is de Schepper, de Onderhouder, de Meester van 't Heelal, ‘waarin geen muschje ter-aarde valt tegen zyn wil.’ Hem is de aarde een ‘voetbank zyner voeten.’ Zyn heerlykheid ‘wordt door de Hemelen verkondigd.’ Hy is 't die machtigen verlaagt, en nederigen hoogstelt.’ Hy troont, wy knielen...

 

Wie de eigenschappen van 't zyn zou willen beschryven, kan daartoe een byna onbepaald gebruik maken van de terminologie des bybels. Byna overal zal men overdrachtelyke waarheid vinden. Zoodra echter schilders of beeldhouwers hun kunst daarop toepasten, waren ze uit armoed van middelen ter uitdrukking, genoodzaakt die beeldspraak door hun poppetjes te bederven. Ga naar margenoot#

margenoot#
Noot van 1876. En de dichters! Maar kunnen zy 't helpen als idee 900 wordt opgenomen alsof daarmee 't pantheïsmus verdedigd werd in de letterlyke beteekenis van 't woord? Alsof namelyk alles, d.i. alle stof, god wezen zou en als god moest worden aangebeden? Er is geen God, en er valt niets te aanbidden. Ik beweer slechts dat de eigenschappen van al wat bestaat nauwkeurig overeenstemmen met de hoedanigheden die door oude Zieners - hierin meer natuurfilozofen dan zyzelf wisten misschien - aan 'n persoonlyken God werden toegeschreven, en dat het bestudeeren van die hoedanigheden in de plaats treden moet van idiote aanbidding. De ware ‘tempel van ceres’ is 'n landbouwkundige school. Men bewyst hulde aan den donderenden jupiter en den blazenden aeolus door 't oprichten van 'n meteorologisch instituut. Sluiten deze zegswyzen de bedoeling in, dat men aan ceres, jupiter, aeolus gelooft? Of... dat men graan, electriciteit en wind - d.i. de stof - als goden vereert? Immers neen! Ik moet hier deze waarschuwing wel plaats geven, omdat er door hen die in 'n persoonlyken God gelooven, zoo dikwyls valsche munt wordt geslagen, uit het verwringen der beteekenis van 't woord pantheïsmus. Ook de vry-algemeen verkeerde opvatting van 't woord: materialist, weten sommigen te gebruiken tot iets insinueerends. Zie, byv. in de Noot op blz. 307, het praedikaat dat prof. doedes den godloochenaar büchner geeft. Waarschynlyk om de geloovers eens terdeeg aan 't rillen te helpen, wil het daar eigenlyk zeggen: de stommerik büchner die z'n knien buigt voor 'n handjevol stof, voor 'n hoopje drek.’ Nog altyd de methode van 't neuswys abrahammetjen in z'n donker hol! En nog altyd zyn er suffe terach's in overvloed, die zich laten bedotten.
De heeren professoren in... niemendal, konden 't weten als ze wilden, dat noch de ‘materialist’ stof aanbidt, noch de ‘pantheïst’ alles. Ze ‘aanbidden’ in 't geheel niet. Er valt voor den navorscher en denker heel wat ànders te doen.
Doch al ware dit anders, 't zou inderdaad moeielyk zyn, 'n voorwerp van ‘aanbidding’ te bedenken - reëel of fantastisch, om 't even! - dat minder aanbiddenswaardig wezen zou dan de leelyke bybelgod. Nooit is er tegen de nietigste, onzinnigste of afschuwelykste ‘af- en drekgoden’ iets ingebracht, dat niet in nog hooger maat op hèm van toepassing wezen zou. Een deïst moet den bybel godslasterlyk vinden, en de stryd tegen 't geloof aan den daarin geschilderden God is hem 'n daad van...godsdienst! De lezer weet dat myn godsdienst me voorschryft, 'n wyde schrede verder te gaan. Zoo zyn er velen, maar ze durven 't niet zeggen, omdat by ongeloof de neering verloopt.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken