Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ideën III (1876)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ideën III
Afbeelding van Ideën IIIToon afbeelding van titelpagina van Ideën III

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.97 MB)

ebook (3.34 MB)

XML (1.06 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

aforismen
verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ideën III

(1876)– Multatuli–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

904.

Voor heden mag ik niet verder gaan dan te onderzoeken welk antwoord 'n onderwyzer moet geven aan den knaap die naar 't subjekt vraagt van 't woord dixere waarmee ovidius z'n vyfden regel begint?

De dichter namelyk verhaalt dat er eenmaal, vóór er zee of land bestond (ante mare et terras) 'n ruwe verwarde klomp was (rudis indigestaque moles) waarin alle grondstoffen dooreengemengd lagen. Van dezen klomp geeft-i 'n beschryving - die almede aanleiding geeft tot allerlei vragen - na alvorens gezegd te hebben: quem dixere, chaos, dat noemden ze, dat noemde men, de bajert...

 

Wie noemde?

 

Er was noch zee noch land. Geen zon, geen maan, geen licht...

 
Nullus adhuc mundo praebebat lumina Titan,
 
Nec nova crescendo reparabat cornua Phoebe.

De door elkander wervelende elementen bestreden hun tegenstanders ter wederzydsche vernietiging. Ze verloren hun eigenschappen, of zagen de werking daarvan veronzydigd door eindelooze botsing. Elke hoedanigheid ging in het tegenovergestelde op. Alles was, en toch bestond er niets! Beweging werd door stilstand verboden, maar eeuwige warreling verbrak de onbewegelykheid. Hitte bekampte de kou. Gloed werd door kilheid gedoofd. Vocht verwon droogte. Dorheid zoog 't vocht op. Tegenstand werd door 't weeke verdrongen, en weekheid door 't harde. Het zware had geen gewicht, en 't lichte geen ylheid...

 
Frigida pugnabant calidis humentia siccis,
 
mollia cum duris, sine pondere habentia pondus.

Het onmogelyke ‘alles’ was te-zaam genomen 't even on-

[pagina 334]
[p. 334]

mogelijke ‘niets’ omdat niets zichzelf kon zyn. En van dien loggen klomp zegt de dichter: quem dixere...

 

‘Wie zeiden, wie noemden?’ mag en moet eigenlyk de leerling vragen. 0, ik weet dat hy 't niet vraagt! Reeds voorlang verging hem de lust tot onderzoek. Gelyk de boetganger die erwten meedraagt in z'n schoenen, wordt-i beheerscht door geheel andere indrukken dan begeerte naar kennismaking met de bloem die zich vertoont langs z'n weg. De latynsche schryver is hem door partes en scansie zoo onsmakelyk gemaakt, dat zelfs 't besef van mogelyk genot verloren is gegaan. Ovidius schynt z'n genesis geschreven te hebben om hèm modellen te leveren van dactylen en spondaeën. Maar, al blykt hy reeds te verschoold om nu eens by-uitzondering te willen weten wie tegenwoordig was by zoo'n warboel, en nuchter genoeg om dien waartenemen met voldoende koelbloedigheid om daaraan 'n naam te geven, toch heeft-i als leerling in taal, aanleiding om te vragen naar de tertia persona pluralis waardoor dat dixere geregeerd wordt?

De onderwyzer vindt de vraag zelf nuchter, en zegt iets van: niet letterlyk opvatten, van dichterlyke vryheid, van de vlucht der verbeelding, van de dramatische noodzakelykheid om al de vermakelyke geschiedenissen die nu volgen zullen, te voorzien van 'n passend begin...

By zeer weinig nadenken - doch den jongen die reeds bedorven werd, nog te veel - komt deze tot de overtuiging dat-i veel vragen zou kunnen doen, waarop 'n gelyk antwoord te verwachten is. Ook zonder ander onderwys in natuurkunde dan hem gegeven werd door de praktyk, ziet-i terstond in, dat koude en warmte te-zamen lauwheid moeten voortbrengen, al ware het dat de eerste eigenschap iets anders wezen kon dan 't betrekkelyk gemis van de laatste. Lichtheid zal mindere zwaarte moeten beduiden, enz. Hy begrypt alzoo dat ovidius niet optreedt en niet mag worden aangenomen als Historieschryver der Wording, en is met deze ontdekking volkomen tevreden. Ze baart hem geen angstige droomen van verdoemenis. Hy vreest niet dezen of genen god te hebben beleedigd. Z'n ongeloof of onverschilligheid drukt z'n geweten niet, en zonder grooten schok keert-i tot partes en scansie terug. 't Eenig verlies dat-i lydt, is maar 'n soort van winstderving. Men heeft hem niet gewezen op de letterkundige schoonheid van de Ovidische ‘Schepping’ watdan ook onnoodig zou geweest zyn, indien men hem niet door overmaat van taalkunde onbekwaam had gemaakt die schoonheid te ont-

[pagina 335]
[p. 335]

dekken zònder hulp.

 

Maar... daar slaat het uur van de kathechizatie. Er wacht hem 'n nieuwe moles. Zonder de minste taalkunde verneemt-i nu:‘dat de aarde woest en ledig was.’ ‘Dat er duisternis lag op de wateren.’ ‘Dat God het licht schiep, en - daarna! - scheiding maakte tusschen dat licht en de duisternis...

 

‘En God noemde het licht, dag. En de duisternis noemde hy nacht.’

 

Onze leerling herinnert zich dat er onder de vragen die-n-i zoo-even over z'n ovidius te doen had - maar terughield! - ook deze was: vanwaar de god kwam, die in den 21n versregel met 'n machtwoord orde bracht in de zonderlinge verwarring?

 
Hanc DEUS et melior litem natura diremit,
 
Nam coelo terras, et terris abscidit undas,
 
Et liquidum spisso secrevit ab aere coelo...

‘En hy maakte scheiding tusschen de wateren die onder het uitspansel zyn.

‘En God zeide: dat de wateren van onder den Hemel in eene plaats vergaderd worden, en dat het droge gezien worde! En het was alzoo.’

 
Circumfluus humor
 
Ultima possedit, solidumque coercuit orbem.

‘En God noemde het droge, aarde. En de vergadering der wateren noemde hy zee.’

 

Hier is 't: quem dixit, het oude quem dixere, alweer. De leerling behoorde te vragen: wie noemden, wie noemde?

 

‘Hy noemde de wateren: zee.’ Wie is die hy? Waarom noemde hy! Wat viel er te noemen? Met welk doel? Ging de spraak den mensch vooraf? Moesten de gescheiden grondstoffen 'n naam hebben vóór er wezens bestonden die behoefte hadden aan die namen, ter onderscheiding? Het licht zou Dag heeten... nieuwe naam alweer! Wie had voor dien tyd dat licht: licht genoemd? ‘De duisternis rustte op den afgrond.’ Wat was duisternis voor er licht was? Het licht... de dag? De god die dezen naam gaf, reisde alzoo niet mee met de wenteling der aarde, of van de zon... neen, de zon kwam later. Wat is, zonder die wenteling, een dag?

De verwarring waarin dit alles den knaap brengen moet,

[pagina 336]
[p. 336]

zou byna doen denken dat ovidius met z'n rudis indigestaque moles de hersens van 'n leerling bedoeld heeft, die te-gelykertyd de Metamorfozen mag verwerpen, en de hebreeuwsche Genesis moet aannemen als uitgangspunt van de wysheid die ter zaligheid leidt.

 

‘Er was oordeel noch goede smaak. Alle eigenschappen losten zich in het tegenovergestelde op. Waarheidszin werd vernietigd door partes, en taalkunde ging verloren in vroomheid. Wie iets begrypen wilde, voelde zich belemmerd door Geloof, en 't genot van dichterlyke voorstelling stikte onder de drukking van de scansie. De majesteit van Genesis kromp in-een door aanraking met Zondenval en Verlossing, en 't verstand werd gesmoord door overlading met duisternissen zonder naam, die men gemakshalve licht noemt. Twyfel werd verjaagd door angst, en zucht tot onderzoek door gewisheid van 't onware. De kerk at de schoolop. De school verwoestte de Rede. En de Natuurkunde...

 

Ja, zy is de dea ex machinâ die geroepen is alles in orde te brengen. En dit zàl ze!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken