| |
| |
| |
Vierde hoofdstuk
Ja, het moest en het zou uit wezen, daar waren vader Klein en vader Tadema het roerend over eens, want ook met Toontje ging het nog maar lala.... Och, oom Tijs en oom Simon waren niet bepaald ontevreden, maar het was met Toontje al precies als met Jopie, af en toe zag hij de wereld blijkbaar voor een doedelzak aan en deed hij de stomste dingen op de schuit, en toch kon ie soms zo kwiek zijn, kwieker eigenlijk dan neef Jaap nog, die toch ook al een hele baas was.... maar al te vaak verraste oom Tijs hem aan het roer met een of andere reisbeschrijving of een of ander avonturenboek.
En dat kon oom Tijs nou precies niet hebben!
Maar toch.... hij was er vast en zeker van overtuigd: Toontje zou visserman worden en een goeie ook, want de vonk was er en het ging er alleen maar om, om daar een vlam van te maken.
‘Die jongens moesten es wat ondervinden,’ had meester Klein gezegd, ‘ze moesten es uitrazen, eigenlijk een reis om de wereld maken, dan hadden ze meteen alles maar gezien ook.’
Maar dat was natuurlijk onzin, dat kon nu eenmaal niet! ‘Ze moesten allebei es onder andere leiding,’ vond vader Tadema.
‘Ja,’ zuchtte meester Klein en deed een grote haal aan zijn pijp, ‘daar zeg je zowat Tadema....’
Veel verder kwamen de verenigde vaders niet, maar een paar dagen later kreeg meester Klein een idee.
Een nieuwe conferentie volgde en daarna een geheim- | |
| |
zinnig telefoongesprek....
‘Ik moet voor drie dagen op reis,’ zei Tadema een paar dagen later terloops aan tafel. Dat was geen opzienbarende mededeling, het gebeurde wel meer dat vader voor zijn zaak een paar dagen van honk moest.
‘Ik moet voor drie dagen op reis,’ zei meester Klein diezelfde middag.
Dat was wel iets bijzonders, want meester Klein was aan Oosterland vastgekleed als een slak aan haar huisje.
‘Waar moet U heen vader,’ vroeg Jopie nieuwsgierig.
Meester liet zich de tong niet schrapen.
‘Zaken,’ zei hij kort. ‘Het was beter dat jij wat minder nieuwsgierig was en beter werkte. Die algebravraagstukken leken weer nergens op.’
Ach ja, vader was niet erg gezellig geweest, nadat Jopie thuisgekomen was met de boodschap, dat de krant het voortaan zonder hem wilde doen.
‘Het is nou afgelopen,’ had vader gezegd, ‘je blijft hier een half jaar thuis en ik zal er in stampen wat er in te stampen is. Verder neem je les in stenografie en in boekhouden, je zorgt dat je je diploma's haalt en dan kom je in Den Helder bij mijnheer van Dalen van de Middenstandsbank.’
‘Maar vader....’
‘Niks vader, de koek is op, het is af, het is uit.... ik heb er genoeg van.’
Mijnheer van Dalen.... die vriend van vader.... zo droog en zo sikkeneurig.... sjonge sjonge.... dat stond er niet mooi voor.... maar misschien werd die soep niet zo heet gegeten als ie gekookt was....
Toch wel, voorlopig brandde Jopie er iedere dag zijn mond nog aan, want vader liet hem cijferen en tellen van vroeg tot laat.
Jopie zag de toekomst maar duister in. Enfin, als vader het niet wou zeggen moest ie maar niet verder vragen.
| |
| |
Zondagsmorgens heel vroeg kwam de ouwe Chevrolet van Tadema Oosterland binnenknorren. Om vijf uur al hobbelde hij de grote brug bij van Ewijcksluis over, om zes uur passeerde hij Alkmaar en toen ging het steeds Zuidelijker met vader Tadema aan het roer en vader Klein als passagier.
Noch Jopie nòch Toontje vermoedden welke boze plannen de vaders koesterden en ook wisten ze niet, dat vader Klein veilig in zijn portefeuille een krantenknipsel uit het Handelsblad droeg, dat....
‘Toontje, een brief voor je van Huub Janssen.’
‘Ha, van Huub. Het werd weer eens tijd, we hebben in geen maand wat van hem gehoord.’
De jongens hadden elkaar regelmatig geschreven en trouw stuurde Huub iedere maand het blad ‘Steenkool’ over, maar het was gegaan zoals ze hadden gedacht: het werd al minder en van de beloofde excursie zou wel niet veel komen, had Jopie gezegd, vooral niet nu het kantoor van mijnheer van Dalen zijn voorland was. En van vader kreeg hij geen vacantie. ‘Jopie had al genoeg vacantie gehad de laatste jaren,’ zou vader wel zeggen. Hij hóórde het al! En dan, zonder Toontje was hij toch niet gegaan, dat was veel te sneu.
Maar nu was er toch weer een brief!
Haastig brak Toontje de enveloppe open en begon vol binnenpret het epistel te lezen. Het was weer ècht Huub.... van alles door elkaar en natuurlijk weer grote verhalen over ‘beneden’ en dat hij nu zelf aan het kolenfront stond en dat dat nog heel wat anders was dan een beetje aan een net staan te trekken en te wachten op iemand die je nog nooit gezien hebt.... Nee.... die Hollandertjes zouden raar kijken als ze eens een afbouwhamer van een pond of zestien in hun knuisten kregen.... en zo plaagde Huub maar door.
| |
| |
Hé, daar stond nog een ander handschrift op die brief.... verhip, Huubs vader had ook wat geschreven.... Met forse letters stond het er ‘jullie hebt niet veel te doen, hoorde ik van Huub.... Hebben jullie zin een deel van deze gedwongen vacantie in Zuidlimburg door te brengen, dan ben je welkom.... Er is hier een bed voor jullie en mijn vrouw kookt heel lekker. Janssen.’
Meer niet, kort en krachtig!
Meteen maar vragen of het kon.... of nee.... stommerd, eerst Jopie laten lezen natuurlijk en overleggen hoe ze op de meest diplomatieke manier een vergunning om uit logeren te gaan konden lospeuteren.... Toontje gaf zichzelf meer kans dan Jopie, meester Klein zou hem wel zien aankomen....
Jopie was wild, toen hij de brief gelezen had.
‘Hoe zullen wij dat inpikken?’ vroeg Toontje bedenkelijk. ‘De rechtste weg is de kortste weg,’ besloot Jopie heldhaftig, ‘ik ga het meteen aan vader vragen.’
Tien minuten later kwam hij terug met een gezicht als een oorwurm.
‘Vader zal er es over denken en in geen geval mocht ik hem tijdens de schooluren komen storen, en of ik nog nooit dat bordje had gelezen: “Het Hoofd der school is onder schooltijd niet te spreken.” Moet je meemaken....
“Nou ik,” zei Toontje met een benauwde stem,’ maar we zullen afspreken: allebei of geen een. Doen?’
‘Doen!’
‘Hmm,’ zei vader Tadema toen hij de brief gelezen had, ‘hmm.... oom Tijs heeft ook een stem in het kapittel.’
Dat klonk hoopvol. Oom Tijs was de kwaadste niet en het seizoen was eigenlijk al afgelopen. Dat zou wel lukken!
‘En als oom Tijs het goedvindt?’
‘Zal het mij een zorg wezen, maar je moet zelf maar maken dat je er komt, die dure reiskosten kan ik niet missen, en geld om je mee te geven heb ik ook niet.’
| |
| |
‘Maar ik verdien toch geregeld bij oom Tijs? Ik deel toch in de besomming?’
‘Precies, maar dat deel van jou gaat naar de bank, dan kan je over een paar jaar een aandeel in de schuit kopen, van dat geld blijven we af.’
Toontje zuchtte....
Ja, dat geld kreeg hij zelf nooit in handen, zijn daalder zakgeld in de week vormde zijn enige inkomsten, bij Jopie was het hetzelfde met suiker. Die kreeg twee gulden, maar die had helemaal nooit een cent want iedere week had de muziekwinkel weer een of andere nieuwe jazzmop en die moest Jopie eerst en vooral natuurlijk kopen. Maar in ieder geval, hij mocht, al was vader dan niet bijzonder enthousiast geweest.
Op het meest gunstige moment van de dag, 's avonds, toen meester op zijn klompen en met zijn lange pijp in zijn mond in de tuin met welgevallen het eerste jonge groen inspecteerde, streek Jopie zijn vader opnieuw aan. Hij wist al dat Toontje op bepaalde voorwaarden mocht.
‘Ik vind het goed,’ zei meester bedachtzaam, ‘maar je moet zelf maar maken dat je er komt, je hebt me al genoeg gekost het laatste jaar, het is eenmaal wèl....
Verhip, dat was dezelfde boodschap als Toontje had gekregen. De pipa's zouden toch niet samen.... enfin, de toestemming wàs er, nu alleen nog maar de kunst om zonder geld in Zuidlimburg te komen. Vader had meteen een voorwaarde gesteld: niet liften, tenminste niet opzettelijk want dat liften vond hij een plaag voor de automobilisten. Ja, zo was vader nu eenmaal, en Jopie wist wel dat het vergeefse moeite zou zijn hem dat uit zijn schoolmeestershoofd te praten. Om het tòch te doen dacht hij niet over, je was heer of je was het niet en als je het beloofde niet te zullen doen, dan moest je je er aan houden ook!
Maar wat dàn?
| |
| |
Diezelfde avond zaten twee hersenpannen allerlei plannen uit te sudderen, het ene nog dwazer dan het andere. Het kwam zover, dat Toontje voorstelde een berenhuid te huren, erin te kruipen en met Jopie als begeleider naar Limburg te kuieren en onderweg centen op te halen voor de verblijfkosten.
Jopie vond het niet eens zo gek, maar dan wist hij nog wel wat anders, maar ja, dat had ook zijn eigen, speciale bezwaren.
Maar tòch....
Een uur later liep meester Klein verschrikt de tuin in, in de richting van het brandstoffen- en gereedschapschuurtje. Hij had in zijn studeerkamer zulke akelige geluiden gehoord, misschien was er wel brand of had iemand kramp in zijn buik en kon niet verder.
Ja, het kwam uit het schuurtje. Mensen, mensen, wat had het daar iemand benauwd! Verschrikt rukte hij de deur open.
Daar stond Toontje in een schilderachtige houding en Jopie zat op een kist met zijn guitaar, waar hij knerpende accoorden aan ontlokte.
‘Toontje, wat voer jij in hemelsnaam uit,’ vroeg meester verbaasd.
‘Ik meester.... ik eh, ik eh, ik zing meester, heel gewoon....’
Toen rolde meester Klein tegen de wand van het lachen. ‘Noem je dat zingen, mijn jongen. Het spijt me, maar je hebt een stem als een gebarsten trekpot en het geeft een geluid als mijn kruiwagen, die ook nodig gesmeerd moet worden.... Zingen noemt ie dat.... hahaha....’
‘Ik heb het zelf ook al gezegd,’ antwoordde Toontje, niet in het minst uit het veld geslagen door de onbarmhartige critiek, ‘maar Jopie wou het.... nou, daar gaan we maar weer.’
‘Als de klohok van Arrenemuide....’
| |
| |
‘Nee, stop maar,’ zei Jopie korzelig, ‘dat is niks, vader heeft gelijk.’
‘Waarom doen jullie dat eigenlijk,’ vroeg meester nieuwsgierig.
‘We wilden zo proberen als muzikanten in Limburg te komen, maar als de mensen dit horen, heeft de apotheek geen watten genoeg om in hun oren te stoppen.’
‘Hmm,’ vond meester, ‘het plan is niet eens zo gek.... helemaal niet gek.’
‘Vindt u?’ vroeg Jopie verrast. Dat had hij helemaal niet gedroomd, dat zijn vader er toch wel wat in zag.
‘Nee, maar dan moet je het omdraaien, jij zingen bij je harmonica, of wacht, nog beter, bij dat kleine kofferorgeltje, dat we nog hebben voor de Zondagsschool en Toontje op de guitaar. Die paar grepen leert ie wel, dan speel je alles maar in c en dan spijker je op dat orgeltje een bordje: “Het kleine Hammondorgel”, dan lijkt het ook nog wat.’
Die vader!
Toontje begon al weer benauwd te kijken, hij had het op die kieteldoos helemaal niet begrepen, maar Jopie was de schuur al uit gehold en kwam even later terug met een langwerpig kistje, dat een paar uitklapbare steunpunten bleek te bezitten.
Het ‘Hammondorgel!’
Om geluid te krijgen moest je op een pedaal trappen dat met een ketting aan het kastje verbonden was, Jopie monteerde het wonderlijke instrument en begon te spelen. De knaap was behoorlijk thuis op de accordeon en de piano en het klonk niet eens gek.
‘Een beetje zwak,’ vond Toontje, ‘daar moest je nou een versterker aan kunnen prutsen.’
‘Toontje,’ juichte Jopie, ‘je bent een genie.... dat is de oplossing, dan is het, een bioscooporgel gelijk!’
‘Hebben zo'n ding,’ zei Toontje nuchter, ‘en dan zal je
| |
| |
hem toch onderweg telkens ergens moeten inschakelen, want je kan geen dynamo of accu's en alles meeslepen.’
‘Dat vragen we aan de mensen waar we langs komen. Wat zegt U vader?’
Meester trok bedachtzaam aan zijn pijp.
‘Als je eens naar Schagen ging, naar neef Jan, misschien heeft die zo'n ding staan en weet hij er raad op om het te monteren.... dat is nogal een knutselaar, die Jan.’
Neef Jan, natúúrlijk, neef Jan de radiohandelaar, dàt was de oplossing.
Spijtig keek Jopie op zijn horloge.
‘Het is nu zeker al te laat vader?’
‘Ja, natuurlijk, het is al bij negenen, wat mij betreft kun je morgenochtend om zeven uur gaan.’
‘Mag ik vader bellen, of ik mee mag meester?’
‘Best, dan blijf je vannacht meteen maar hier logeren.’
Was dat wat! Vader leek ineens wel omgedraaid en bijna nog enthousiaster dan de jongens zelf. Waarempel, nou ging hij zelf vader Tadema ook nog bellen, dan konden de jongens hier blijven en Toontje meteen beginnen met de eerste les in het edele guitaarspel.
Weer volgde een van die geheimzinnige telefoongesprekken, want meester had niet voor niets aangeboden zelf te telefoneren.
Het viel Jopie geweldig mee, wat Toontje ervan terechtbracht.... Gevoel voor rhythme had hij zeker, het was misschien meer aanstellerij geweest wanneer hij zich zo smalend uitliet over de moderne muziek en toen het elf uur was, had Jopie hem al twee van de acht accoorden, die een guitaarspeler nodig heeft om een niet te moeilijk stuk te begeleiden, bijgebracht.
Zwetend bekeek Toontje zijn stroeve vingers.
‘Brr.... ik schep liever vijf en twintig kisten puf.’
‘Went wel,’ troostte Jopie, ‘je wordt nog een virtuoos.’ Tot laat in de nacht bleven ze liggen kletsen, zolang tot
| |
| |
meester met een stok tegen de zoldering bonkte.
‘En nou slapen, ik wil niks meer horen, anders gaat morgen het rit niet door!’
Maar het ging wel door, die tocht naar Schagen; Toontje met de guitaar op zijn rug en Jopie idem met het orgeltje. Hoofdschuddend keek Geertje van Sijmen van dikke Jan, die als eerste der concurrerende dorpsdames de was buiten hing, het tweetal na.
‘Meesters zeun het alevel wat aers, maar zelden wat goeds,’ mopperde ze, en dook weer in de wastobbe.
Neef Jan bekeek het geval met het oog van de vakman.
Tja, een twintig Wattsversterker had hij nog wel staan en Jopie mocht die gerust lenen. Alleen als ie een lamp moerde, had ie hem te betalen, dat sprak vanzelf, maar om daar nou een bioscooporgel van te maken, tja, het kon wel, dacht neef Jan, want in zijn vakblad had hij verleden week iets gelezen over een accordeon, die ook versterkt was, maar er was toch wel heel wat eten aan dat ei, als het kon, zou hij de jongens graag helpen, maar hij moest eerst es prakkizeren. Volgende week moesten ze maar terugkomen of nee, neef Jan zou wel bellen. Het kwam voor elkaar, vast en zeker en ze konden die meneer in Limburg wel vast schrijven, dat ze in aantocht waren.
In de nu volgende tien dagen plaagde Toontje de guitaar net zo lang, tot die de strijd opgaf en zowaar een draaglijk geluid begon voort te brengen, wanneer virtuoos Toontje de snaren kietelde. De muzikanten hadden nu al een repertoire van vier nummers, ruim voldoende om te beginnen, vond directeur Jopie. De rest zouden ze er onderweg wel bij leren.
Toen belde neef Jan. Het spul was voor elkaar en of de heren maar wilden komen. Droog vroeg neef of ze soms een stukje hadden overgeslagen, toen de jongens een uur later de werkplaats binnenstoven, hijgend van het racen. Daar stond het werkstuk: het orgel verbonden aan een
| |
| |
versterker met ingebouwde luidspreker.
Jopie liep er om heen als een snuffelende kat.
‘Vooruit kerel, speel op,’ nodigde neef, ‘hij bijt niet.’
Aarzelend sloeg Jopie een accoord aan.
Machtig!
Toen was hij niet meer te houden, greep een krukje en liet de vingers over het klavier glijden.... kampeerliedjes, blues, beguines, samba's. Engelse walsen en foxtrots.... het klonk alles even geweldig.
Neef stond zelf verbaasd. Voor de ramen van de werkplaats dromden al een paar nieuwsgierigen en spoedig stond het zwart van het volk. Het geluid was een halve straat ver te horen!
Neef maakte er tenslotte een eind aan.
‘Stoppen Jopie, aanstonds krijgen we nog last, want ik heb geen muziekvergunning.’
‘Neef Jan,’ vroeg Jopie aarzelend, ‘hoeveel krijgt U?’
‘O, daar praten we nog wel es over,’ lachte neef, ‘dat zit wel rustig.... en nou naar huis en voorzichtig met de spullen.’
De volgende morgen stak meester Klein haastig een enveloppe met het opschrift ‘Radio- en Apparatenhandel Jan Klein, Schagen’ in zijn zak. Later op de dag volgde weer zo'n geheimzinnig telefoongesprek met vader Tadema en er werden twee girobiljetten geschreven, één door vader Tadema met een bedrag ten gunste van meester Klein en één door meester Klein ten gunste van de rekening van radiohandel Klein.
De kosten samsam.
Maar dat wisten de jongens niet.
Die hadden trouwens nergens anders meer oog en oor voor dan voor:
‘Music, music, music....!’
|
|