Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk II. Kritisch en verhalend proza (1961)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzameld werk II. Kritisch en verhalend proza
Afbeelding van Verzameld werk II. Kritisch en verhalend prozaToon afbeelding van titelpagina van Verzameld werk II. Kritisch en verhalend proza

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.41 MB)

XML (2.69 MB)

tekstbestand






Editeur

Gerrit Kamphuis



Genre

proza

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen
kritiek(en)
verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk II. Kritisch en verhalend proza

(1961)–Martinus Nijhoff–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

H. van Elro
‘Hesperiden’, Verzen
‘Madonna in tenebris’, Verzen

De jonge schrijver Roel H(ouwink) die onder de omzetting van zijn voornaam en voorletter, H. van Elro, gedichten in tijdschriften publiceerde die de aandacht trokken, heeft zijn poëzie verzameld en in twee kleine bundeltjes uitgegeven. Waarom tegelijkertijd twee boekjes? Het karakter der verzen is niet verschillend, noch hun toon, noch hun kwaliteit of rijpheid, en voor zover ik zien kan, schuilt er in de samenstelling zelf der verzen in de boekjes geen onderling verband van betekenis dat hen belette over en weer in elkaar opgenomen te worden. Maar laten we ons niet verdiepen in de Siamese grillen van een jong literatoren-brein, voor wie publikatie nog niet geheel ‘ijdelheid en kwelling des geestes’ is geworden.

Siamees moge geheel uiterlijk de dubbele eenheid dezer bundeltjes zijn, - van binnen hebben ze eerder iets Californisch'. Er is in deze gedichten een smaak van kunstvruchten, van grote sinaasappels, iets lichter geel dan de Italiaanse, iets weker van vlees, over-vol sap, getrokken en zonder pitten. Het is alsof ze niet geheel rijp zijn, ze hebben iets van wat de Duitsers ‘herb’ noemen, een harde, gele, ietwat wrange jeugd, iets van radijsjes, rauwe peentjes, rammenas, en dat soort vruchten die eigenlijk bevroren wortels zijn, koud alsof men op ijs bijt, geurloos maar met een sterke smaak.

In de eerste plaats moet ik zeggen dat wat hij schrijft inder-

[pagina 368]
[p. 368]

daad poëzie is, en dat is veel - Daarbij komt dat zulks, in zijn geval, naar ik meen te bespeuren, meer het resultaat is van een poëtische wil dan van een poëtische natuur. Een enkele maal schijnt het mogelijk te zijn, dat het creatief proces van kunst zich in omgekeerde richting beweegt, en dat dus niet van de natuur uit zich een vorm verzelfstandigt, maar dat een vorm naar de natuur toe wortel schiet en er weet binnen te dringen. Van Elro's verzen danken zodoende, als ik mij niet vergis, hun leven aan de arbeidzaamheid van hun kunstmatigheid, iets wat juist bij de meeste dichters van tweede orde, die het doorgaans van het spontane moeten hebben, dodelijk is.

Wat men bij zijn verzen dan ook ondergaat, is niet ontroerd of vervoerd worden, maar naar het leven verlangen. Mijmerend over deze poëzie, verlengt men onwillekeurig de gedichten ‘hinab in die Wirklichkeit’. Als hij over Maria Magdalena schrijft, voelt men dat bij hem niet een vrouw de aanleiding was voor zijn visie van de Heilige, maar dat omgekeerd de Heilige hem een model was om een vrouw weer te geven, wier mysterieus leven hem aantrok maar dat hem zonder intermediair onbereikbaar en onverbeeldbaar zou zijn gebleven. Het is dan nog slechts aan het opschrift ‘Magdalena’ na te gaan, met welke wapens, welke hulpmethoden van verbeelding, zich de dichter, als het ware buiten het leven, voorzien heeft alvorens zijn bewustzijn in een gevoel over te geven. Op dit moment schrijft hij zijn verzen, maar voor ons die ze lezen is het proces van doorbraak naar de natuur dan nog niet voltooid, en zoals ik zeide, ze doen verlangen naar de werkelijkheid, temeer omdat die reeds hier en daar in enkele zeer suggestieve details zich aankondigt. - (Ik wil aannemen dat de puntige bolster schoon is omdat hij lijkt op een ster, maar als ik hem aanvaard is het toch om de kastanje) - Ik wil aannemen dat de zonden van een vrouw door een gedachte aan Magdalena als tragische zelfverwerping groot en vergeeflijk lijken, maar als ik haar bewonder en liefkrijg is het toch om haar goede hart.

In deze verzen is dus primair een zielstoestand, die eerst een

[pagina 369]
[p. 369]

bewustzijnsvorm aannam, en hier begint de werkzaamheid van de dichter, die deze vorm om zo te zeggen naar de aarde omlaag dringt, om menselijke gedaante aan te nemen, welke gedaante dan, als het gedicht slaagt en de neerwaartse loodlijn weet voort te zetten, zich in enkele details van dagelijkse werkelijkheid vastankert. Als voorbeeld schrijf ik voor u over het gedichtje dat de dood van Magdalena beschrijft:

 
In den oksel neergeworpen
 
van de meest verdorven stad
 
is zij zorgeloos gestorven
 
toen zij ál verloren had;
 
tusschen kannen en gebroken
 
kroezen achteloos verzaakte.
 
 
 
Over hoofd en dorre knoken
 
legde geen het dooden-laken.
 
----------------
 
Zwanen drijven, haar ter zijde,
 
naar het kleine eiland, waar de
 
duiven hare komst verbeiden
 
en de hagen, zwaar van rozen...

Dit over de schrijfwijze der verzen, een voortdurend zich bekleden der ziel met werkelijkheid. Nu is hier nog iets merkwaardigs aan toe te voegen, dat ik in alle ernst wil zeggen, al heeft het een komische kant. Van Elro zoekt voor zijn poëtische gedaanten, natuurlijk onbewust, juist die menselijke gestalten die hem ‘tegemoet komen’, gestalten die als het ware zich al van de werkelijkheid losmaakten en, tegengesteld aan de bovenomschreven gang, op weg zijn naar een naakter, steeds naakter, zielstoestand. Het valt in het oog, hoe vaak men in zijn (waarschijnlijk jongste?) gedichten als onderwerp vindt een vrouw die zich uitkleedt - later zijn het stervende vrouwen die het leven zelf als een kleed laten vallen, onverschillige, die ‘zorge-

[pagina 370]
[p. 370]

loos sterven’, bruiden, zwangeren, in overgang van leven op intenser leven, nog later zijn het dromenden die uit het leven wegzweven, of ontwakenden die uit een ander leven een geheim meebrachten dat haar van de wereld vervreemdt, - ten slotte zijn het zelfs gestorvenen die, niet meer van deze aarde, van ‘eeuwigheid naar milder eeuwigheid’ worden voortgedreven om zich van laatste lasten en astrale omhulsels te ontdoen.

Dit is een zeer curieus verschijnsel: de ‘ontmoeting’ van de dichter en zijn onderwerp, van tegengestelde zijde elkander naderend, en de verzen hebben dan ook het sidderende van een labiel evenwichtspunt, met een herhaaldelijk zwichten en kantelen, een voortdurend doorslaan en dan weer tekortschieten, een zakken en zich weer hernemen. Wat hij zelf waarschijnlijk ook voelt en probeert te redden met een zeer omzichtige woordkeus, een bedachtzaam half-luid spelen. Voorlopig is het onderwerp nog sterker dan de dichter, er blijft een schaduw om de gestalte, zoals ook de titel van een der bundels ‘Madonna in tenebris’ suggereert. Hij schijnt ook te begrijpen, en dat rechtvaardigt de grote verwachting die men in hem mag stellen, dat zowel hij zelf als zijn onderwerp hun tegengesteld doel slechts kunnen bereikt hebben in een volstrekte helderheid. Maar het is mogelijk dat zijn zwak taal-vermogen nog lang als een ‘schaduw’ zal tussenbeide treden, als een vertroebelende tussenwand. Hij smacht, meen ik, naar een dichtvorm die niet meer is dan een ‘Lied ohne Worte’, naar een woord dat hard en tevens ijl-doorzichtig als glas is. Hij zoekt in alle richtingen, behoedzaam zich assimilerend, en ontleent aan zo verschillende schrijvers als Van de Woestijne en Marsman. Maar wat hij meeneemt, wordt uitgesponnen, verdund, ontschaduwd, in over-strakke spanning gebracht. Het is alleszins de moeite waard zijn ontwikkelings-proces te blijven volgen en ik zal al hetgeen onder zijn naam verschijnt met de meeste belangstelling lezen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Hesperiden (onder ps. H. van Elro)

  • over Madonna in tenebris (onder ps. H. van Elro)


auteurs

  • over Roel Houwink


datums

  • 19 december 1925