Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk II. Kritisch en verhalend proza (1961)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzameld werk II. Kritisch en verhalend proza
Afbeelding van Verzameld werk II. Kritisch en verhalend prozaToon afbeelding van titelpagina van Verzameld werk II. Kritisch en verhalend proza

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.41 MB)

XML (2.69 MB)

tekstbestand






Editeur

Gerrit Kamphuis



Genre

proza

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen
kritiek(en)
verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk II. Kritisch en verhalend proza

(1961)–Martinus Nijhoff–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Otto P. Reys
‘Dichters in het koffyhuis’ Met een woord vooraf door J. Greshoff.

De heer Otto P. Reys, adviseur van een levensverzekeringsmaatschappij, heeft als belangstellend buitenstaander zich een reputatie verworven in onze moderne letterkundige kringen. Hij is een merkwaardig dilettant, wiens zonderlingheid hierin bestaat, dat hij zich niet zozeer voor modern werk interesseert als wel voor de makers daarvan. Het is de moderne ‘bohême’ die hem aantrekt, in dat land der dichters is hij een geamuseerd toerist en de gedichten zelve zijn voor hem zoiets als prospectus of

[pagina 463]
[p. 463]

Baedekers. ‘Die kerel moet ik zien te ontmoeten’, roept hij uit bij het lezen van enige verzen die hem treffen, en terstond trekt hij er op uit, welwillend maar niet zonder enige verzekerde reserve, gelijk eenmaal Diogenes, om te voelen hoe de hand die de verzen schreef de zijne zal drukken.

Wat hij verwachtte toen hij de wilde stammen der dichters naderde, was een vrijgevochten ‘bohême’, een alle levensvormen verachtende republiek in de staat, een soort intellectueel apachendom. Waar vindt men zulke fijnbesnaarde nihilistenaristo's elders dan op de straat of in de verzamelbakken daarvan, de dokken waar de slenteraars gekalefaterd worden, de drinkplaatsen waar zij even voor anker liggen; met één woord, waar vindt men ze elders dan in de café's, de ‘koffyhuizen’, zoals de heer Reys hardnekkig-ouderwets deze pleisterplaatsen noemt. En zo toog hij naar Leipzig en zat in Café Merkur met Franz Werfel en Pinthus; - toog naar Parijs en ontmoette Montfort in de ‘Rotonde’ en Muselli in ‘Les deux magots’; - toog naar Brussel en zag Van Nijlen en zijn groep bij ‘Vandergeten’; - dronk met Bloem, Besnard, Verhoeven, De Vries en Greshoff een biertje in de ‘Bock-halle’ te Arnhem; - ontmoette in ‘De rustende jager’ te Bergen N.H. een schare van dichters waaronder Van Eyck, A. Roland Holst, Keuls en Werumeus Buning; - trok naar Den Haag, waar o.a. de schrijver dezer regelen een aangename herinnering behoudt aan een avond met veel ‘graantjes’ in café ‘L'Espérance’; - reisde zelfs naar Genua en Florence om met Arthur van Schendel, met Dr. Prampolini, de vertaler van Nederlands werk in het Italiaans, met Antonini, de lezer van ons Bijblad welbekend, een espresso, americano of wat het geweest moge zijn, te drinken. En van al deze ontmoetingen, die ik lang niet compleet opsomde, geeft hij verslag in zijn boekje ‘Dichters in het koffyhuis’, dat thans door de Hollandia-drukkerij is uitgegeven. Het is een verzameling van hier en daar alleraardigst vlot-geschreven persoonlijke indrukken, van journalistieke anekdotiek. Het zou door een Fransman geschreven kunnen zijn, als de toon iets meer ‘méchant’ ware uitgevallen;

[pagina 464]
[p. 464]

maar de heer Reys blijft, al geeft hij hier en daar kostelijke speldeprikken onder water, steeds doordrongen van waardering in de vorm van iets te omzichtige kritiek - ‘En pantoufles’, zoals Brousson dat met Anatole France deed, brengt hij de dichters niet; het zouden eerder vluchtige aantekeningen en krabbelschetsjes kunnen zijn voor iemand die een paar novellen à la André Maurois wil gaan schrijven.

Reys kan soms met een snelle omtrek van het uiterlijk van een persoonlijkheid plotseling zijn karakter vastleggen.

‘Franz Werfel draagt een zeer verwilderd kindergezichtje boven een ontijdige corpulentie. Hij speelt dan ook afwisselend de rol van wonderkind en van gevestigde reputatie. -’

‘ Bloem's uiterlijk kwam in geen enkel opzicht overeen met de voorstelling die ik mij van hem gemaakt had, zooals men zich altijd een voorstelling van een schrijver maakt, wanneer men van zijn werk houdt. Hij is nòg corpulenter dan zijn gastheer, Greshoff en hij maakt bovendien den indruk of hij een beetje soezig is; maar wàcht maar... niet zoodra boeit hem iets in het gesprek of hij schiet òp uit zijn vredigheid met een scherp geformuleerde uitspraak of een decisieve grap. Op zoo'n moment is het of zijn lichaamszwaarte van hem afvalt; dan is hij enkel gespannenheid van geest...’

‘Die Roland Holst is anders een kwieke knaap met een dansend veerkrachtigen tred en een verleidelijk oog. Als men hem voor het eerst ontmoet, doet hij een beetje afwerend, maar toch niet onaangenaam, wat afwezig en wereldwijs in een soort hooghartig elegante palacehôtelhouding...’

Zo zijn er tal van trekjes, in bijna iedere karakteristiek, die, zoniet de dichter in de mens, dan toch wel enigszins de mens in de dichter met rake lichtzinnigheid typeren. Het is weer eens iets anders dan interviews, die gewoonlijk op het tegengestelde aansturen en onbeduidend worden van verhevenheid en misplaatste oordeelvellingen.

Wat is het jammer, zucht men onwillekeurig, dat er geen heer Reys geweest is die in de jaren van '80 notities maakte. De Nieu-

[pagina 465]
[p. 465]

we-Gidsers, dat waren nog andere koffyhuis-klanten dan het jonger geslacht, en welk een bron van groots vermaak zou een soortgelijk boekje uit die tijd voor ons heden zijn! Welk een heldendicht, welk een Rabelais-visioenen gaan voor altijd verloren, nu niemand ons ‘les grands buveurs’ zoals Verlaine hen noemde, in levende lijve heeft afgebeeld. - Ja, zijn ‘Quinze jours en Hollande’ blijft eigenlijk de enige kroniek uit die tijd en dat is een schande voor het land van de schuttersmaaltijden. Wat is het jammer dat we ons moeten behelpen met ‘Vincent Haman’ van Paap om, zij het ook met door wrok pornografisch vertrokken ‘Zerrbilder’, een indruk te krijgen van een periode letterkundig leven, dat zich zelden bij ons sedert de Muiderkring in zo intens-persoonlijke vorm had voorgedaan.

In de tegenwoordige tijd is het zoiets als een anachronisme om het café en de artiest verbonden te zien op de wijze als de heer Reys doet. Men komt er minder voor elkaars gezelschap en letterkundige gesprekken, dan voor de borrel, het biljart of om er in een hoekje stilletjes wat te schrijven. Ook hier is het ‘l'art pour l'art’ doorgedrongen, ten koste van wat romantiek. Het blijkt ook uit dit boekje, waar meer sprake is van het uiterlijk van dichters dan van wat zij zeggen. ‘Le café pour le café’ is de leus en vandaar dat menigeen een dancing, de Witte of een herbergtuintje prefereert boven de lokalen met zand op de vloer en marmeren tafeltjes waar de heer Reys bij voorkeur zijn indiscretie botviert. Zo is hij aan belangrijke letterkundige in- en vergezichten voorbijgegaan. Hij heeft niet met Querido of Boutens gebiljart, met Van Genderen Stort op de Scheveningse pier gedrenteld of met Coster in een warande op het Stationsplein te Amersfoort urenlang gemijmerd; hij heeft verzuimd op een zaterdagavond, nà 12 uur 's nachts, in café Foumer te Amsterdam binnen te gaan, om op de societeit bijgenaamd ‘De Kring’ ongeveer alles wat in Nederland op letterkundig gebied iets belooft, te zien dansen bij een piano en een jazzband-drum. Mocht de heer O.P. Reys nogmaals op reis gaan, dan beschouwe hij deze opmerkingen als hints voor zijn tweede deeltje.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Dichters in het koffyhuis (onder pseudoniem van Otto P. Reys)


auteurs

  • over Jan Greshoff


datums

  • 17 juli 1926