Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk II. Kritisch en verhalend proza (1961)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzameld werk II. Kritisch en verhalend proza
Afbeelding van Verzameld werk II. Kritisch en verhalend prozaToon afbeelding van titelpagina van Verzameld werk II. Kritisch en verhalend proza

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.41 MB)

XML (2.69 MB)

tekstbestand






Editeur

Gerrit Kamphuis



Genre

proza

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen
kritiek(en)
verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk II. Kritisch en verhalend proza

(1961)–Martinus Nijhoff–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 801]
[p. 801]

Vrouwenspiegel
A.H.M. Romein-Verschoor: ‘Vrouwenspiegel’. Een literair-sociologische studie over de Nederlandse romanschrijfster
Henr. Roland Holst: ‘De stem die roept’

Wat is deze vrouwenspiegel? Er is een woordspeling in dit enkele woord, dat de titel vormt van Romein-Verschoors boek. Ten eerste is vrouwenspiegel, of venusspiegel, de naam van een plant die als klaproos of korenbloem een zusterplant van het koren mag heten, en ten tweede is vrouwenspiegel, en dat is volgens de naderaanduidende sub-titel de eigenlijke betekenis, de vrouwelijke romanschrijfkunst, zodanig overzichtelijk en helder in dit essay in beeld gebracht, dat er zich een stuk Nederlandse beschavingsgeschiedenis uit laat aflezen. Maar men doet goed, bij het lezen van deze literair-sociologische studie over de Nederlandse romanschrijfster, wanneer men de strekking van dit boek dieper in zich wil opnemen dan als een panorama van raak getypeerde romanschrijfsters, het beeld van de tweelingzuster van het koren niet te vergeten. De kunst is, hoe zeer schijnbaar zelfstandig, een begeleidend verschijnsel van het leven; leven en kunst raden, over en weer, als tweelingen, eigen gedachten uit elkanders bewegingen. Voor Romein-Verschoor maakt dit ‘raden’ van levensbewegingen de grootste aantrekkelijkheid van kunst uit. Maar nu een dieper kwestie: is er voor ons vrouwen een verder emancipatie denkbaar dan het zusterschap? Bevat dit niet meer rechten en plichten dan het vooral door de man, wegens jeugdherinneringen, op een voetstuk gestelde, boven verplichtingen uitgeheven, sentimenteel geprivilegeerde moederschap? Doen wij juist, wanneer wij de vertroebelde eerbied daarvoor helpen bestendigen, en mogen wij ons, met een beroep op deze doorgaans kortzichtig en bij uitstek eigenbatelijk vervulde functie, van verdere verplichtingen ontslagen achten? - Hoe weinig moeders zijn moeders. Slechts zij immers, voor wie het kind bestaat, ook buiten de bezitsver-

[pagina 802]
[p. 802]

houding ten opzichte van het eigen kind om. Slechts zij, voor wie elke naaste, kind of mens, een verzorging behoevend kind is. Slechts zij, wier instinct tot een gedurig hulpverlenen drijft in de eerste plaats jegens de ‘moederlozen’, dus in de laatste plaats jegens het reeds bevoorrechte eigen kind. Boutens zegt het zo prachtig in een van zijn ‘Bezonnen Verzen’:

 
Die als een moeder geboren wordt,
 
En voor de taak staat, die zij vindt,
 
Die komt wel kracht en tijd te kort
 
Voor een eigen huis, voor een eigen kind.

En deze schitterende poëzie is eerder gericht aan de lerares, de moeder-overste, de hoofdverpleegster, de ‘moeder van barmhartigheid’ zoals het opschrift van dit gedicht luidt, dan aan de uit het eigendom van kroost waardigheid en zelfvoldoening puttende stakker.

Maar nu het zusterschap. Het is niet een natuurdrift, het is niet een genade, het is een voorwaarde tot het binnentreden in de maatschappelijke samenleving. Het is de ‘conditio sine qua non’ die verplichtingen oplegt en zich handhaven moet door de vervulling van die verplichtingen. Wij vrouwen zijn, als vennoten, nieuwelingen; onze eerste plicht is minder aan tradities gebonden te zijn. Wij zijn schoorvoetend tot de maatschappij toegelaten in een tijdperk waarin men iets anders nodig had dan de voortzetting van het bestaande. Zo is onze ergste tekortkoming onze gemakzucht, ons sanctioneren ener door ons niet geschapen en spaaklopende orde, ons meegaan bijvoorbeeld met politieke leuzen. Ik schaam mij als vrouw, als ik hoor dat de communistische partij in Frankrijk het vrouwenkiesrecht niet aan de orde stelt, omdat dit een verschuiving naar rechts ten gevolge zou hebben; als ik in de Russische illustraties Stalin zie, een arbeidster een prijs van verdienste uitreikend, en daarnaast lees, dat de vrouwelijke vrijheden, de winst der revolutie, stuk voor stuk weer te niet worden gedaan; ik schaam mij

[pagina 803]
[p. 803]

als ik in Duitsland de lippenstift hoor verbieden en de gezins-slavernij weer als alleen-zaligmakend hoor aanprijzen.

Romein-Verschoor, als ik juist zie, heeft zich in deze studie ten taak gesteld na te gaan, in hoeverre de Nederlandse vrouw, weerspiegeld in romans door vrouwen geschreven, vooral sinds 1880, toen ‘de nieuwe lente en het nieuw geluid’ begon in leven en literatuur, haar verplichtingen vervuld heeft of niet vervuld heeft. De studie heeft de gestrenge ernst van een doorgaans grimmig requisitoir. De curve der ontwikkelingsgang is niet bemoedigend: emancipatie - heimwee - vrijheidskoketterie - psychologische tijdsproblemen. De vrouw toen zij zich vrijmaakte, heeft verzuimd, aldus Romein-Verschoor, zich in verbinding te stellen met de andere misdeelde groep, het proletariaat, die gelijktijdig ontwaakte. De emancipatie was gemakkelijk als een burgerlijke evolutie en had geen breder basis dan een bepaalde klasse. Er zijn ten slotte twee scheppende partijen in de wereld, de rest verdeelt en administreert: de intellectuelen en de arbeiders. De vrouwen hebben zich slechts bij de intellectuelen aangesloten. Zij hunkeren nu, wat het gevaar is voor elke intellectueel, tot de verdelende en administrerende bovenlaag toegelaten te worden. Ik heb grote bewondering voor deze studie, niet omdat het historisch overzicht der schrijfsters zo compleet is, niet omdat op schrijfsters als Top Naeff geen onverbiddelijker kritiek te leveren valt, niet omdat hier scherp wordt afgekeurd, want die gave bezitten meer essayisten in ons land, maar vooral omdat Romein-Verschoor, waar zij bewondert, ook inderdaad bewondert en deze bewondering, hetgeen in ons land waarlijk een zeldzaamheid is, welsprekend en overtuigend doet zijn. Haar bewonderingen zijn haar meesterstukjes; de passage over Nine van der Schaaf, om er één te noemen, is door een machtige pen geschreven.

Ik heb maar één ernstig bezwaar tegen deze studie. Door zich uitsluitend tot romanschrijfsters te bepalen, heeft zij zich opzettelijk een grote kans uit de hand laten glippen: een beschouwing over Henriëtte Roland Holst. Wat hier en daar in dit opstel

[pagina 804]
[p. 804]

over deze onze grootste dichter en representatiefste vrouw, wier gelijke men ook elders moeilijk zal vinden, gezegd wordt, doet naar uitvoeriger kenschetsing verlangen. Zo leest men hier over Henriëtte Roland Holst: ‘Haar vlammende haat tegen de burgerlijke maatschappij heeft haar niet volkomen los gemaakt van burgerlijke normen; sympathie heeft bij haar plaats gemaakt voor verachting, en wanbegrip voor willen begrijpen en idealisme, maar haar schoonste en gaafste verzen zijn gewijd aan de goedwillende burgerlijke vrouw ‘tussen twee werelden’. Tegenover haar proletarische figuren houdt zij een teveel aan eerbied-voor-leed, dat - zij het op een aanmerkelijk hoger plan dan in de psychologisch-realistische roman - een blijvende afstand schept.’

Dit is ongelooflijk scherp en juist, maar slechts van een zeker gezichtspunt uit onweerlegbaar. Henriëtte Roland Holst is inderdaad ‘op de kentering der tijden geboren’. Haar eerbied-voorleed bedoelt niet de proletariërs met meewarigheid te vernederen, maar de burgerlijke klasse tot inzicht te brengen; haar idealiseren heeft immer de gebarsten bijklank van een wanhopig moed-inspreken. Voor Henriëtte Roland Holst is het zustergevoel werkelijkheid. Men kan er om lachen, dat Schillers woord van meer dan een eeuw geleden ‘Alle Menschen werden Brüder’ nog verre van vervuld is, de dichteres blijft dit woord gestand. Zij heeft er, als Beethoven, onvergankelijke muziek van gemaakt. Er is iets naïefs in, ongetwijfeld, dat Henriëtte Roland Holst voor haar verwachtingen in de mensheidstoekomst steun zoekt in de menselijke figuur van Christus.

 
Christus, ge zijt in uw zachtheid gekomen,
 
en hebt de groote vragen opgelost;
 
uw zijn heeft ons van veel twijfel verlost,
 
uw doen ontvoerd aan makkerlooze droomen.

Aldus staat te lezen in ‘Een klein kerstoratorium’, in Henriëtte Roland Holsts laatste werk ‘ De stem die roept’, een verzame-

[pagina 805]
[p. 805]

ling spreekkoren geschreven tussen 1927 en 1936. Het is een bundel die Romein-Verschoor nog niet kende, nog niet kennen kon, toen zij haar Vrouwenspiegel schreef. Het is vooral het laatste spreekkoor, geschreven 1936, dat een hernieuwde, en weer oude, Henriëtte Roland Holst doet kennen. Een Jonge Socialist vraagt aan de Geest van de Meidag van Morgen:

O geest, met welke meer zijt ge?

En de Geest antwoordt:

Met de onverzetlijke' in hun zachtheid die afzwoere' als onreedlijk het geweld en als onmenschlijk...

En dezelfde Geest van de Meidag van Morgen omschrijft zichzelf met een herinnering aan het ontstaan van het Volksfront in Frankrijk, met de magistrale versregels:

 
Ik was
 
met de jeugd van Parijs, dien dag, dat Juligloed
 
omgloeide de betoogers. Rij aan rij
 
kwam op, de teekens weggedaan voor goed
 
die groep van groep plachten te scheiden... Blij
 
en sterk marcheerden zij, met hunne armen
 
hielden z' elkanders hals omvat
 
als om elkaar in 't gevaar te beschermen.
 
Eén roep steeg uit hun rije', één reuzenblad
 
verkondigde: ‘ziet makkers, socialisten,
 
de jeugd is één!’ daar waar zij kwamen vloog
 
gejuich haar tegemoet; geheele risten
 
mannen en vrouwen weenden. Wie diè dag
 
beleefd heeft, en openstaat voor het worden,
 
kon iets der komende dagen verstaan;
[pagina 806]
[p. 806]
 
gemeenschap komt zijn eenzaamheid omgorden;
 
hij sterft niet arm...

Maar deze verheven taal is niet het terrein der romankunst. De roman heeft een andere weg. Romein-Verschoor eindigt haar studie met het constateren van een verschijnsel dat haar voorkomt een winst te zijn: de sociologische belangstelling van allerjongste romanschrijfsters. Het maatschappelijk milieu wordt niet enkel bepaald, het krijgt een functie. Dit is zeer zeker een bewustheidsverruiming, maar ik betwijfel of het meer is dan een geestelijke mode, en, als het winst is, of het de soort winst is die wij nodig hebben. Het individu is weerlozer, als bij Freud, naarmate zijn biologische samenstelling reeds zijn noodlot formeert; en waar de individuele geestkracht ophoudt zich over dit werktuigelijk noodlot heen te tillen, houdt ook de gemeenschap op kracht uit te stralen en wordt een schema. Ik voor mij zie winst in boeken als die van Virginia Woolf, waarin de wortels der menselijke structuur te sterk worden geacht om zich in één individu uit te kunnen leven. Onderlinge gebondenheid der mensen is noodzaak om mens te kunnen zijn. Zo heb ik meer bewondering dan Romein-Verschoor voor Elisabeth Zernike. Ik geloof dat zij met wat meer literaire verzorging haar voornaamste tekortkoming, een minderwaardigheidsgevoel, zou afleggen, en dat het enkel een gebrek aan stijl is, wat haar verhindert te zijn wie zij is. Noem dit optimisme. Ik hoop zo dogmatisch te blijven, dat ik van welke zijde ook de nadering van een flauwste verwezenlijking van mijn hoop kan begroeten.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over De stem die roept

  • over Vrouwenspiegel


auteurs

  • over Henriette Roland Holst-van der Schalk

  • over Annie Romein-Verschoor


datums

  • november 1936