Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het schouw-toneel der aertsche schepselen (1672)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het schouw-toneel der aertsche schepselen
Afbeelding van Het schouw-toneel der aertsche schepselenToon afbeelding van titelpagina van Het schouw-toneel der aertsche schepselen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (50.01 MB)

ebook (49.96 MB)

XML (0.86 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/aardrijkskunde-topografie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het schouw-toneel der aertsche schepselen

(1672)–J. van Hextor, P. Nijlandt–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Afbeeldende allerhande menschen, beesten, vogelen, visschen, &c. Met een beschrijvende haer gestalte, hoedanigheden, natuur, krachten, eygenschappen, en genegentheden; met 160 figuren


Vorige Volgende
[pagina 232]
[p. 232]

Van de Kieft, Grasmusch, Koeckoeck, en Quackel.

DEn Kieft is wel bekent van gestalte, en geveert, want sijn vederen zijn dicht, en bruyn, groenachtigh uyt den zwarten, aen de buyk zijnse voor een gedeelte wit, heeft achter op 't hooft een kleen opstaend kuyfjen; daer zijnder elders sneeuwitte, en oock andere sonder kuyf gesien. Hy vlieght snel, en sijn stem wort met sijn naem uytgedruckt kivit. Hy verkeert ontrent Meeren, en Revieren, houdt sich op 't vlacke Landt, voornamentlijck met heyde beset, en loopt niet in 't water. Eet Wormen, Muggen, Krekels, Wespen, Sprinkhanen, en andere; slockt oock witte steentjes door. Somers vliegense alleen, 's Winters met schoolen, en in grooten getal, datse groote velden beslaen. Hebben botachtige vleugels, en maecken onder 't vliegen een groot geluydt. Als sy broeden, of Iongen hebben, en yemandt op 't landt, daer haer nesten zijn, komt, vliegen sy naer dien toe, sich veynsende ofse de Iongen wilden overgeven, tot datse hem van 't nest afgeleydt hebben. Haer gespickelde eyeren worden in het Voorjaer opgesocht en voor leckerny verkocht. In Vranckrijck wordense gegeten, en soo dier als een Haes verkocht: worden soo vet ofse gemest waren. Gesnerus heeftse gegeten, en bevonden goet van smaeck, maer weynigh van voedtsel. Worden oock hier te Landt 's Winters gevangen, en gegeeten.

De Grasmusch die groot, ende bruynverwigh is, gaet de andere in sangh te boven; Bellonius seght dat hy in sangh den Nachtegael naby komt. Daer zijnder, die kleender zijn, en groen van geveert. Sy vangen de Wormen, Muggen, Rijpen, kleene Spinnen aen, en op de tacken van de bomen, sitten selden op der aerden, ende worden 's winters niet gesien. De Koeckkoeck leght sijn eyeren in haer nest, die hy uytbroedt, en brenght de Iongen voor de sijne op, daer zijnder die wit van borst, ende aschgrauw van hooft zijn, en haer nest van vlasch maecken; oock met zwarte koppen, die 't hooft in de jonckheyt roodtachtigh, daer na zwart wordt. De Wijfkens zijn altijdt van eenderley verf. Daer zijn oock die witte buycken, en kleene oogen hebben; houden haer nest in Thuynheggen, en trecken 's Winters wegh. Doch Alvorandus heefter een aengemerckt, dien de naem van Grasmusch eygentlijck soude toekomen, dewelcke sijn nest rondt, en onder het Gras maeckt, en light in de May veeltijdts 5, somtijdts 7 groene met kleene stippelen onderscheyden eyeren, en broedtse niet uyt, soose slechts van eymandt met de vinger aengeroert zijn. Dese is groot, en boven geheel aschgrauw, voorts witachtigh, met aschgrauwe verwe gesprenckelt; den top van 't hooft met zwarte stippen gepleckt.

Den Koeckkoeck is na 't seggen Aristoteles, van een Havicks geslacht, om dat hy deselfde eenighsints gelijckt: Plinius, om dat hy van dien gedoodt wordt, lochent sulcks. Daer zijn tweederley in groote verschillende. Zijn in verwe, ende niet in klauwen, en kop den Havick, en anders in gestalte des lichaems de Duyven meer gelijck. Doch niemandt als dickmael gesien, en bekent zijnde, sal veel beschrijvingh van haer vereyschen. Sy worden by alle Volckeren gevonden uytgesondert in Moorenlandt, en in de Nieuwe Werelt. Des Somers naer den aert der Vogelen, in wiens nesten sy haer eyeren nederleggen, onthoudense haer op Boomen, of Steenklippen, en op de Oevers der Revieren. Des Winters verbergen sy haer in de holte der Aerde, Steenen, en Bomen. Daer wordt voor een klucht vertelt, dat men der een in een hol block van een Boom verborgen heeft hooren roepen, als 't in den Oven gesteecken was, om heet te maecken. Haer spijs zijn Muggen, Rupsen, Graen, ende Vleesch, om dat men seght, dat de Koeckkoecks Iongen, de Iongen van de Vogels die haer uytbroeden, als oock de Ouden selfs, alsse groot worden op eeten. Hy is kout van aerdt, en leght somtijdts 1 a 2 eyeren, en dien in 't nest van den Ringelduyf,

[pagina 233]
[p. 233]


illustratie

Leeuwerick, Geelvinck, en voornamentlijck Grasvinck, dewelcke dien, en niet sy selfs, of door de koude gestalte haers lichaems, ofte haer vreesachtigheydt, uytbroeden. De oorsaeck dat hy sijn eyeren in andere Vogels nesten leydt, meenen sommige dese te zijn, om dat hy weet, dat hem alle andere Vogelen doodt vyandt zijn, ja selfs de alderkleenste hem plagen, daerom dese list gebruyckt, op dat sijn geslacht soude behouden blijven. Daer is oock een seecker geslacht dat in klippen nestelt. 's Winters alsse haer met de Swaluwen, en Beer verbergen, zijnse sonder veeren, en sitten gepluckt in de holle gaten, en onderhouden haer met 't geense Somers hebben vergadert. 't Vleesch van de jonge Koeckkoeck is soet, en uytnemende malsch. Haer vlucht is kort, afgebroken, en leegh by der aerde; Haer stem, en naem is een. Wordt op sommige plaetsen tot 't leste van Hoymaendt, en by ons tot S. Ians-dagh gehoort.

Den Quackel sijn gedaente, gestalte, als oock coleur sullen wy niet aenteyckenen: het Wijfken, en Manneken zijn eenighsins in verwe onderscheydelijck, het een aerdt, en rosachtiger, den ander de bek bruynder, en hayriger, de beenen minder geel. Sy onthouden haer in Delos, de bocht van Arabien, in 't hoogh Ethiopien, Medera, en Caprea seer veel. Ontrent Cerampolis zijnse soo overvloedig, dat 't tegenwoordig Porto de Qualeis, of Quackelhaven ghenoemt wordt. Worden met groote menigte uyt Africa in 't landt van Napels overgejaeght, en vallen op de Schepen, datse met de handt gegrepen worden. Dit waren die Vogels, aen welcke 't Volck Israëls in de Woestijne omzwervende alsse Godt versochten, en om vleesch riepen, haer doot aten, soo datse tot een straf by duysenden met het vleesch tussen de tanden stierven. Sy vliegen traegh, en hebben in 't vervlieghen een Heyrvoeder Ortygometra ghenoemt, die, soo ras hy te Lande komt, en gesien van den Havick, opgesnapt wordt.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken