Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het schouw-toneel der aertsche schepselen (1672)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het schouw-toneel der aertsche schepselen
Afbeelding van Het schouw-toneel der aertsche schepselenToon afbeelding van titelpagina van Het schouw-toneel der aertsche schepselen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (50.01 MB)

ebook (49.96 MB)

XML (0.86 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/aardrijkskunde-topografie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het schouw-toneel der aertsche schepselen

(1672)–J. van Hextor, P. Nijlandt–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Afbeeldende allerhande menschen, beesten, vogelen, visschen, &c. Met een beschrijvende haer gestalte, hoedanigheden, natuur, krachten, eygenschappen, en genegentheden; met 160 figuren


Vorige Volgende
[pagina 284]
[p. 284]

Van de Rontvisschen, den Schnatvisch, Orbis Spincsa, &c.

PLinius alleen vermelt van den Rondtvisch, en seght, dat het een heel harde Visch is, die Orbis genoemt wordt, welcke rondt, sonder schobben, maer alleen uyt een hooft bestaet. Gesnerus meent dat hy het kranium, of beckeneel van Apulejus is, om dat hy in groote, ronte, en gelijckheyt van tanden met de Mensch over een komt. Rondeletius heeft drie geslachten van dese Visschen beschreven, Aldrovandus voeghter de vierde by. Of nu de eerste, dan de tweede den Schnatvisch, en de derde den Spincsa is, sullen wy in 't midden laten. De eerste uytgenomen de staert, is t'eenemael bykans rondt van ghestalte, sonder schobben, en met een dappere harde huydt bedeckt, vol scherpe angels, ruw, sonder snuyt, en daerom vertoont sich geen teken van een hooft. Heeft een kleene mondt, in welcke aen wederzijden twee groote breede tanden geplaetst zijn. Boven den mondt staen twee kleene gaetjens tot wercktuygen van 't gehoor, of den reuck dienende, netto gelijck in het afbeeldtsel van de Schnatvisch vertoont wordt; en middelbare oogen, ontrent het middenlijf is wederzijdts een half kringhrondte opening van kuwen, alwaer hy (soo Salvianus hem beschrijft) aen elcke zijde een niet heel groote, maer ronde vin heeft. Het achterlijf eyndight in een korte ronde staert, welckers uyteynde met een breede, en half maenswijse ronde vin begaeft is; van welckers midden, en bovendeel een vin oprijst, een ander hanght aen het onderdeel vast. Sijn verf is aschgrauw, met eenige breede donckere streepen uyt het midden van de Visch voortkomende, die het achterdeel tot de staert toe doorstreepen, en vercieren. Dese Visch onthoudt sich ordinary in de Egyptische Zee; schiet oock in de Nijl, en wordt in de mondt van dien, Saiticum genoemt, gevangen. Om sijn ongemeenheyt wordt de afgetrocken huydt met wol opgevult, en tot cieraed opgehangen.

Van dit geslacht zijnder oock die de naem van Scutifer, of Schild-drager hebben, welcke in de Noordtzee gevangen worden, dese zijn rondt van lijf, slijmerigh, het hooft van dien vertoont sich veel meer uytwendigh als de andere. Den mondt is grooter, de tanden kleender, maer meer in getal, de oogen heel rondt, en kleen, de openingh der kuwen grooter, en tusschen die twee vinnen, onder welcke een borstbeen de gedaente van een schildt verbeeldende; waer van hy sijn naem heeft. De staert alleen eyndight in een breede vin, anders is hy onder, en boven van vinnen ontbloot. Van het hooft heeft hy ey-ronde beenders, tusschen welcke eenige angels staen. Het is een ongemeene Visch die niet eetbaer is.

De derde Spincsa, of om dat hy angels, als een Egel heeft, Orbis Echinatus ghenoemt, heeft soo veel pinnen, dat men hem met de handt niet kan aentasten, als aen 't uyterste van de staert. De gedaente van dien verbeeldt de Plaet genoeghsaem. Daer zijnder die hem niet oneygentlijck een Zee-Steeckelvarcken noemen. Andere houden dese den Schutter van Aelianus te zijn, dewelcke geseght heeft, dat dit een Visch van de Roode-zee was. Het is seecker en gewis, dat den Sagittarius, of Schutter in de Zee voortgeteelt wordt, en met veel vaste lange angels gewapent, de gedaente van van den Egel vertoont. Doch die de Visschen van de Roode-zee gesien hebben, sullen daer seeckerder van oordelen, als wy, diese noyt ghesien hebben, schrijven.

De vierde, die Aldrovandus daer by voeght, komt in gestalte van mondt met de schildtdragende over een. De Stellatus, Asterias, of gesternde is alsoo ghenoemt, om dat hy met starretjes bezaeyt is. Verscheelt daer in van de andere, dat hy noch aen de kuwen, noch 't begin van de staert vinnen heeft; maer boven op het midden van den rugh. De vinnen van de staert zijn aen 't eynde groen.

Onder dese ronde Egelvisschen kan men noch twee andere betrecken, de welcke

[pagina 285]
[p. 285]


illustratie

(schoonse langwerpig zijn) Gesnerus nochtans oordeelt daer onder gestelt te moeten worden, soo, om datse angels, gelijck de andere, op den rugh dragen, als oock om datse van het slijm, dat haer uyt de mondt loopt, in 't gemeen Snot-tolf heeten. De eerste (seght Gesnerus) was van verf ontrent den rugh als de Landt-Kickvorschen, ontrent de zijden, en onderwaerts uyt den blauwen, en groen vermenght, hy verhaelt oock, datter by Antwerpen aschgrauwe gevangen worden.

De ander, oock Snot-tolf, of Zeehaes genoemt, is negen duym, en twee handt breedt langh, een handt breedt: ontrent het midden, voornamentlijck het hooft wordt hy spitser, maer meest na de staert; de middenrugh is verheven, met verscheyden rondtachtige stippen geteeckent, en met driekantige angels, in drie of vier ryen verdeelt, beset; de openingh van de mondt is byna ey-rondt. Twee vinnen zijn aen de kuwen, een aen 't eynde van den rugh, een ander aen 't eynde van de buyck geplaetst, tusschen welcke 't achterlijf afgescheyden, verdeelt, en onderscheyden wordt. De staert is in drien gespleten. Die dese overgesonden heeft, seght dat hy heel snotterigh is, noch been, noch visch heeft, en alleen met een slijmerige vocht vervult is. Sy zijn seer zwaerlijck te vangen, want als sy de angel, of het net vernemen, maken sy alles met haer snot soo slibberigh, datse met een t'samen ghetrocken huydt licht ontsnappen. Het schijnt dat hy de andere Snottolf in sachtigheyt van visch, en driekantige angels gelijck is.

Arent Nyland, de Broeder van wijlen Doct. P Nyland heeft hier tot Amsterdam een Visch (welcke de Visschers Snot-tolf noemden) gekocht; was anderhalf voet langh, een halve dick, hadde voor den graet een kraeckebeenige streep door 't lijf; den kop als de andere Snot-tolfs. Aen den hals een sponghsachtige roos.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken