‘Was dat nou nodig?’ antwoordde Jacob.
De Vos reageerde daar niet op. ‘We blijven zo liggen,’ zei hij kort.
‘Okee, kaptein.’
Jakob verdween. Hij was het langst aan boord van dit schip. Hij kende alle verborgen hoeken van de Unicum; verfhokken en bergplaatsen, kettingbak en peilpijpen. Hij wist de plaatsen waar ratten het liefst zouden nestelen, waar kakkerlakken in de kou wegkropen en waar ze hun broedplaatsen pleegden te hebben, als het schip in tropische wateren voer.
Even later scharrelde hij met zijn mannen door de voorkuil; één hand voor het schip en één hand voor zichzelf, zoals zeelieden al eeuwen pleegden te doen. Ze zetten zich schrap op het hellende dek dat - van de brug af gezien - als een wigvormig stuk ijzer in de kokendwitte zee dreef.
De Vos keek ernaar; hij beschouwde dit als routinewerk onder moeilijke omstandigheden; meer niet. Hij zag dat het goed ging, en draaide waakzaam zijn gezicht op zij, kijkend in de richting van het gebaarde gelaat van stuurman van Dorp. Berusting en opstandigheid stonden daarop te lezen.
‘Wat schort er aan, van Dorp?’ vroeg hij onverwacht. De vraag trof de stuurman volkomen ontijdig; hij zweeg, strak voor zich uitkijkend.
‘Niet naar je zin?’ vroeg de Vos fijntjes. ‘Zal ik effe een andere boot voor je aanvragen; bijvoorbeeld de mestprauw naar Wierum?’
Nog zweeg van Dorp. Henk zag zijn kaakspieren trillen, alsof hij zich stond te verbijten, en in huilen zou uitbarsten, als zijn leeftijd dat toeliet.
‘Kom bij de tijd, man,’ zei de Vos. ‘Je bent nou weer helemaal zeeman. De luwte en de warmte van Kaap Kont hebben we voorlopig weer gehad.’
‘De Ouwe heeft 'm door,’ dacht Henk Enthoven. ‘De Ouwe heeft 'm helemaal in z'n zak.’
Hijgend en druipnat kwam de bootsman terug op de brug. ‘Krijg er geen presenning op,’ zei hij. ‘Beetje motte kegge en verpakke. Niks an te doen met zu'k weer. Maar d'r zit nog een presenning onder. Die houdt het wel, hopen we. Beetje kalm an, kaptein.’
‘Okee, Jakob,’ antwoordde de Vos. ‘Blijf maar wakker.’
‘Don't worry, captain,’ zei de bootsman. ‘'t Is beneden geen lekkere hooiberg op een zomeravond.’
‘Met 'n lekkere meid er in,’ zei van Dorp, opverend van energie.
‘Ga jij maar alléén plat, van Dorp,’ antwoordde de Vos onaangedaan.