Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De wereld is een schip (1966)

Informatie terzijde

Titelpagina van De wereld is een schip
Afbeelding van De wereld is een schipToon afbeelding van titelpagina van De wereld is een schip

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.06 MB)

Scans (23.14 MB)

XML (0.51 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De wereld is een schip

(1966)–Jan Noordegraaf–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

9

Als iemands maag weer op streek komt, gaat de spijsvertering dingen noodzakelijk maken zoals die van nature bij het menselijk leven behoren, maar die in het algemeen in boeken worden doodgezwegen, misschien omdat het weinig verheffend is iemand naar de WC te laten gaan. Men hoort bijvoorbeeld wel waar Napoleon heeft geslapen en men tracht dan een stukje van dat bed mee te nemen. Ik heb nooit gehoord dat er om die reden een oude WC werd gesloopt.

Hoewel hieruit zou kunnen blijken dat de mensheid op dit punt wat terughoudend is, behoeft men maar om zich heen te kijken om te konstateren, hoe belangrijk zo'n ‘kamar ketjil’ voor de status is.

Wat de Unicum betreft was nu wel gebleken dat zeelieden tot het gewone menseras behoorden. De situatie aan boord lag zo, dat ik de aanwezigheid van zo'n hokje wel vermoedde, maar dat de precíese positie daarvan nog in nevelen verhuld lag. Terwijl alle faktoren naar een ontmoeting op dit vlak toespeelden, was ik daar nog grotendeels onkundig van. De kleine ruimte waarin wij leefden, zorgde er bovendien voor dat heel veel opvarenden betrokken geraakten bij de slechte verstandhouding tussen van Dorp en mij.

Toen ik Westland tenslotte vroeg wáár ik terecht kon, begonnen zijn pret-ogen te glimmen van puur plezier. Hij beweerde dat de zee in principe groot genoeg was voor een kleine boodschap. Ze was niet voor niets zout. Ik moest nooit denken dat ik de eerste was, die een bepaalde hoeveelheid water opdronk. Er was zelfs een spreekwoord op gebaseerd: water naar de zee dragen. Wat de grote betrof, kon ik rustig en ongestoord over de reling gaan hangen; ze waren hier aan boord zo inkennig niet.

Ik keek hem ongelovig aan; het leek me vrij ondoenlijk met dit stormweer ‘over the side’ te gaan hangen, ook al waren we inmiddels onder de Engelse wal terecht gekomen, waar de krijtrotsen een groot deel van de wind schenen op te zuigen.

[pagina 70]
[p. 70]

Westland ging altijd achter het stuurhuis; bij die bruine streep aan dek. Hij gaf me de raad een touwtje mee te nemen; dat kon ik dan vastbinden aan een uitstekend lichaamsdeel, voor het geval ik dreigde te vallen. Dat lichaamsdeel had ik als zeeman toch bijna nooit nodig.

Matroos Jantje Daalmeyer stond te schateren achter het wiel en Westland droeg de ogen vol tranen. Maar hoewel ik de lol ervan best inzag, had mijn spijsvertering - vervelend genoeg - andere ideeën. In dat speciale geval moest ik dan maar naar beneden gaan, zei Westland. Nee, niet naar die van de kapitein; dat was majesteitsschennis of zelfmoord. Ik moest maar - buitenom - naar die van de stuurlui gaan; naast de salon, beneden in het gangetje; als ik maar geen hoogmoedswaanzin kreeg.

Hij veegde de tranen uit de ogen. ‘En dan zeggen ze nog, dat je op zee niet lachen kunt. Haha! Ik zie 'm al hangen, in de blote pinahas over de reling. Man! Hou op, alsjeblieft. Ik moet er niet aan denken dat je over de muur valt; kunnen we weer terug naar Vlissingen om een nieuwe te halen.’

Ik liet hem alleen met zijn vreugde, overigens zonder een greintje rancune, want Westland ging het er niet om iemand te vernederen of te krenken; het ging hem alleen maar om de lol.

Toen ik later weer boven kwam, zag ik er bepaald opgelucht uit, maar er bleek geen spoelwater te komen, wanneer ik de kraan overhaalde. Westland zei, dat dan natuurlijk het sanitair tankje op de bovenbrug weer eens leeg was. Hij zou wel even de machienkamer vragen het op te pompen.

Hij greep naar de spreekbuis, blies er in, wachtte op antwoord en begon te roepen. Er klonken holle, vervormde geluiden van beneden; toen ging de fluitdop er weer op.

‘Pech gehad,’ zei Westland. ‘Vlaring zegt dat de boel boven bevroren zit. Je zult een emmer moeten nemen om het zakie te klaren.’

Dat deed ik onmiddellijk, kiepte mijn blauwe goed in de wasbak en liep met de emmer in de hand omlaag, op zoek naar water.

Er was plenty water, maar dat was witschuimend en woest, en sprong kwaadaardig op naar het hellende dek; net niet hoog genoeg. Wel stond er een rode kraan aan dek; met een buis eraan die naar de machinekamer liep. Daar kwam ook geen water uit.

Ik liep naar de kombuis en vroeg Joop om water. Hij wilde argwanend weten waarvoor, schrok kennelijk van het antwoord, beende naar buiten en zag tot zijn geruststelling dat zijn eigen deur nog stevig dicht zat.

[pagina 71]
[p. 71]

‘Welke gebruikt gij, edele heer; die van de stuurheren?’ Ik knikte bevestigend. Hij gaf me water, liet de tong langs de lippen glijden en verklaarde altijd tot dienstbetoon bereid te zijn. De Unicum was nou eenmaal een oud schip. Alleen de Ouwe en de meester hadden stromend water. Ik moest in het vervolg Pietje maar vragen of ie een emmertje wilde gaan pompen uit voor- of achterpiek.

Met de volle emmer wandelde ik voorzichtig terug naar de midscheeps, tilde het gewicht over de drempel van het gangetje heen en wilde de WC-deur openen; maar die zat op slot.

Alsof hij had staan wachten verscheen Van Dorp uit het niets; plotseling hoorde ik zijn stem achter me.

‘Daar kom jij niet meer op, professor Kots. Je troep laten staan, hè. ‘Da's verdomme de tweede keer!’

Een moment lang overwoog ik de volle emmer in zijn gezicht leeg te gooien; maar hij was verdwenen voordat het had kunnen gebeuren. Ik zeulde de emmer dus de trapoen maar op, waar Westland me glimlachend opving.

‘Finito?’ vroeg hij.

‘De deur zat op slot,’ zei ik.

‘Op slot?’

‘Ik mag er niet meer op van van Dorp.’

‘Wat?’ Hij begon te lachen of hij zwaar gekieteld werd. ‘Dan zal je toch over de reling moeten, mark!’

‘Maar je weet toch dat de tank bevroren zat?’ vroeg ik nog.

‘Man, schei uit!’ zei Westland. ‘Ergens is dit verdomd grappig.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken