Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De wereld is een schip (1966)

Informatie terzijde

Titelpagina van De wereld is een schip
Afbeelding van De wereld is een schipToon afbeelding van titelpagina van De wereld is een schip

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.06 MB)

Scans (23.14 MB)

XML (0.51 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De wereld is een schip

(1966)–Jan Noordegraaf–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

5

In 1897 moet Cécil Rhodes gezegd hebben: ‘Indien ge in een luchtballon zou opstijgen, hoe belachelijk zou Afrika er uit zien met zijn kleine staatjes en verdeelde volkeren.’

Vele eeuwen lang zal men Cécil nog gelijk geven; speciaal West-Afrika schijnt geschapen voor verdeeldheid, omdat onherbergzame stukken oerwoud langs een toevallige rivier al vaak een aanleiding vormden een eigen staat te stichten. Het is een groot wonder, dat hier nog grotere eenheden konden ontstaan.

Onbewust van staatkundige verhoudingen koos de Unicum opnieuw zee; op onze kaarten stonden geen landsgrenzen aangegeven, maar wel kapen en haventjes, eilanden en inhammen, rotsen en rivieren. Die alleen waren belangrijk - van zee uit gezien - en vanzelfsprekend bezagen wij ze van die kant uit, hoewel we aan de taal en de muntsoort bemerkten in onder Franse invloed staand ekwatoriaal Afrika te zijn, toen we eenmaal geland waren in Konakry, de hoofdstad van Guinee.

Voor de kust dreven een paar groenbegroeide eilanden als waakdraken, maar toen we die eenmaal gepasseerd waren, zagen we een keurig wit passagiersschip de haven binnenlopen, alsof het hier meer was geweest. Na een sierlijke bocht en een klein klapje achteruit met de soepel lopende machine, dreef het weldra stil voor de kade, en lag spoedig geruisloos gemeerd.

Direkt daarna kwam de zwaar zwartrokende Unicum langzaam de haven binnen met een sleepbootje vóór en een sleepbootje achter. Na enig hees gesis van de waterspuitende, lang niet gebruikte stoomfluit die zijn toonhoogte maar niet vinden kon, ploempte het roestige anker meters van de kade in de ondiepe haven. Terwijl de ankerketting begon uit te lopen, steeg een ragfijne roestwolk van het voorschip op, de mannen daar in de ogen bijtend.

Daarna schoof zigzaggend een motorbootje naderbij, dat moeilijk een tros overnam en daarmee naar de wal laveerde; op het voorschip vierde men traag mee. Daarna gebeurde hetzelfde achteruit, en na-

[pagina 146]
[p. 146]

dat de Unicum van het bootje nog een kopstoot in de goede richting gekregen had, kraakte het schip onzacht tegen de meeverende kade. Het dreef terug de haven in, waarbij de voortros brak en snel vervangen moest worden, met veel geschreeuw naar voor en achter van de loods op de brug.

Vlaring die waakzaam naast de kap van de machinekamer in de richting van de drukbelopen brug had gekeken, liet de wenkbrauwen eindelijk zakken; maar toen hij de Vos zag, kon hij zijn leed niet langer verzwijgen, vormde zijn handen tot een trechter, en riep: ‘Vàren gaat wel, maar anleggen is niet zo iesie!’

Kapitein de Vos, toch al kregel door de minder geslaagde aankomst, die hij aan de onkunde van de loods toeschreef, riep verontwaardigd terug: ‘Let liever op je vetloods; ze reageren beneden als slakken! Slapen jullie?’

Vlaring maakte een verontwaardigd gebaar, sjorde eens aan zijn buikriem en draaide zich laatdunkend om. Toen de Ouwe weg was, begon Joop te lachen.

‘Wat een kapsonis, meester!’ zei hij. ‘Om je dood te schamen voor je eigen schip. Twee sleepboten en nog pet.’

Vlaring kwam een stap in Joops richting. ‘Het leek de Queen Mary wel met Queen Elisabeth aan het roer,’ zei de kok. Maar Vlaring rook onmiddellijk lont of een ander soort jenever; hij staarde de kok minutenlang wreedgrijnzend aan en verdween toen naar achteren, met een laatste blik op de brugvleugel.

Joop krabde zich teleurgesteld op het hoofd en keerde verslagen terug naar de kombuis, voorbarig speeksel in zijn mond droefgeestig doorslikkend.

Bij de ingang van de machinekamer lette Vlaring intussen nog steeds op enige reaktie van de brug, ten teken dat het manoeuvreren afgelopen was, en dat de mannen uit de machinekamer boven konden komen; maar er gebeurde niets.

Toen de Ouwe weer verscheen, gaf Vlaring een harde schreeuw en zwaaide verduidelijkend met zijn onderarm, om de telegraaf na te bootsen. Direkt daarna rinkelde de telegraaf beneden, ten teken dat de machine op ‘klaar’ gezet kon worden. Vlaring schudde de vuist en ging hoofdschuddend omlaag.

‘Waarom kon dat nou niet vlugger? Waarom dachten die lui altijd aan zichzelf en niet aan de mensen die beneden bij die bloedhete machine stonden?’

Ik grinnikte; aan dek staande had ik alles gezien, maar op dat moment interesseerde het me niet. De Unicum kon me gestolen worden, zodra de gangway er lag, smeerde ik 'm, de wal op.

Niemand zou me ditmaal tegenhouden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken