zelf te behouden, en het leven verder precies te nemen als het zich aandiende; carpe diem, de dag moest inderdaad geplukt worden, zoals alleen Westland scheen te doen met een bijna absurde volledigheid en overgave, zonder problematiek.
Het verhaal van Joops pijnlijke kunstgebit was natuurlijk groot nieuws gebleken aan boord. Joop stond op 'n gegeven moment midden in een kring van lachende toeschouwers en leek op de regisseur van een grote spektakelfilm over de zeevaart, waar figuranten omheen dromden. Hij liet zich vele malen als een paard in de bek kijken, een gelegenheid waarvan Westland dankbaar gebruik maakte door hem een geschilde, overrijpe banaan diep in de keel te duwen. Zelfs Vlaring lag slap van de lach.
Wiebe vroeg bezorgd hoe oud Joop al was, en of hij vroeger altijd zijn tanden had gepoetst; het leek hem vreselijk een kunstgebit te hebben, net of je al een beetje dood was.
Er heerste aan tafel een bijna geanimeerde stemming; de kust had ons nu wel in haar greep, we hadden ons erbij neergelegd. Wiebe vertelde hoe hij die middag een prachtige groene parkiet had gekocht van 'n neger; driehonderd franken had het ding gekost en hij leek het waard, want hij ging rustig op je schouders zitten en gaf kopjes. De neger had hem zelf op Wiebes schouder gezet.
‘Pas volée,’ had de neger gezegd, en dat betekende natuurlijk, dat het beest niet vliegen kon.
‘Helemaal niet!’ zei Joop bij de deur: ‘Het kan even goed betekenen: niet gestolen!’
O, nou ja; Wiebe was trots doorgelopen met het beest op zijn schouder, maar driehonderd meter verder had hij uit de bushbush een schel gefluit gehoord, toen vloog het beest in die richting pijlsnel weg.
We vonden het toch een goeie mop. De meester zei lachend, dat zoiets hem ook wel eens overkomen was, vele jaren geleden; misschien was het dezelfde parkiet wel geweest. Was ie ook grijs, net zoiets als hij? Sjongejonge; dat beest had dan z'n geld in die jaren wel opgebracht!
‘Je had 'm vast moeten houden!’ zei ik.
‘Zeker in m'n klauwen laten bijten!’ antwoordde Wiebe verontwaardigd. ‘Reken d'r maar op, dat dat beest boesoek afgetraind was!’
Het was tjokvol in de messroom; het muskietengaas voor de poorten en de vliegedeur gaf ons een schamelende rust tegen de insekten die op het licht afkwamen. Met de binnenkomende Pietje kwam een zwerm mee naar binnen die we jagend en slaande de baas trachtten te worden.